Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 19 februari 2014, over Gewasbeschermingsmiddelen en bijensterfte - Gewasbeschermingsbeleid - Hoofdinhoud
Dit verslag van een algemeen overleg is onder nr. 262 toegevoegd aan wetsvoorstel 32372 - Implementatie van Europese regelgeving voor gewasbeschermingsmiddelen i, dossier 27428 - Beleidsnota Biotechnologie en dossier 27858 - Gewasbeschermingsbeleid.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Gewasbeschermingsbeleid; Verslag van een algemeen overleg; Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 19 februari 2014, over Gewasbeschermingsmiddelen en bijensterfte |
---|---|
Documentdatum | 03-03-2014 |
Publicatiedatum | 03-03-2014 |
Nummer | KST27858262 |
Kenmerk | 27858, nr. 262 |
Commissie(s) | Economische Zaken (ez) en Infrastructuur en Milieu (IenM) |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2013–2014
27 858
Gewasbeschermingsbeleid
Nr. 262
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
Vastgesteld 10 april 2014
De vaste commissie voor Economische Zaken en de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu hebben op 19 februari 2014 overleg gevoerd met Staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken en Staatssecretaris Mansveld van Infrastructuur en Milieu over Gewasbeschermingsmiddelen en bijensterfte.
(De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Hamer
De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu, P. Jansen
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Franke
Voorzitter: Verheijen Griffier: Peen
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Dik-Faber, Van Gerven, Geurts, Graus, Jacobi, Lodders, Ouwehand, Schouw en Verheijen,
en Staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken en Staatssecretaris Mansveld van Infrastructuur en Milieu, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministeries.
Aanvang 18.03 uur.
De voorzitter: Ik heet welkom de Staatssecretaris van Economische Zaken, de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, evenals een aantal Kamerleden en de mensen op de publieke tribune. Dit algemeen overleg gaat over gewasbeschermingsmiddelen en bijensterfte. Op de agenda staat een groot aantal brieven van de zijde van de regering. We hebben in totaal drie uur uitgetrokken voor dit overleg, tot 21.00 uur. Ik stel voor om te beginnen met een spreektijd van zes minuten per fractie en in eerste termijn één interruptie per fractie. Dan houden we, denk ik, voldoende tijd over voor het debat met het kabinet. We gaan beginnen en ik geef het woord aan mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik wil beginnen met een compliment aan de Staatssecretaris van Economische Zaken over iets waar ik eigenlijk helemaal niet blij mee ben, maar ik las dat zij heel inventief is omgegaan met de Europese regels over het verruimen van de mogelijkheden voor pulskorvissers. Ik ben daar niet van, want ik vind dat er nog heel veel ellende is rondom de pulskorvisserij. De Partij voor de Dieren is dus niet voor verruiming van de mogelijkheden daartoe, maar de Staatssecretaris heeft wel heel creatief gezocht naar een manier waarop ze toch kan doen wat de Kamer haar heeft gevraagd. Dat zie ik graag: ook andere lidstaten of de Europese Commissie eens trotseren. Die houding, daar houd ik wel van. Kijk ik dan weer naar wat er nodig is om het enorme probleem van de bijensterfte aan te pakken, dan denk ik: daarin zou ik die houding ook graag willen zien, maar daarin bespeur ik bij beide Staatssecretarissen eerder een mentaliteit van «wij kunnen niet meer dan dit», en dat vind ik jammer.
Ik neem een aantal punten door. Niet alles is direct gelinkt aan de bijensterfte, maar al het gif dat wij gebruiken in de landbouw heeft, hoe je het ook wendt of keert, negatieve effecten. Die stoffen zijn er niet voor niets. Ze zijn echt bedoeld om organismen dood te maken. Soms is het organisme in kwestie een plaagdiertje dat jouw planten opeet, maar andere organismen hebben er ook last van. We moeten daar ontzettend voorzichtig mee zijn en die stoffen zo snel mogelijk uitbannen. Om te beginnen met metam-natrium: de Partij voor de Dieren heeft in Kamervragen gesteund door een meerderheid van de Kamerfracties aan de Staatssecretaris gevraagd of zij bereid is, de ontheffing op dit al verboden grondontsmettingsmiddel in te trekken. De Staatssecretaris heeft geantwoord: ik heb de ontheffing al verleend, dus intrekken kan niet. Daar is de Partij voor de Dieren wel teleurgesteld over. Dat middel staat niet voor niets al heel lang op de lijst van middelen waar we vanaf moeten. Dat je de mogelijkheid hebt om ontheffing van dat verbod te verlenen, betekent nog niet dat je dat ook moet doen, zeker niet als je eigen College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) zegt dat dit onverstandig is. De vraag is dus of de Staatssecretaris er spijt van heeft en of zij hier kan toezeggen dat 2014 echt het allerlaatste jaar is waarin dat middel in de Nederlandse landbouw mag worden gebruikt. Graag een toezegging op dat punt.
De heer Graus (PVV): Ik had eigenlijk al een paar minuten geleden een interruptie willen plegen, dus ik moet even terug in haar betoog. Ik hoorde mevrouw Ouwehand zeggen dat het middel ook goede organismen doodt, maar dat mag niet het uitgangspunt zijn. Daar wil ik graag een reactie op, want zelfs de honing van de bijen waar het hier over gaat, werkt in bepaalde gevallen anti-, pre- en probiotisch. Zelfs honing! Als mevrouw Ouwehand een longontsteking krijgt, krijgt zij een antibacterieel middel, dus een antibioticum, wat ook de goede darmflora van mevrouw Ouwehand zal vernietigen. Het mag toch niet de maatstaf zijn dat we zomaar gaan zeggen: alles wat micro-organismen doodt, mag niet meer. Dat kan niet, anders kunnen geen mens en dier meer overleven op deze aarde.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Nee, zo bedoel ik het ook niet, maar in zes minuten spreektijd kan ik niet al die onderliggende onderbouwingen meegeven. Als de heer Graus het even wil verifiëren: zo zie ik het niet, maar we kunnen vaststellen dat van spul dat je uitvindt om organismen te bestrijden, chemische bestrijdingsmiddelen, niet alleen de organismen het loodje leggen wier bestrijding de middelen tot doel hebben, maar bijvoorbeeld ook bijen, zoals wij weten, vlinders, motten en allerlei andere organismen die we niet kunnen missen in ons ecosysteem. Zo heb ik het bedoeld.
Voorzitter. Dan kom ik te spreken over het Europees moratorium op neonicotinoïden. De Staatssecretaris is, het moet gezegd, voortvarend aan de slag gegaan met de motie die hierover in de Kamer is aangenomen, maar we moeten ook zien dat het Europese spoor helaas is doodgelopen. De voorstellen die de Commissie nu heeft gedaan, betekenen dat het gebruik van ruim 80% van de gevaarlijke neonicotinoïden en fipronil buiten schot blijft. Dat laat zich toch niet rijmen met de houding die ik ook bij de Staatssecretaris heb geproefd, dat de risico’s voor de bijen en onze zorgen daarover onverminderd groot zijn. Die zorgen verdwijnen natuurlijk niet als Europa te weinig doet of als we in Europa te weinig voor elkaar krijgen. Ik roep de Staatssecretaris op om stappen te zetten in de richting van het nationaal treffen van maatregelen. Ik hoop dat ze dat kan toezeggen. Het betekent dat er procedures moeten worden opgestart waarbij de bewijslast wordt omgekeerd, en als uit die procedure blijkt dat de genoemde middelen op geen enkele manier gevaarlijk zijn, is er niets aan de hand. Wordt dat echter niet aangetoond, dan moeten we vanuit het voorzorgsbeginsel die middelen ook in eigen land van de markt kunnen halen. Graag een reactie van de Staatssecretaris op dat punt. We moeten die nationale stappen wel zetten. Anders zouden we met elkaar zeggen: jammer dan, dan hebben we straks maar geen appels meer en moeten we andere dingen gaan eten.
De Kamer heeft een motie aangenomen om de verkoop van neonicoti-noïden aan particulieren te verbieden. Het moet me van het hart dat het de Partij voor de Dieren verbaast dat de Staatssecretarissen een instituut als het Ctgb machtiger lijken te willen maken dan de Tweede Kamer. Natuurlijk kijken Ctgb en Kamer met elkaar naar risicobeoordelingen, toetsingen en noem maar op, maar aan het einde van de dag is er een politieke verantwoordelijkheid om de uitkomsten daarvan te wegen en daarnaar te handelen. Die politieke verantwoordelijkheid heeft erin geresulteerd dat de Kamer heeft gezegd: we willen niet dat die stoffen nog aan particulieren worden verkocht. De Staatssecretarissen zeggen dat dit verbod niet hoeft, omdat het Ctgb het niet nodig vindt. Dat stadium waren we echter al voorbij. Daarom hebben wij de motie ingediend en daarom is de motie ook aangenomen. De Kamer heeft gezegd: wij vinden verkoop aan particulieren onvoldoende verantwoord. Ik snap dus niet waarom die motie niet kan worden uitgevoerd. Tegen de boeren zeggen we immers ook: we moeten het gebruik van die middelen aan banden leggen. Dan kun je het echt niet maken om ze aan particulieren wel te blijven verkopen. De hoeveelheid neonicotinoïden die we jaarlijks in Nederland verkopen, is voldoende om 200 miljoen bijenvolken te doden. Me dunkt dat het van belang is om dat terug te dringen.
Dan de motie die ik heb aangehouden om de verkoop van biociden en bestrijdingsmiddelen voortaan van achter een toonbank te doen, zodat mensen niet ondoordacht hun karretje in het tuincentrum volladen met stoffen waarvan ze nauwelijks weten wat ze allemaal doen. In Duitsland werkt dit al erg lang. Daar is zelfs de Duitse tuinbranche volledig voorstander van. Ik stel dus voor dat we dat alsnog gaan doen, ook al heeft de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu allerlei belemmeringen in haar brief geschetst.
Tot slot kom ik te spreken over schimmelresistentie. Ook daarover is in de Kamer een motie aangenomen. Binnen zes maanden vanaf december 2013 moet er een actieplan liggen. Dat is dus voor de zomer. Nu heeft het kabinet aan Royal Haskoning gevraagd om een studie te doen naar schimmelresistentie. Ik was daar niet erg van onder de indruk. De eerste bron die genoemd wordt, is Wikipedia. Dat kan een 16-jarige vwo-scholier ook. Wat heeft dat onderzoek gekost? Zou het niet verstandig zijn om te spreken met de onderzoekers van de Radboud Universiteit, die er nu juist op wijzen dat die resistente schimmels erg lijken op vijf soorten fungi-ciden die we hebben toegelaten in de landbouw? Ik verwacht een serieus actieplan, dus ik vind dat het kabinet meer moet doen dan alleen Royal Haskoning een rapportje laten schrijven. Kan ik een toezegging krijgen dat het kabinet inderdaad met Radboud in gesprek gaat om dit probleem serieus aan te pakken?
Mevrouw Lodders (VVD): Ik moet een keuze maken, nu ik maar één interruptie heb. Het is niet heel erg gebruikelijk dat ik die pleeg aan het adres van mevrouw Ouwehand, maar ik wil graag de reactie van mevrouw Ouwehand horen. Ik vind dat zij heel erg op de stoel van de deskundige gaat zitten. Waar hebben wij gerenommeerde bureaus als het Ctgb voor?
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dat is een goede vraag. In ieder geval niet om de volksgezondheid te beschermen, als je de resultaten van de afgelopen jaren zo beziet. Er is veel kritiek op de toetsingsmodellen die worden gebruikt om te beoordelen of een stof enigszins veilig op de markt kan worden gebracht. Dat weet mevrouw Lodders ook. Er is kritiek op de modellen die de European Food Safety Authority (EFSA) heeft gebruikt en er is kritiek op de manier waarop het Ctgb werkt. We horen van onafhankelijke wetenschappers dat die toetsingsmodellen tien jaar achterlopen op de stand van zaken in de wetenschap. Ik ben er dus niet gerust op als het Ctgb zegt: er is helemaal geen probleem met neonicotinoïden in middelen die je aan particulieren verkoopt, zeker niet als ik van andere wetenschappers hoor wat de hoeveelheden zijn. Als je daar 200 miljoen bijenvolken mee kunt omleggen, dan denk ik dat het Ctgb zijn werk niet goed doet. Gelukkig hebben we hier een eigen zelfstandige verantwoordelijkheid om de risico’s nog eens te wegen.
Mevrouw Lodders (VVD): De Kamer heeft inderdaad een verantwoordelijkheid, maar wij zijn afhankelijk van deskundigen. We hebben daarvoor het Ctgb in Nederland. In een van de stukken staat dat een internationale commissie het werk van het Ctgb heeft onderzocht. Dan vraag ik mij toch oprecht af of het verstandig is – en dan druk ik me nog zwak uit – dat Kamerleden op de stoel van een deskundig bureau zoals het Ctgb gaan zitten.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Als mevrouw Lodders het niet erg vindt, houdt de PvdD wel degelijk rekening met rapporten die verschijnen uit onafhankelijke en onomstreden bron, namelijk de zelfstandig functione- rende wetenschap, waarbij ook geen sprake is van belangenverstrengeling in de zin dat studies, die met geld van de aanvrager zijn uitgevoerd, niet te controleren zijn in hoe ze gewogen zijn door het Ctgb. Als de VVD het goed vindt, houdt de Partij voor de Dieren een open blik en hanteert ze het voorzorgbeginsel bij het toelaten van gevaarlijke middelen op de Nederlandse markt.
De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Ik ben blij dat er nu een driejarig bevolkingsonderzoek komt naar de effecten van bestrijdingsmiddelen op de gezondheid van omwonenden. In 2011 heeft de SP dit ook al voorgesteld. Als dat voorstel toen was overgenomen, dan waren we nu al een heel eind op weg. Maar we kijken voorwaarts en het is goed dat het kabinet nu voortvarend aan de slag gaat met het advies van de Gezondheidsraad. Er mag niet meer gedraald worden en de gevaarlijkste middelen, waarvan metam-natrium er een is, moeten onmiddellijk verboden worden. Ik pleit voor een totaal verbod dus. Graag hoor ik daarop een reactie.
We zijn ook voorstander van een volledig spuitvrije zone. Wil het kabinet een spuitvrije zone van 12 meter instellen, zoals ik al eerder heb bepleit? De Staatssecretaris schreef in haar brief dat het instellen van een spuitvrije zone juridisch gezien moeilijk is. Dat is een interessante opmerking. Erkent de Staatssecretaris daarmee dat de juridische positie van gifproducenten sterker is dan de volksgezondheidsbelangen van omwonenden? Als het antwoord daarop ja is, dan moet de conclusie zijn dat we gezondheidsbelangen sterker in de wet moeten verankeren, door handelen op basis van voorzorg mogelijk te maken. Is het kabinet bereid om dit te onderzoeken? Moeten de wet en de Europese richtlijnen niet worden aangepast? Of zijn er, omgekeerd, mogelijkheden om producenten van neonicotinoïden aansprakelijk te stellen voor de schade die is ontstaan door de bijensterfte?
De voorzitter: Ik zie dat mevrouw Ouwehand u wilt interrumperen. Ik wil er ook even op wijzen dat de brief waaraan u refereert, vandaag niet op de agenda staat. Het is uw recht om te spreken over alles waarvan u denkt dat het hier thuishoort, maar ik wil daar wel op wijzen. Het is dadelijk aan de Staatssecretarissen of ze daar vandaag op willen reageren. Ik zie dat dit ook het punt was van mevrouw Ouwehand, dus gaat u verder.
De heer Van Gerven (SP): Slechts 65% van de bedrijven heeft een risico-inventarisatie laten doen en daarbij is amper aandacht besteed aan het cruciale aspect van de blootstelling van werknemers aan bestrijdingsmiddelen. Werknemers zijn ook vaak heel jonge mensen, tieners. Wanneer heeft 100% van de bedrijven voldoende aandacht voor de risico’s van gif voor werknemers? Wat is de doelstelling van het kabinet? Kort voor dit overleg ontvingen we een reactie van het kabinet op het rapport A Poisonous Injection. Ik moet zeggen dat ik de reactie van het kabinet mager vond. Ik wil op één punt dat in het rapport naar voren kwam, toch graag een toelichting van het kabinet, namelijk belangenverstrengeling bij EFSA. Het blijkt dat 52% van de EFSA-mensen een band heeft met de belanghebbende industrie. 5 van de 23 hebben zelfs een functie in de lobbyorganisatie International Life Sciences Institute (ILSI). Slechts 6% is actief wetenschapper. Dat is toch wel heel ernstig. Hoe is het gesteld met de onafhankelijkheid van EFSA? Zou die samenstelling niet moeten veranderen?
Meten is weten. Het is goed dat gebruikers nu de middelen moeten bijhouden in de gewasbeschermingsmonitor. Hieruit moeten natuurlijk wel geaggregeerde gegevens naar de Kamer toe komen. Ik zou graag een overzicht willen waaruit blijkt in welke hoeveelheden middelen van welke zwaarte per jaar gebruikt worden. Parallel aan de discussie over het gebruik van antibiotica in de veehouderij hoor ik graag wat nu eigenlijk de doelstelling is op dat gebied. Kan er een doelstelling komen, dat het gebruik bijvoorbeeld met een bepaald percentage moet zijn teruggebracht in 2015 of 2016? Is het kabinet bereid om zo’n doelstelling te formuleren? Dan kom ik te spreken over de heffing op bestrijdingsmiddelen. We hebben een reactie gehad van het kabinet, dat dit vraagstuk heeft onderzocht. Het is niet de enige maatregel – dat klopt en dat zegt het kabinet ook – maar het is wel een effectieve maatregel. Het zet wel zoden aan de dijk. Dat is vaak met dit soort heffingen het geval. In de reactie wordt verwezen naar onderzoek naar de prijselasticiteit uit de jaren tachtig en negentig. Dat is toch wel heel erg gedateerd, zou ik willen zeggen. Dan het College toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biocide, Ctgb. Ik heb gelezen dat van de 128 medewerkers er slechts zeven toxicoloog zijn. Een groep medewerkers heeft helemaal geen wetenschappelijke kwalificaties, maar doet wel beoordelingen. De wetenschappers die er rondlopen, hebben een zeer lage trackrecord op het gebied van publicaties. De vraag is of zo’n organisatie in staat is om tegenwicht te bieden aan de industrie. Wordt er zelfstandig onderzoek gedaan, of vertrouwt men nog steeds blind op de onderzoeksgegevens die de industrie aanlevert? Wordt er ten minste onafhankelijke wetenschappelijke literatuur in de beoordeling betrokken? In welke mate gebeurt dat? Is er een maatschappelijk dialoog op gang gekomen? Vinden er frequent goede inhoudelijke gesprekken plaats met omwonenden, met milieuorganisaties en met waterbedrijven? Dat is ook een belangrijke eis. Waterbedrijven worden immers met hoge kosten geconfronteerd door de frequente overschrijding van bestrijdingsmiddelen in het oppervlaktewater. Met name de overschrijding van imidacoprid is enorm. Toch zien we geen enkele beweging op dit punt in het beleid van het Ctgb. Je zou toch denken dat het feit dat er overschrijdingen zijn, standaard zou moeten leiden tot opschorting of inperking. Als we kijken naar het verbod op de neonicotinoïden, dan behelst dat slechts 15% van het totale gebruik. Dat schiet ook nog niet echt op.
Hoe kan het dat PAN Europe alle Ctgb-beoordelingen als foutief kwalificeert en de peer review die gepleegd is, geen enkele? Dat verschil is heel erg groot en ik wil het kabinet voorleggen of het niet toch een idee is om een onafhankelijke jurist bijvoorbeeld te laten kijken naar een representatieve selectie. Die kan dan ook gelijk kijken of de EFSA-richtlijnen direct en goed worden uitgevoerd door het Ctgb. Ik heb namelijk begrepen dat er nu eigenlijk één EFSA-richtlijn is voor de beoordeling van gecombineerde effecten van verschillende middelen. De vraag is wanneer het Ctgb hiermee aan de slag gaat.
Tot slot nog één zin: moties dienen te worden uitgevoerd en de motie over neonicotinoïden voor particulier gebruik – het is ook al door mevrouw Ouwehand genoemd – moet echt onverkort worden uitgevoerd, vinden wij.
De heer Geurts (CDA): Voorzitter. Ik wil mij aansluiten bij de woorden die mevrouw Ouwehand sprak tegen Staatssecretaris Dijksma over het behaalde resultaat bij de pulskorvisserij. Daarmee houdt het aansluiten bij de woorden van mevrouw Ouwehand ook op voor vanavond. Gewasbeschermingsmiddelen zijn belangrijk voor onze voedselproductie. Ze zorgen ervoor dat misoogsten door insectenplagen, virussen en bacteriën kunnen worden voorkomen. Hierdoor is het mogelijk om voldoende voedsel te produceren voor een groeiende wereldbevolking. In Nederland hebben we prachtige vruchtbare grond, waar wij dankbaar gebruik van willen maken. Door gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken, verbeteren we de opbrengst en dat komt ten goede aan iedereen.
De land- en tuinbouwsector heeft heel grote stappen gezet om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen te verduurzamen en waar mogelijk te beperken. Zo zijn de emissies in het oppervlaktewater met 85% geredu- ceerd. En de residuen op in Nederland geproduceerde groente en fruit zijn de laagste ter wereld. Dat het altijd beter kan, zal niemand ontkennen, maar laten we trots zijn op de behaalde resultaten. Uit het onderzoek van LEI/CLM blijkt dat het vergroten van teeltvrije zones een heel dure en weinig effectieve maatregel is. Daarom ben ik blij dat deze maatregel door mijn motie nu van de baan is. Uit dit onderzoek blijkt ook dat verplichte zuivering onbetaalbaar is voor bedrijven die dat niet al hebben. Een inkomstenverlies voor de glastuinbouw van 12,5% is niet te dragen voor deze sector. Er moet een oplossing gevonden worden voor glastuinders die deze zuivering niet kunnen betalen. Is het kabinet bereid om voor glastuinders af te zien van deze verplichting? Zo nee, welke alternatieven ziet het kabinet dan wel?
We hebben het vandaag ook over het gebruik van metam-natrium. Metam-natrium is onmisbaar voor de teelt van uitgangsmaterialen. Daarom vraag ik de Staatssecretaris om hierover in overleg met de sector te gaan om tot een redelijke oplossing te komen.
Dan wil ik het nog hebben over de nieuwe etikettering van herbiciden, die geïntegreerd gebruik onmogelijk maakt voor kleine teelten.
De heer Schouw (D66): Even ter onderbreking van het chemische bestrijdingspromopraatje van mijn buurman, die wel heel erg op de portemonnee zit. Ik ben toch benieuwd hoe het CDA de afweging maakt tussen enerzijds het economische nut van het gebruik van die bestrijdingsmiddelen, en anderzijds de gezondheidsaspecten. Of moet ik voor dat laatste bij een andere CDA’er zijn?
De heer Geurts (CDA): Dank aan de collega van D66 voor deze vraag. Het CDA maakt allereerst de keuze voor volksgezondheid. Die staat voorop en dan pas komt de economie er ergens achteraan. Wij hebben heel mooie instanties in Nederland en ook in Europa die bepalen wat wel en wat niet kan. Mevrouw Lodders van de VVD zei het in een interruptie aan het adres van de Partij voor de Dieren ook al: we moeten vertrouwen hebben in de organisaties die we zelf als politiek, als samenleving hebben ingesteld. Dat is bijvoorbeeld het Ctgb of EFSA. Ik merk hier in de Kamer dat er een groot wantrouwen tegen deze instanties is en daar zouden wij eens mee moeten stoppen, denk ik. We moeten vertrouwen hebben in deze instanties.
De heer Schouw (D66): Ik ben wel blij met de lijn dat volksgezondheid vooropstaat. Dan is mijn vervolgvraag of de heer Geurts het ook met mij eens is dat we stap voor stap het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen moeten uitbannen, omdat ze – hoe je het ook bekijkt – heel veel schadelijke en nadelige effecten hebben.
De heer Geurts (CDA): Het laatste gaat me te snel. Ik denk dat wij als politiek besluiten moeten nemen op basis van wetenschap, en niet op basis van emotie. Ik merk in de discussie dat veel bijdragen op basis van emotie worden gedaan. Er zijn organisaties die medewerkers van EFSA of van het Ctgb bij naam noemen en daar heel rare woorden over spreken, dan lijkt mij dat de mensen uit wat mevrouw Ouwehand de zelfstandig functionerende wetenschap noemt, gewoon een kokervisie hebben.
De voorzitter: Mevrouw Ouwehand voelt zich aangesproken. Zij kan kort reageren op een persoonlijk feit.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Suggereert de heer Geurts dat de wetenschappers die ik noem, zich onheus gedragen tegenover de medewerkers van EFSA? Volgens mij heb ik dat op geen enkele manier gesuggereerd. Ik zie graag dat de heer Geurts die suggestie terugneemt, want hij doet er de wetenschappers aan wie ik refereerde, echt tekort mee.
De voorzitter: Dat staat genoteerd. Ik kijk naar de heer Geurts.
De heer Geurts (CDA): Dank voor deze interruptie, want dan kan ik het rechtzetten als het zo aangekomen is bij mevrouw Ouwehand. Dat was niet de bedoeling. Wat de zelfstandig functionerende wetenschap betreft: ik ben blij dat de wetenschap in collectieven functioneert, om geen kokervisie te krijgen. Laten wij het daar dan maar bij houden.
De voorzitter: Dan is dat opgehelderd. Er is ook nog een interruptie van mevrouw Jacobi.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Heel goed dat gezondheid vooropstaat. Dat geldt hopelijk ook voor de waterkwaliteit en hopelijk ook voor het milieu. Als het CDA echter zo stellig zegt dat metam-natrium onvermijdelijk noodzakelijk is, wil ik graag van de heer Geurts weten in hoeverre hij daar dan toch de gezondheid voorop zou stellen. Ik zou bijna zeggen: spreek met de mensen die er ernstige longaandoeningen van hebben gekregen en kijk naar de uitwerking van metam-natrium op bodems waar de biodiversiteit tot nul is gedaald. Dan kan ik mij niet voorstellen dat je als CDA’er zegt: metam-natrium, daar sta ik voor.
De heer Geurts (CDA): Ik vind het jammer dat mevrouw Jacobi niet helemaal goed geluisterd heeft. Ik zal proberen om het nog een keer te zeggen. Ik heb gezegd dat metam-natrium onmisbaar is voor de teelt van uitgangsmaterialen. Ik heb aan het kabinet gevraagd om hierover in overleg met de sector te treden, om tot een redelijke oplossing te komen. Ik heb op geen enkele manier gezegd dat ik de signalen van omwonenden et cetera niet serieus neem. Ik heb gevraagd om te komen tot een redelijke oplossing, omdat we metam-natrium ook nodig hebben voor onze voedselvoorziening et cetera.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Het zal vast aan mij liggen, maar het beeld dat de boodschapper achterlaat, is bepalend, zeg ik altijd. Ik wil het goed verstaan. Metam-natrium is vooral in de lelieteelt de grote boosdoener. We gebruiken het niet voor voedsel. Ik wil van de heer Geurts horen of het CDA bereid is om de bestaande alternatieven om aaltjes te doden, bijvoorbeeld afrikaantjes, te omarmen en, gezien de destructie die metam-natrium veroorzaakt, te zeggen: wij vinden dat metam-natrium zo snel mogelijk de wereld uit moet. Kan ik het CDA daarin meekrijgen?
De heer Geurts (CDA): Het CDA staat altijd open voor heel goede alternatieven. Daar kan mevrouw Jacobi ons in meekrijgen. Maar nogmaals, ik heb gewezen op de teelt van uitgangsmaterialen. Daarvoor is metam-natrium onmisbaar.
Voorzitter. Geïntegreerd gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is goed voor het milieu en voor de portemonnee van de teler. Daarom moet het Ctgb pragmatisch omgaan met aanvragen om een bepaald middel ruimer te mogen toepassen bij kleine teelten. Hierbij moet het Ctgb vooral kijken naar de gangbare praktijk en niet vragen om veel peer review-rapporten, want die zijn voor kleine teelten te duur. Dit is dus een pleidooi om de kleine teelten ook in stand te houden. Zijn de Staatssecretarissen bereid om het Ctgb hierop aan te sturen?
Het CDA ziet net zoals de Staatssecretaris niets in een heffing op gewasbeschermingsmiddelen. Dat zou een nieuwe lastenverzwaring voor de sector zijn en die moet absoluut worden voorkomen. De rapporten zijn er ook duidelijk in dat het weinig oplevert.
Ik kom op het gebruik van onkruidbestrijdingsmiddelen buiten de landbouw. Staatssecretaris Mansveld liep met de brief van september veel te hard van stapel, is mijn mening. Het spook van een totaalverbod werd gepresenteerd. Inmiddels is haar koers al iets gewijzigd naar aanleiding van de adviezen van de landsadvocaat en het Ctgb. Ik denk dat het goed is dat dit gebeurd is. Het CDA is daar blij mee, maar vraagt zich wel af of de Staatssecretaris nu laagrisicomiddelen blijft toestaan. De Europese Unie moet er nog een besluit over nemen wat laagrisicostoffen zijn. Kan de Staatssecretaris de invoering van een verbod niet uitstellen, totdat duidelijk is welke stoffen in Brussel aangemerkt worden als laagrisico-stoffen?
De Staatssecretaris blijft vasthouden aan een verbod, terwijl de goedkeuring van middelen door het Ctgb gewoon goed is gedaan. Ik vraag de Staatssecretaris om mij aan te tonen wat de meerwaarde is van dit verbod. Er is een wetenschappelijke afweging ten aanzien van volksgezondheid en milieu nodig om te bepalen welke middelen wel en welke middelen niet gebruikt mogen worden. Er is geen behoefte aan nodeloze kosten voor een verbod op het gebruik van onkruidbestrijdingsmiddelen, die officieel zijn onderzocht en toegelaten. Is de Staatssecretaris bereid om af te zien van dit verbod? Is de Staatssecretaris bereid om dit jaar te onderzoeken wat de kosten en andere gevolgen zijn van een verbod voor gemeenten, bedrijven en particulieren?
De heer Schouw (D66): Voorzitter. Bijen zijn onmisbaar in onze natuur en biodiversiteit voor de bestuiving van gewassen en voor de voedselproductie. Het Actieprogramma Bijengezondheid is dan ook een goede stap om bijensterfte tegen te gaan. De Staatssecretaris gaf al aan dat het werk nog niet klaar is. De acties moeten worden opgepakt en uitgevoerd. Wat opvalt in het actieprogramma is dat eigenlijk alle pijnpunten in deze discussie op een zogenaamde voorraadagenda geplaatst zijn. Zaken als heffingen, spuitvrije zones, aanscherpen van de regelgeving zijn op de voorraadagenda beland. Het klinkt een beetje als een archiefagenda. Met andere woorden: we zetten het op een lijstje, stoppen dat goed weg en praten er dan een tijdje niet meer over. Kan de Staatssecretaris ons vertellen wat precies de bedoeling is van de voorraadagenda en welke acties er op welk moment tot welk resultaat moeten leiden? Daarnaast constateer ik dat het Actieprogramma Bijengezondheid uit vier afzonderlijke pijlers bestaat. Een concentratie van kennis in een pijler is natuurlijk goed, maar wordt er dan ook voldoende over de grenzen van de pijlers heen gekeken? Het realiseren van bloemrijke akkerranden is bijvoorbeeld een mooie brug tussen verschillende pijlers, te weten tussen de pijler gewasbeschermingsmiddelen en de pijler voedselaanbod en biodiversiteit. Die bloemrijke akkerranden, die nuttige insecten aantrekken, helpen ook een handje in bijvoorbeeld het bestrijden van bladluis. Het gevolg daarvan zou kunnen zijn het drastisch terugbrengen van middelengebruik, schoon water, meer natuur en het ziet er ook nog mooi uit. Een prachtiger toekomstbeeld kun je toch niet hebben? Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om projecten die bloemrijke akkerranden realiseren, verder te stimuleren? Is daar ruimte voor in de tweede pijler? In het verlengde daarvan ligt het thema gewasbescherming buiten de landbouw. Ik zei net al in reactie op een interruptie van collega Geurts dat we naar de opvatting van mijn fractie stap voor stap af moeten van risicovolle chemische bestrijdingsmiddelen, en dat we ook stap voor stap alternatieven moeten introduceren. Dat het vrij ernstig is, zien we ook aan de voorbereiding van dit algemeen overleg. We hebben heldere brieven gehad van de waterwinbedrijven en van de waterschappen. Ook mensen die verstand hebben van de gezondheidseffecten van deze middelen hebben een duit in het zakje gedaan. Het uitbannen van die middelen is een onomkeerbaar proces dat we, denk ik, met elkaar moeten stimuleren. In haar brief schrijft Staatssecretaris Mansveld dat zij verschillende uitzonderingen op het verbod op chemische gewasbeschermingsmiddelen zal toestaan, zoals sport- en recreatieterreinen. Volgens mijn fractie is het niet wenselijk dat er op campings, speeltuinen en sportvelden waar kleine kinderen rondlopen, gebruikgemaakt wordt van chemische onkruidbestrijding. Daarom zou er moeten worden toegewerkt naar een volledige overgang naar niet-chemische gewasbeschermingstechnieken, juist voor de sport- en recreatiesector. Is de Staatssecretaris bereid om daar een harde datum voor te noemen? Laat ik, om de discussie wat aan te zwengelen, zeggen: eind 2017. Dan hebben we nog een paar jaar tijd om een overgang voor te bereiden. Vandaag heeft ook een aantal gemeenten mij gemaild met de mededeling, het al te doen, dus het kan allemaal wel, maar er moet even druk op de ketel worden gezet. Is de Staatssecretaris het inhoudelijk met mij eens dat we daar echt heen moeten? En kan zij daarvoor een harde datum noemen? Er is een uitzondering voor de zogenaamde laagrisicomiddelen en mijn fractie maakt zich daarover zorgen, want het toestaan van zogenaamde chemische laagrisicomiddelen biedt ook weer risico’s, aangezien die middelen vaak in grote volumes gebruikt moeten worden om hetzelfde effect te krijgen. Vaak moeten er andere middelen worden bijgemengd. Met andere woorden: hier wordt een etiket op iets geplakt dat onschuldig lijkt, maar als je kijkt naar de praktische toepassing, valt het met de onschuld wel mee. Wordt dan niet de ene chemische stof gewoon vervangen door de andere? Graag hoor ik hierop een reactie van het kabinet.
Het rapport van de Gezondheidsraad is al eventjes aan de orde geweest. Als ik mij goed herinner, komen we er zelfs nog plenair over te spreken. Ik vraag de Staatssecretaris om in de tussentijd alvast heel goed te kijken naar potentiële oplossingen zoals de spuitvrije zones die zo helder in het rapport staan, zeker in de buurt van woonwijken en scholen. Helpt het als de Kamer een wat dwingende motie aanneemt? Is dat voor de Staatssecretaris een steun in de rug of is het te belastend?
Mevrouw Lodders (VVD): Voorzitter. Graag krijg ik een seintje als mij nog een halve minuut spreektijd resteert.
De veelheid en variatie aan onderwerpen die zijn geagendeerd laat zien dat de maatschappelijke belangstelling voor het thema gewasbeschermingsmiddelen de afgelopen periode is toegenomen, en daarmee ook de politieke aandacht. De VVD vindt dat het debat op basis van feiten gevoerd moet worden en niet van emotie. Termen zoals «landbouwgif» passen hier dan ook naar onze mening niet in. Mijn fractie vindt dat partijen terughoudend moeten zijn met het doen van dit soort uitspraken, omdat deze onherstelbare imagoschade kunnen toebrengen aan de agrarische sector, maar ook daarbuiten, en daar is niemand mee gediend. Het bedrijfsleven levert namelijk forse inspanningen om de risico’s van de gewasbeschermingsmiddelen verder terug te dringen. Ook is het goed dat de Staatssecretaris onderzoek laat uitvoeren om te kijken naar de gezondheidseffecten van gewasbeschermingsmiddelen, zodat we het debat straks goed onderbouwd kunnen voeren.
Vorig jaar is de motie-Ouwehand aangenomen waarin de regering werd verzocht, een algeheel verbod af te kondigen op de verkoop van neonico-tinoïden aan particulieren, zowel als bestrijdingsmiddel als ook als biocide. De VVD heeft sterk afstand genomen van deze plannen en wij zijn dan ook content met de onderzoeken van het Ctgb en het Centrum Infectieziektebestrijding (Clb) die hebben aangetoond dat er geen grondslag en draagvlak bestaat om deze middelen te verbieden. De VVD is van mening dat dit voldoende bewijs is en dat de uitvoering van de motie daarom niet haalbaar is.
De publiekscampagne die de Staatssecretaris wil opstarten, gaat mijn fractie echt te ver. Hier is sprake van sterke betutteling door de overheid en we zijn bezorgd dat de eigen verantwoordelijkheid van het individu op de tocht komt te staan. Consumenten zijn namelijk prima zelf in staat om een keuze te maken, zeker aangezien de risico’s van deze middelen verwaarloosbaar zijn. Nog bezorgder zijn wij over de plannen om een kassacheck in te voeren, in combinatie met de verplichting dat bij elk verkooppunt iemand aanwezig is, die ter zake deskundig voorlichting kan geven. De VVD vindt dat de verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven zelf en is van mening dat de Staatssecretaris van haar plannen zou moeten afzien. Graag een reactie van de Staatssecretaris, waarin ook ingegaan wordt op het kosteneffect voor het bedrijfsleven. Moet er dan bij de verkoop van een mierenlokdoosje of een vlooienband echt een kassacheck plaatsvinden? Dat kan toch niet het geval zijn? De VVD sluit zich aan bij het standpunt van de Staatssecretaris om niet over te gaan tot het invoeren van een heffing op gewasbeschermingsmiddelen. Het onderzoek van SEO toont namelijk aan dat de afname van bestrijdingsmiddelen niet toegeschreven kan worden aan vergelijkbare heffingen. De VVD is evenals de Staatssecretaris van mening dat er voldoende instrumenten beschikbaar zijn, die de risico’s van gewasbeschermingsmiddelen kunnen terugdringen.
De Staatssecretaris heeft onderzoek laten uitvoeren naar de haalbaarheid en de betaalbaarheid van ambities in de tweede nota Duurzame gewasbescherming. Volgens het onderzoek zijn de ambities voor de vermindering van het aantal normoverschrijdingen van gewasbeschermingsmiddelen in het oppervlaktewater haalbaar en betaalbaar op zes van de zeven onderzochte bedrijfstypen. Een uitzondering vormen de glastuinbouwbedrijven die nog geen waterzuivering hebben. Bij deze bedrijven wordt de grens van de betaalbaarheid overschreden. Bij het laatste punt wil ik wat uitgebreider stilstaan, want concreet betekent dit voor een gemiddeld glastuinbedrijf een investering van circa € 60.000. Daar komen nog de jaarlijkse kosten van bijna € 10.000 bij, en dat bovenop de milieuinvesteringen die de sector de komende jaren moet doen, onder andere vanwege de strengere eisen aangaande de beperking van de NOx-emissie in 2017. Daarbij moet bedacht worden dat de glastuinbouw momenteel in zwaar weer zit. Een verplichte toepassing van zuiveringstechnieken doet afbreuk aan het gelijke speelveld en de concurrentiekracht van de sector. De zuiveringstechnieken zijn bedoeld om normoverschrijdingen in lokaal oppervlaktewater terug te dringen. Inmiddels is zo’n 90% van de glastuinbouw aangesloten op de riolering. Rioolwaterzuiveringen halen gemiddeld al 60% van de microverontreinigingen zoals gewasbeschermingsmiddelen, maar zeker ook geneesmiddelen – die moeten we niet vergeten – uit het water. Dat kan nog beter door een extra zuiveringsstap toe te passen, waardoor een win-winsituatie ontstaat en de glastuinbouw bijdraagt in de kosten voor het oplossen van een toenemend maatschappelijk probleem. De Staatssecretaris wil in 2016 zuiveringsinstallaties verplicht stellen bij elke tuinder, ongeacht of hij loost op het oppervlaktewater of niet. Dat is een nationale kop. Is de Staatssecretaris bereid, de glastuinbouw de ruimte en de tijd te geven om op een economisch verantwoorde wijze de normoverschrijdingen van gewasbeschermingsmiddelen in lokaal oppervlaktewater terug te dringen? Dat betekent dat er gestreefd moet worden naar een verdergaande aansluiting op de riolering van de glastuinbouw en, in samenwerking met de waterschappen, een gezamenlijke zuivering van het restwater. Ook hierop hoor ik graag een reactie.
De ambitie op de reductie van middelen is groot. Is er voldoende ruimte voor innovatie en het inspelen op nieuwe ontwikkelingen? Met de huidige gps-techniek op bijvoorbeeld tractoren en spuitmachines met luchtonder-steuning, en met de inzet van nieuwe spuitdoppen kan een forse driftreductie – deze kan oplopen tot min 93% – en minder gebruik van middelen – dat kan oplopen tot 20% – worden bereikt. Ik krijg signalen dat bijvoorbeeld de benodigde doppen niet op een doppenlijst zouden staan en dat procedures lang duren. Ik heb een uitgebreid en exact voorbeeld en wil dat de Staatssecretarissen en mijn collega’s na de vergadering met alle plezier doen toekomen. Graag hoor ik een reactie op het punt innovatie.
De Staatssecretaris van Economische Zaken heeft een alternatief opgesteld voor het gewasbeschermingsplan. Het plan bestaat uit twee onderdelen, een verplichte gewasbeschermingsmonitor van het afgelopen seizoen, en het vergroten van het kennisniveau van de teler en de adviseur via vakbekwaamheidseisen. De VVD vindt dit een goede stap voorwaarts. Wel blijven we bezorgd dat bijvoorbeeld de plannen op het gebied van de vakbekwaamheidseisen uiteindelijk zullen leiden tot een toename van de administratieve lasten en kosten, terwijl de bedoeling van alternatief juist was om tot een afname op dat punt te komen. Graag hoor ik daarop een reactie van de Staatssecretaris.
Tot slot nog twee heel kleine puntjes. Graag hoor ik van de Staatssecretaris de laatste stand van zaken het gebruik van middelen in de lelieteelt. Daar zijn al verschillende vragen over gesteld en interrupties op gepleegd. Graag een reactie daarop. Wat gebeurt er tot die tijd met het onderzoeksrapport? Is er overleg met de sector en welke kant gaat dat op? Diezelfde vraag geldt voor de resistentieontwikkeling tegen de triazolen. Conform het adviesrapport van Royal Haskoning heeft eerst nader onderzoek onze steun, om meer inzicht te krijgen in de resistentieontwikkeling, maar wellicht kan een van beide Staatssecretarissen daar ook iets over zeggen.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Een mooie avond om in Nederland verdere stappen te zetten naar een gifvrijere wereld. Mijn buurvrouw gebruikte andere woorden, maar ik gebruik «een gifvrije wereld». De PvdA staat voor een bijenvriendelijk en gifvrij groenbeheer dat goed is voor het milieu, voor de gezondheid van de mensen en voor de waterkwaliteit. Over de bijensterfte maakten wij ons al druk in het tijdperk van voormalig Minister Verburg. Gelukkig is het na lang duwen, trekken en volhouden nu zo ver dat er een heus bijenplan of bijenprogramma is. Daarmee wil ik de Staatssecretaris complimenteren. Ik ben er blij mee, ook met de manier waarop het tot stand is gekomen, met de achterban. Dat betekent dat de nodige stappen worden gezet en dat daar veel vertrouwen in is. Het berust op vier pijlers. Het lijkt mij heel goed dat de twee pijlers die genoemd zijn, de makelaar en de kennis, de eerste drie jaar financieel gesteund worden. Wat ons betreft is dat prima. Er zijn ook initiatieven van de landbouwsector, de supermarkten, en natuur- en milieuorganisaties om een soort van green deal te sluiten. Mijn vraag aan beide Staatssecretarissen is of zij daar steun aan zouden kunnen geven. Dat zou namelijk wel erg helpen.
Voedsel voor de bijen is erg belangrijk. De collega van D66 heeft al gesproken over de bloemenrijke akkerranden. Ik denk inderdaad dat er op dat punt prachtige relaties zijn te leggen met het landbouwbeleid. Zelf ben ik actief met het 200 km bijenlint in de provincie Friesland, tussen de elf steden en ook de tussenliggende gemeenten. Ik hoorde vanmiddag van de boswachter die hier nog zit, dat er ook in de gemeente Westerveld heel leuke plannen zijn om het bermenbeheer bijenvriendelijk te maken. Dat kan met economisch heel interessante concepten. Ik denk dat het goed is als de Staatssecretaris toch nog even contact zoekt met de VNG om te stimuleren dat de VNG zich aansluit bij het bijenprogramma, want alles helpt. Van Rotterdam tot Groningen, alles helpt. Dat zijn echt heel mooie ontwikkelingen. Ik ben verheugd vandaag dat we in elk geval deze stappen kunnen zetten.
Dan maak ik een sprongetje naar het rapport van de Gezondheidsraad. Ik ben heel erg blij dat de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu alsook de Staatssecretaris van Economische Zaken positief reageren op het advies van de Gezondheidsraad en dat zij het advies overnemen om onderzoek te laten doen onder omwonenden. Dat is in ons land nog een braakliggend gebied. Het is toch eigenlijk wel erg raar dat dit soort zaken in het jaar 2014 nog niet echt zijn ontwikkeld.
De Partij van de Arbeid vraagt zich af waarom wij in Nederland nog steeds een ontheffing hebben van het verbod op het gebruik van metam-natrium.
Volgens mij wordt dat alleen nog gebruikt in Nederland en België. Ik wil graag weten of dat waar is. Er gaan geruchten dat er nieuwe aanvragen zouden liggen voor ontheffing in 2015. Dat zouden wij in ieder geval absoluut niet willen. Wil de Staatssecretaris ingaan op de vraag wat nu precies de reden is dat wij nog steeds die ontheffing hebben? Ons beeld is dat er alternatieven zijn. Zolang het juridisch onmogelijk is om het gebruik ervan te verbieden – en dat is nog tot eind van het jaar het geval – vinden wij dat de omwonenden beschermd moeten worden. Ik vond het heel aardig dat de SP over een afstand van 12 meter sprak, maar volgens mij is er in het rapport sprake van een straal van 50 meter en dat wordt niet zomaar gedaan. Er wonen 90.000 mensen binnen een straal van 50 meter van akkerranden waar metam-natrium wordt gebruikt. Bovendien heb ik me laten vertellen dat het een Q-koortsachtige werking heeft. Het gaat pas werken bij 10 graden en hoger. Het ligt op de akker, het gaat waaien en je krijgt het alsnog in je slijmvliezen. Als je zegt dat de gezondheid vooropstaat, vind ik dat een zodanig belangrijke factor dat ik graag van de Staatssecretaris wil weten hoe zij de omwonenden maximaal wil gaan beschermen tot we het gebruik van metam-natrium kunnen verbieden. Ik ga door met het onderwerp biociden en de verkoop aan particulieren. Er liggen twee moties van collega Ouwehand van de Partij voor de Dieren. In een motie wordt gevraagd om een verbod van het particulier gebruik van middelen met neonicotinoïden, en in de andere wordt erom gevraagd, bestrijdingsmiddelen en biociden alleen nog maar vanachter een toonbank te verkopen. Ten aanzien van het verbod op neonicotinoïden heeft het Ctgb gesteld dat de risico’s voor bijen en kinderen verwaarloosbaar zijn. Volgens deze trajecten en deze feiten van het Ctgb is het juridisch onmogelijk om de motie op die manier uit te voeren. Ik vind het wel weer heel goed dat de Staatssecretaris zegt: in de geest van deze moties probeer ik wel de doelen te halen. Ik ga dan toch aansluiten op de kritiek die er is, zowel op EFSA als op het Ctgb. Kijkt u naar de procedures. Wat wij willen, is: groener, groener, groener. Ik hoor van alle mensen die in de wereld van natuurlijke middelen zitten en die alternatieven kunnen bieden voor de huidige bestrijdingsmiddelen, dat zij achteraan in de rij komen bij procedures, zowel bij EFSA als bij het Ctgb. Ik zou eigenlijk zeggen: laten we, zoals we ook bij de Elektriciteitswet hebben gedaan, alles wat een alternatief is aan de voorkant erin zetten en versnellen. Geef daar toestemming voor en verplaatst de reguliere middelen, die we niet meer willen hebben, hup, naar achteren. Dat klinkt makkelijk, maar zo zou het wel moeten. Ik verbaas mij erover dat er waar het synergiën betreft, niet eens kennis is over of toetsing op effecten op het oppervlaktewater, op het drinkwater, op cumulatieve werking en zelfs niet op de gezondheid van mensen. Ik zou heel graag willen dat de Staatssecretarissen met ons slagen maken om alternatieven te versnellen. Frankrijk heeft daar trouwens ook voorstellen voor gedaan aan EFSA. Ik wil ook voorstellen dat wij goed kijken naar de kennis, de knowhow en de adviesfunctie die wij missen op de terreinen van de synergiën en van de cumulatieve werking.
De voorzitter: Wilt u afronden? U bent door uw tijd heen. Heel kort, in één zin.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Sportterreinen en recreatie. Ik vind het mooi dat die green deal in werking is, maar 2020 lijkt mij veel te laat.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Sinds de motie-Grashoff over een verbod op het gebruik van glyfosaat heeft de Kamer al heel veel gedebatteerd over chemische gewasbeschermingsmiddelen. Heb ik het goed begrepen dat de Partij van de Arbeid zich er nu bij neerlegt dat een verbod voor particulieren niet meer aan de orde is, ondanks het feit dat wij hier vorig jaar verschillende keren over gedebatteerd hebben en dat daar ook moties over zijn aangenomen door de Kamer?
Mevrouw Jacobi (PvdA): Als ik de vraag goed begrijp... Het is zulke politieke taal. Wilt u de vraag nog een keer stellen? Anders krijgt u een vaag antwoord en dat is niet leuk.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik zal de vraag heel concreet formuleren. Vorig jaar heeft het kabinet aangegeven, geen verbod te willen op chemische gewasbeschermingsmiddelen voor particulieren. Toen heeft deze commissie gedebatteerd en gezegd: wij willen dat wel. Volgens mij zat mevrouw Jacobi daar ook bij. Nu komt het kabinet met het voorstel om geen verbod op de verkoop aan particulieren in te stellen. Neemt de fractie van de Partij van de Arbeid daar genoegen mee?
Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik vind mevrouw Dik-Faber een heel leuke collega. Ik heb vanmorgen al die staatjes bekeken. Wij hebben vorige keer bij de bespreking van de tweede nota Duurzame gewasbescherming gezegd dat wij 2019 veel te laat vinden. Nu heeft de Staatssecretaris gezegd dat zij in 2015 dat verbod wil doen ingaan. Daarvoor hulde en dank. Ik vind het ook knap dat ze daar met ons aan heeft getrokken. Dat is voor particulieren en dat blijft voor particulieren. Er zijn enige uitzonderingen, is er gezegd, maar ik heb een staatje waarop staat: verbod per november 2015 voor professioneel gebruik en particulier gebruik voor verhardingen, overige terreinen, ook particuliere. Dus ik zou zeggen: dank u wel, hartstikke mooi, PvdA, dat u daar zo aan hebt getrokken.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik dank de PvdA voor de steun, maar nu moeten we ook wel doorpakken. In hetzelfde tabelletje dat ik hier voor me heb, staat ook dat er een onderscheid is tussen verhardingen en overige terreinen. Op verhardingen komt er inderdaad een verbod per november 2015, maar voor overige terreinen wordt dus met allerlei maatregelen, waarvan we ons moeten afvragen of ze werken, ingezet op het minimaliseren van risico’s en de omvang van het gebruik. Het is dus gewoon nog wel toegestaan voor particulieren. In mijn beleving is dat niet conform het debat dat in deze commissie heeft plaatsgevonden.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Daar hoor ik dan heel graag de Staatssecretaris over. Er staat hier keurig in: particuliere verbod november 2015.
De voorzitter: We zullen het straks horen. Dan was er nog een interruptie van mevrouw Ouwehand.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Over het verbod op de verkoop van neonicotinoïden aan particulieren zegt het kabinet: dat gaan we niet uitvoeren, want het Ctgb vindt het niet nodig. Ik hoor mevrouw Jacobi gelukkig zeggen dat zij vindt dat die motie gewoon moet worden uitgevoerd, of dat er in elk geval in de geest van de motie moet worden gehandeld. Nu zijn er ook nog andere routes die het kabinet kan bewandelen. Als het Ctgb zegt: we vinden het niet nodig, dan is het inderdaad wat lastiger, maar we kunnen een procedure opstarten om de bewijslast om te draaien. Voelt mevrouw Jacobi ervoor dat het kabinet die stappen gaat zetten? Dan is het niet morgen uit de winkel, maar blijven we wel werken aan een totaalverbod op de verkoop van deze middelen aan particulieren.
Mevrouw Jacobi (PvdA): De inzet van de PvdA is dat het verboden wordt. Daar hebben we ook altijd voor gestaan. Nu hebben we weleens vaker de discussie gehad dat je voor de bühne kunt gaan voor een totaalverbod, maar ik ben altijd in die zin consistent dat ik zeg: als het juridisch niet haalbaar blijkt, zoek dan naar een slimme oplossing om het toch voor elkaar te krijgen. Soms hebben we er discussie over dat het eigenlijk geen zin heeft om iets als lidstaat van de EU te regelen, als Europa het nog niet geregeld heeft. Dat soort spanningsvelden krijg je dan. Ik ben het altijd met de Partij voor de Dieren eens – en zij hopelijk ook met mij – dat we het willen verbieden, maar ik zie ook wel in dat het Ctgb ons dat heel erg lastig heeft gemaakt. We kunnen hier blijven roepen dat we vinden dat het verboden moet worden, maar we hebben nu wel een juridisch probleem op te lossen. Ik hoor straks graag van de Staatssecretaris volgens welke routes dat verder nog zou kunnen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dat is fijn, want ik vraag de Staatssecretaris om die route, nu het Ctgb zegt: wij zien daar geen grond voor. Om alternatieve routen te bewandelen, duurt langer, maar geeft wel de juridische basis om alsnog tot een verbod te komen. Ik begrijp dat mevrouw Jacobi me wel steunt in mijn vraag aan het kabinet om dat te gaan doen.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik verval in herhaling. Ik wacht het af.
De voorzitter: Dan is nu het woord aan de heer Graus van de PVV. Hij heeft aangegeven, deze vergadering straks iets eerder te zullen verlaten. Dat geldt ook voor mevrouw Dik-Faber. Gelukkig hebben wij ze wel in eerste termijn bij ons.
De heer Graus (PVV): Voorzitter. Uiteraard ga ik eerder weg wegens andere verplichtingen.
Ook ik begin met woorden van hulde aan de Staatssecretaris. Ik heb dat geloof ik nog nooit zo vaak bij een bewindspersoon gedaan. Vaak hebben we er ook op geschoten waar we konden, maar eerlijk is eerlijk: deze Staatssecretaris doet heel erg haar best op het gebied van het tegengaan van de bijensterfte, maar ook op het gebied van de pulskorvisserij. Het is al aangehaald: er zijn zowat 42 vissermannen gered. Zij waren anders allemaal om zeep gegaan, want ze hadden tienduizenden euro’s geïnvesteerd. Vaak gaat het om € 70.000 of € 80.000.
Ik wil complimenten maken. Ik heb op de Grüne Woche gezien hoe de Staatssecretaris en haar rechterhand, de heer Hoogeveen, opereren. Voor wie het niet weet: dat is de man met de eeuwige glimlach, die altijd naast haar staat. Wij hebben hem in Berlijn gebombardeerd tot Herr Antje. We dachten altijd dat Frau Antje de bekendste Nederlander in Duitsland was, maar ik heb als delegatieleider vooropgelopen en ben erachter gekomen dat iedere Minister en iedereen hem daar kent. Iedereen vliegt hem zowat om de nek. Daarom hebben we hem gebombardeerd tot Herr Antje. Het is goed dat iedereen dat weet. De heer Hoogeveen heet voortaan Herr Antje. Ik wil echt complimenten aan hen maken, want ze hebben heel goed werk verricht. Dat is gewoon zo.
Ik wil ook complimenten maken aan onze boeren. Ik heb vlak voor deze vergadering nog eentje gesproken uit Zeeland. Vrijwel alle boeren, of tenminste de boeren die ik gesproken heb, zijn tegen de neonicotinoïdes die bijensterfte veroorzaken. Er zijn altijd uitzonderingen en je hebt overal rotte appels tussen zitten, maar het merendeel van de boeren heeft meegewerkt aan het blootstellingsonderzoek en dat geen strobreed in de weg gelegd. Die boeren hebben bijgedragen aan het actieprogramma voor de bijen. Ze zijn voor controle en handhaving, want ze zijn zelf als de dood dat een of andere freerider een hele sector schaadt. Daarom is mijn eerste verzoek aan de Staatssecretaris: help die jongens daarmee, help de goeden en zorg dat er controle en handhaving komt, zodat de rotte appels eruit worden gepakt. De goede jongens – en dat is het merendeel – moeten beschermd worden. Meer dan 90% van onze boeren zijn gewoon toffe gasten en zij moeten beschermd worden. Ik vraag aan de Staatsse- cretaris om dat te doen en om de freeriders kei- en keihard aan te pakken. Beloon de jongens, in plaats van ze te straffen. Totdat mogelijke schade voor de dieren- of volksgezondheid bewezen is – daar zullen de jongens zelf ook voor zijn – zullen wij de spuitvrije zones niet steunen en ook moties daarover niet. We moeten dat niet doen. We moeten nu niet de mensen gaan straffen die al zo welwillend zijn. Ze hebben overal aan meegewerkt. We moeten die jongens niet klappen in de nek blijven geven. Op een gegeven moment is het genoeg geweest en we moeten ook niet voor de muziek uit gaan lopen.
Ik heb wel een verzoek aan de Staatssecretaris. Het is al een paar keer genoemd, want het is een heel oud verzoek van de PVV. Het betreft bijvriendelijk bermbeheer. Ik heb ooit gezegd: doe het voor Maja de Bij en doe het voor Willie de Bij. Daar heeft de Staatssecretaris toen niet op gereageerd. Ik wil die taak, omdat de boeren al zo veel doen, neerleggen bij de gemeenten en bij de waterschappen, zolang deze nog bestaan. Dat zullen we zien. Daar moet het komen te liggen. De boer die ik zojuist nog heb gesproken uit Zeeland, zei nog: let wel, want als je gaat vragen om dat te doen op de hoeken en op de kruisingen die vrij blijven, dan kunnen daar ernstige ongelukken door ontstaan, ook met landbouwvoertuigen. Dat wil ik bij dezen gezegd hebben.
Op de agenda staat onder andere de uitvoering van de motie-Ouwehand, waarin de regering wordt verzocht om een algeheel verbod af te kondigen op de verkoop van neonicotinoïden aan particulieren. Wij hebben die motie gesteund. Die dient ook gewoon te worden uitgevoerd. Het probleem is dat particulieren mierenlokdoosjes niet als chemisch afval inleveren maar gewoon in een prullenbak gooien. Die worden dan vermalen. Dat gif komt vervolgens terug in het milieu, wat leidt tot een grote sterfte van dieren die we keihard nodig hebben voor de bestuiving en dergelijke. Ook de volks- en diergezondheid komen hierdoor in gevaar. Mevrouw Ouwehand heeft dus gewoon een goed punt aangehaald. Ik ben blij dat er een voorlichtingscampagne komt om mensen te wijzen op de risico’s van bestrijdingsmiddelen en op de mogelijkheid van het gebruik van niet-chemische alternatieven. Wij hebben in het verleden ook gevraagd of daar onderzoek naar kon worden gedaan. De Nederlandse BijenhoudersVereniging en enkele andere instanties hebben een heel leuke flyer gemaakt met de titel Hoe bijvriendelijk is je tuin? Ik weet dat de Staatssecretaris haar kinderen goed opvoedt, dat de bijen in haar tuin goed te eten krijgen en dat ze ook een bijenkas heeft en de bijen dus ook een slaapplek biedt. In de voorlichting wordt gesproken over «de bijenkroeg». Ik vind dat een heel geestige vondst. Voorts is er een top 10 van planten waar bijen van houden. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de langbladige ereprijs en het ruig klokje. Mensen weten dat echter niet, dus daar moet wel voorlichting over gegeven worden. De regering heeft een verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de uitvoering daarvan bij de gemeenten komt te liggen.
Ik heb een motie ingediend om in het kader van de reddingsoperatie bijenhotels en -kasten te plaatsen op en rond overheidsgebouwen. Daar is uitvoering aan gegeven. De Staatssecretaris heeft het juiste voorbeeld gegeven en het bedrijfsleven is vrijwillig gevolgd. De Rabobank en tal van bedrijven hebben eraan meegewerkt. Zo is Heineken Nederland een complete bijentuin aan het aanleggen. Dat is prachtig om te zien. Er werken dus heel veel mensen aan mee.
Ik vind het wel naar dat sommige gemeenten, bijvoorbeeld Veldhoven, opeens een bijenhoudontheffing eisen. Die gaat gepaard met een aardig heffingsbedrag. Dat vind ik nu weer zo verschrikkelijk. Mensen moeten aangemoedigd worden en vervolgens komen gemeenten plotseling met een gemeentelijke heffing om hun eigen wanbeleid te financieren. Daar heb ik zo veel moeite mee! Beloon mensen die bijvriendelijk willen handelen en straf ze niet met heffingen! Ik verzoek de Staatssecretaris om hierover in overleg te gaan met de VNG en de Minister van Binnenlandse
Zaken. Hij is gelukkig blijven zitten en kan hier dus gewoon op worden aangesproken.
Ik heb al heel lang gevraagd om een onderzoek te doen naar betere en goedkopere manieren om onkruid te bestrijden. Dat is gebeurd. Daaruit blijkt dat chemievrij onkruidbeheer beter en goedkoper is. Bij 52% van de Brabantse gemeenten wordt hier succesvol mee gewerkt. Ik heb een motie (27 858, nr. 131) ingediend waarin ik de regering verzoek om te onderzoeken welke chemische middelen kunnen worden vervangen door niet-chemische varianten. Deze motie is door vrijwel de gehele Kamer gesteund. Alleen de fracties van 50PLUS en de VVD stemden tegen. Deze motie moet echt worden uitgevoerd.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. We hebben lang moeten wachten op het rapport van de Gezondheidsraad over de effecten van gewasbescherming op omwonenden. We hebben er vol verwachting naar uitgekeken. Mijn fractie had gehoopt dat er wat meer concrete handvatten uit zouden komen, waar we ook echt mee aan de slag zouden kunnen gaan. Dat verwachten mensen in het land ook van de overheid: dat er recht wordt gedaan aan de zorgen die bij de burgers leven en dat er gewerkt wordt aan oplossingen om de negatieve effecten van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen voor omwonenden aan te pakken. Ik ben dan ook blij dat de Staatssecretaris naast nieuw blootstellings- en gezondheidsonderzoek, dat toch ook weer een paar jaar gaat duren, concrete maatregelen zal nemen om blootstelling te verminderen. We komen hierover nog uitgebreider te spreken in een apart debat. Kan zij nu al aangeven wat zij zal doen tegen het gebruik van metam-natrium in de bollenteelt? Ik verwacht hier een proactieve houding van het kabinet, om samen met de sector naar oplossingen te zoeken die ook op de korte termijn soelaas bieden. Daarnaast kunnen we er ook voor zorgen dat er minder gewasbeschermingsmiddelen nodig zijn, bijvoorbeeld door het telen van vanggewassen zoals afrikaantjes om aaltjes te vangen. Ziet de Staatssecretaris van EZ mogelijkheden om dit onder te brengen in de EFA’s onder het kopje «groenbemesters» in het kader van de vergroening van het GLB?
Bij de onkruidbestrijding buiten de landbouw wordt nog steeds heel gemakkelijk naar chemische middelen gegrepen. Steeds meer gemeenten laten echter zien dat het ook anders kan en dat er voldoende betaalbare alternatieven zijn. Zeker in de openbare ruimte moet de overheid het goede voorbeeld geven. Mijn fractie is voorstander van een verbod op het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw. Het is echter wel zaak dat er goed over de uitvoering wordt nagedacht, zodat gebruikers en leveranciers op een goede manier kunnen overschakelen op nieuwe technieken en ze ook weten waar ze aan toe zijn. Mijn fractie is kritisch over de veelbesproken laagrisicomiddelen. Van deze middelen is meer werkzame stof nodig om hetzelfde resultaat te bereiken als bijvoorbeeld bij glyfosaat. Houdt de Staatssecretaris hier ook rekening mee in haar appreciatie? We moeten er wel voor zorgen dat we met een uitzondering voor deze middelen de gewenste stap vooruit kunnen blijven zetten. Op basis van welke overwegingen kiest de Staatssecretaris ervoor om deze middelen bij voorbaat al uit te sluiten van een verbod? Voor verhardingen staat de ambitie nog overeind. Voor de overige terreinen krabbelt de Staatssecretaris nu terug. Ik ben dan ook blij met de green deal die is gesloten voor sportterreinen waarbij wordt gestreefd naar een verbod in 2020. Ik ontving vandaag echter een mail waaruit blijkt dat waterkwaliteit en gezondheid helemaal onderaan staan bij de criteria. Dat spijt mij zeer. Het zou mooi zijn als er ook een ambitieuze green deal komt met de recreatiesector. Ik noem bijvoorbeeld de campings waar de kinderen spelen. Daar wil je toch eigenlijk niet meer die chemische gewasbescherming hebben.
Als we het hebben over een totaalverbod buiten de landbouw, geldt dit voor mijn fractie zeker ook voor particulieren. Ik ben teleurgesteld over de keuze die de Staatssecretaris maakt om het verbod voor particulieren alleen voor verhardingen te laten gelden. We hebben zojuist al even een discussie gehad over de juridische mogelijkheden en onmogelijkheden. Is het doel nog steeds om uiteindelijk te komen tot een totaalverbod voor particulieren? Welke stappen zal het kabinet daartoe zetten? De Staatssecretaris legt de bal nu volledig bij de tuinbranche, maar wat verwacht zij ervan? Welke verplichtingen wil ze de sector opleggen? Ik ken de kassacheck voor de paracetamol bij de drogist. Die stelt feitelijk niets voor. Een garantie dat er altijd voldoende expertise aanwezig is, kan de sector niet geven. Ik wil de Staatssecretaris dan ook herinneren aan haar toezegging om via Milieu Centraal een voorlichtingscampagne te verzorgen over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en biociden. We moeten niet in een situatie terechtkomen dat iemand als burger kan klagen over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen door de landbouw, terwijl hij als consument eenvoudig chemische middelen kan kopen voor zijn tuin.
Een ander punt dat ik wil aanstippen, betreft de emissiereducties die nodig zijn om de milieu- en waterkwaliteitsnormen van de Tweede nota duurzame gewasbescherming te realiseren. Hier ligt vooral een grote uitdaging voor de glastuinbouw om per 1 januari 2016 het drainagewater te zuiveren voor het wordt geloosd. Mijn fractie begrijpt dat dit een financiële uitdaging is, maar geeft ook de voorkeur aan bronmaatregelen boven de end-of-pipeoplossingen. Ik ben dan ook voorstander van collectieve zuivering, dus niet via de rioolwaterzuiveringsinstallaties (rwzi’s) waarbij alleen de vervuilers bijdragen in de kosten. Zuivering via de rwzi’s gaat echt veel langer duren. Dan drijven we bovendien weg van het principe dat de vervuiler betaalt.
Mijn laatste punt betreft de triazolen. Mijn fractie begrijpt de keuze voor een Europese aanpak bij de aanpak van de resistentie bij de schimmel Aspergillus fumigatus. Dat geldt ook voor de neonicotinoïden. In Europa lijkt men echter nog niet echt warm te lopen voor een discussie over het thema «triazolenresistentie». Daarnaast lijkt het kabinet ook nog niet overtuigd van het verband tussen het gebruik van triazolen en resistentie bij de schimmel Aspergillus fumigatus. Dit roept bij mij de vraag op hoe de Staatssecretaris haar Europese collega’s hiervan wil overtuigen.
De vergadering wordt van 19.10 uur tot 19.18 uur geschorst.
De voorzitter: Ik geef voor de eerste termijn van de zijde van het kabinet het woord aan de Staatssecretaris van Economische Zaken. Ik stel voor dat iedereen twee interrupties mag plegen.
Mevrouw Lodders (VVD): Is dat per Staatssecretaris?
De voorzitter: Laten we, gezien de tijd, beginnen met twee interrupties per persoon. Wij weten dat de Staatssecretaris haar beantwoording altijd in blokjes doet. Ik stel voor dat interrupties worden opgespaard totdat een blokje is afgerond.
Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. Ik zal de beantwoording inderdaad per blokje verzorgen. Ik zal de blokjes alvast even noemen. Ik zal heel kort iets zeggen over het advies van de Gezondheidsraad en het blootstellings-onderzoek. Daar zal Staatssecretaris Mansveld uitgebreid op ingaan. Ik zal iets zeggen over gezondheid en arbo, want daarover is ook een aantal vragen aan mij gesteld. Het tweede onderwerp dat ik heel graag met de commissie wil bespreken, is metam-natrium. Daarover hebben veel leden vandaag gesproken. Het derde onderwerp is het Actieprogramma Bijengezondheid. Daar wil ik ook de neonicotinoïden bij meenemen. Het vierde onderwerp betreft het Ctgb en de EFSA en de vragen die over de instituties gesteld zijn. Mijn vijfde blokje gaat over de laagrisicomiddelen en kleine teelten. Mijn zesde blokje betreft ten slotte de overige vragen. De heer Van Gerven heeft op het punt van gezondheid gevraagd of het niet goed zou zijn om gezondheidsbelangen bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen sterker in de wet te verankeren. Hij heeft gevraagd of het voorzorgsprincipe niet meer moet worden toegepast. Ik onderstreep dat de volksgezondheid in de wetgeving voor gewasbeschermingsmiddelen heel terecht vooropstaat. Het is dus niet mogelijk om gewasbeschermingsmiddelen op de markt te brengen die een gevaar voor de mens zouden kunnen zijn. Ook worden normen voor residuen van middelen in voeding – de MRL’s – zo strikt mogelijk vastgesteld om kwetsbare groepen te beschermen. Het voorzorgprincipe is verankerd in de algemene levensmiddelenverordening en toepassing daarvan moet van geval tot geval worden beoordeeld. Wij discussiëren vandaag ook over heel veel van die toepassingen.
De heer Van Gerven heeft aangegeven dat hij zorgen heeft over de arbeidsrisico’s voor mensen. Ik deel die zorgen. We hanteren de doelstelling dat het bij 65% van de bedrijven op orde moet zijn, maar we merken dat er op dit terrein eigenlijk nog echt een slag moet worden gemaakt. Dat betekent dat we het accent steviger gaan leggen op voorlichting. In de Tweede nota duurzame gewasbescherming wordt daar uitgebreid aandacht aan besteed. We hebben daarover ook contact met het departement van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, want het gaat natuurlijk ook over naleving en daarmee over handhaving. Er zal ook door de inspectie van SZW een inzet worden gepleegd op die naleving. Zij werkt risicogebaseerd en zal ook in 2014 weer nieuwe controles invoeren. Er bestaat op dat punt dus alertheid bij meerdere departementen en bij de diensten die op de naleving moeten toezien.
De heer Graus heeft vastgesteld dat er eigenlijk snel minder schadelijke gewasbeschermingsmiddelen toegelaten zouden moeten worden. Ook andere Kamerleden hebben daarover gesproken. Waarom duurt dat nu zo lang? We zien dat heel veel lidstaten tegen een versoepeling of een versnelling van de beoordeling van bepaalde werkzame stoffen zijn. Zij willen voor alle stoffen een even zorgvuldige beoordeling van de risico’s voor mens, dier en milieu. De gedachte dat het verstandig is om bijvoorbeeld of op basis van arbo of op basis van verduurzaming daarin verschil te maken, wordt niet door iedereen gedeeld. De lidstaten stellen ook dat er bijvoorbeeld schadelijke effecten kunnen optreden die niet vooraf bekend waren. Zij zien gewoon meer bedreigingen dan kansen. Een goede beoordeling is ook mijn inzet. Ik ben het met de heer Graus eens dat deze versneld of vereenvoudigd kan worden voor laagrisicomid-delen. Ik zal daar later tijdens mijn betoog nog nader op ingaan, omdat een aantal leden zich daar kritisch over heeft uitgelaten. Ik heb mij binnen de Europese Unie voor die versnelling ingezet. Er zijn op mijn verzoek expertgroepen ingesteld die daar nu naar kijken. Dit voorjaar zullen de eerste resultaten bekend zijn.
De heer Graus vraagt wat ik heb gedaan met de aangenomen motie (27 858, nr. 131) met het verzoek om te onderzoeken of chemische gewasbeschermingsmiddelen kunnen worden vervangen door niet-chemische varianten. Wij hebben het volgende gedaan. Zoals bekend investeert de overheid via de topsectoren met het bedrijfsleven in het ontwikkelen van zogenaamde nieuwe niet-chemische methoden. Nederland zal dus ook conform de Europese regelgeving bekijken of er goede alternatieven zijn voor gewasbeschermingsmiddelen met een hoger risico voor mens en milieu. Op dit moment is er nog onvoldoende duidelijkheid omtrent de lijst met stoffen die in aanmerking komen voor vervanging. Die moet worden gepubliceerd door de Europese Commissie. Er wordt dus gewerkt aan een geharmoniseerde wijze waarop alle EU-lidstaten een vergelijkende evaluatie zullen uitvoeren. Daardoor zal het
Ctgb net als instellingen in de andere lidstaten pas in de loop van 2014 in staat worden gesteld om een vergelijkende evaluatie uit te voeren.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Als we naar een gifvrij groenbeheer en een groene samenleving willen gaan, zullen we vooral de natuureigen stoffen, de alternatieven voor chemische middelen, de ruimte moeten geven. Dat zal niet gebeuren als we zo procedureel blijven handelen. Ik vraag me serieus af of er door de EFSA en het Ctgb niet een aantal criteria zou moeten geformuleerd, zoals dat het natuureigen stoffen moeten zijn, dat ze aantoonbaar snel afbreekbaar moeten zijn, dat ze veilig voor water en de gezondheid moeten zijn en dat de effecten op de niet-doelorganismen nul moeten zijn. Als een middel aan die eigenschappen voldoet, zou het via een versnelde procedure goedkeuring moeten krijgen. Dit is met oud denken natuureigen stoffen buiten de deur houden. Ik vind het niks.
Staatssecretaris Dijksma: Ik kom nog in het vijfde blok over dit thema te spreken. Ik stel mevrouw Jacobi voor dat ik tijdens de behandeling van dat blok op haar woorden inga. Een aantal sprekers heeft zich kritisch uitgelaten op het punt van laagrisicostoffen. Dat is ook deels terecht, want zelfs natuureigen stoffen zijn niet altijd ongevaarlijk. Mevrouw Jacobi vraagt wat we kunnen doen om groene alternatieven te bevorderen. Ik heb daarop een absoluut niet-procedureel antwoord. Het antwoord dat ik zojuist heb gegeven was overigens ook niet procedureel. Het heeft ook gewoon met veiligheid te maken. Dat kan nooit procedureel zijn. Ik kom er echter nog uitgebreid over te spreken.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Kunt u deze interruptie dan als «niet gedaan» beschouwen?
De voorzitter: Dat ligt eraan hoe u zich verder gedraagt.
Staatssecretaris Dijksma: Mijn tweede blokje gaat over het onderwerp metam-natrium. Dat onderwerp houdt veel leden bezig, en dan druk ik me nog voorzichtig uit. De Kamer heeft daar uiteraard ook eerder uitspraken over gedaan. Ik heb een poging gedaan om haar met een uitgebreide brief op de hoogte te stellen van de feitelijke situatie, maar ik maak nu ook heel graag van de gelegenheid gebruik om daar nog het een en ander over te zeggen. In 2010 is door de Europese Commissie metam-natrium verboden vanwege de onvolledigheid van de gegevens in het toelatingsdossier. Er was een uitzondering – dat heet in vaktermen een essential use --voor landen die konden aantonen dat het gebruik van de stof onmisbaar was. Ook in Nederland mag de stof nog gebruikt worden, overigens onder strikte voorwaarden. Dat betekent maximaal een maal per vijf jaar. Deze zogenaamde essential use eindigt in 2014. De afgelopen jaren – 2008 tot en met 2012 – werd jaarlijks gemiddeld 5.500 ha grond ontsmet. In 2012 is metam-natrium in Europa opnieuw goedgekeurd. Daarbij zijn strenge toelatingsvoorwaarden geformuleerd, namelijk maximaal een keer per drie jaar toepassen en slechts een bepaalde dosering. Er zijn vrijstellingen mogelijk, bijvoorbeeld wanneer het gaat om het zogenaamde stengelaaltje. Dat is een heel naar beestje, een quarantaineaaltje dat volgens de Europese fytosanitaire wetgeving niet verspreid mag worden en ook bestreden moet worden. Wij zijn dus gewoon verplicht om dat te doen. De Kamer heeft in een motie verzocht om metam-natrium gewoon te verbieden. In 2012 is metam-natrium in Europa onder bepaalde strengere toelatingsvoorwaarden opnieuw goedgekeurd. Dit betekent dat als er weer een aanvraag komt voor toelating in Nederland of in de beoordelingszone, het Ctgb of een andere autoriteit deze aanvraag moet beoordelen. Daarvoor is een dossier nodig op basis waarvan kan worden vastgesteld dat er geen onaanvaardbaar risico is voor mens, dier en milieu. Ik ben het met de Kamer eens – en zo heb ik ook de motie gezien –
dat er een beperking van de blootstelling van omwonenden aan deze stof moet komen. Dat kan ook met beperkende maatregelen ten aanzien van de toelating worden bereikt. Het is echter nog belangrijker om gezamenlijk te kijken naar alternatieven. Een aantal Kamerleden heeft daar vandaag ook aandacht voor gevraagd. Er heeft al een eerste overleg plaatsgevonden over de vraag, welke opties er zijn voor de korte termijn. Dat is niet eenvoudig, zoals ook een aantal leden al heeft aangegeven. Je kunt daarbij denken aan opties als een teeltvrije zone en verplichtingen met betrekking tot de weersomstandigheid. Dat zijn opties die een beperkende werking zouden kunnen hebben. Ik zou graag verder met de betrokken organisaties willen spreken over de mogelijke alternatieven. Ik doe de Kamer het voorstel dat wij dat gesprek voeren – we waren er al mee begonnen – en dat we bekijken hoe het gebruik verder gereguleerd kan worden en hoe het middel zo min mogelijk toegepast kan worden. We kunnen dan tegelijkertijd ook bezien welke alternatieven er zijn en hoe die gestimuleerd zouden kunnen worden. Ik wil de Kamer daarover in april een voorstel sturen.
De heer Graus en mevrouw Dik-Faber hebben gevraagd hoe wordt omgegaan met metam-natrium in de bollenteelt en hoe het zit met vanggewassen. Die vanggewassen vormen inderdaad een goed alternatief voor metam-natrium, maar ze zijn op dit moment nog niet grootschalig aanwezig. Dat zijn nu precies de opties die we ook zouden willen bespreken. Ik heb de Kamer een voorstel gedaan. Ik ben in overleg. De Kamer kent de Europese situatie en weet wat mijn voornemen is. Ik wil met betrokkenen in overleg treden en de Kamer in april een voorstel doen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): De Staatssecretaris zegt dat ze de motie leest als een verzoek om de blootstelling te verminderen. Het waren Kamervragen waar een meerderheid van de fracties zich achter had geschaard. We hebben gevraagd of de Staatssecretaris bereid is geen nieuwe vrijstelling meer te verlenen voor metam-natrium. Ik begrijp wel dat de Staatssecretaris in overleg wil treden met de sector. Dat is de zachte aanpak. Maar waar wil ze dan heen als we in april een brief krijgen? Is het ook haar streven om in 2015 geen metam-natrium meer te gebruiken in de Nederlandse landbouw?
Staatssecretaris Dijksma: Het punt is dat het niet zo eenvoudig is om dat meteen helemaal uit te sluiten. Ik probeer nu via overleg te bekijken hoe een agenda kan worden uitgerold waarbij we het gebruik terugdringen door ook te kijken naar alternatieven. Daar waar het middel nog gebruikt zou worden, moet het op een zodanige wijze gebeuren dat we de risico’s zo veel mogelijk terugdringen. Dat overleg voer ik overigens niet alleen met de mensen die het middel nu gebruiken, maar ook met natuur- en milieuorganisaties. Ik heb de Kamer dat voorstel gedaan. Zo heb ik de vragen ook gezien. Volgens mij zouden wij dat op basis van de huidige gegevens kunnen doen. Ik wijs erop dat er natuurlijk door de EFSA wel een nieuwe goedkeuring is verleend. Dat moet wel worden meegenomen. Dat betekent dat er dus wel druk op dit dossier komt. Volgens mij is die druk maximaal. De heer Schouw sprak over de term «stap voor stap». Daar voel ik mij door aangesproken. Maar het moeten wel realistische en haalbare stappen zijn.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dat kan allemaal wel, en ik snap de politieke move van de Staatssecretaris, maar het middel is gevaarlijk en mensen worden er hartstikke ziek van. De incidenten die ermee gepaard zijn gegaan, vonden plaats terwijl de betreffende boer alle voorschriften gewoon keurig had opgevolgd. En toch zijn mensen ziek geworden. Waar legt de Staatssecretaris dan de grens in die balans tussen de export van onze leliebollen en het belang van de volksgezondheid? We hoeven niet te exporteren. Als we exporteren, moeten die fytosanitaire eisen worden ingewilligd. Maar het hoeft niet, we kunnen ook zeggen dat we het niet meer doen.
Staatssecretaris Dijksma: Nee, maar uiteindelijk is het wel de door ons ingestelde groep van experts, de EFSA en het Ctgb die bepalen wat wel en niet gevaarlijk is en op welke wijze middelen gebruikt kunnen worden. Daar hangt het natuurlijk wel van af. Daarover zullen we later tijdens dit debat ook nog met elkaar spreken. Mevrouw Ouwehand en ik nemen inderdaad een andere positie in. Ik laat mijn werkwijze ook afhangen van datgene wat de experts op dit terrein zeggen. Ik zie tegelijkertijd ook dat er mogelijkheden zijn om samen te werken aan alternatieven. Ik ervaar datgene wat mevrouw Ouwehand met verschillende fracties heeft uitgesproken als een heel goede aansporing om dat te doen. De Kamer ontvangt in april het resultaat daarvan. Als het haar bevalt, is dat mooi. Als het haar niet bevalt, hoor ik dat wel.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik heb in mijn inbreng gesproken over een Q-koortsachtige werking. Het middel ligt op de akker, het is op dat moment nog onschuldig voor mensen, maar het gaat mee met de wind en het gaat op de slijmvliezen werken. We hebben de Q-koorts gehad. We hebben achteraf moeten constateren dat veel mensen daar het slachtoffer van zijn geworden en dat we vroegtijdig hadden moeten ingrijpen. Ik wil heel graag dat de werking van deze stof met stip aandacht krijgt en dat er ook experts op dat terrein bij worden betrokken.
Staatssecretaris Dijksma: Dat lijkt mij vanzelfsprekend. Ik denk wel dat het goed is om vast te stellen dat incidenten plaatsvonden onder zeer uitzonderlijke weersomstandigheden. Dat is ook een van de zaken die heel erg belangrijk is voor de regulering. Dat moet zeker onderdeel uitmaken van het overleg. Volgens mij is er niemand die de potentiële problemen die gepaard gaan met het gebruik van bepaalde gewasbeschermingsmiddelen, onderschat. Dat is ook een van de redenen waarom bij die hernieuwde goedkeuring de toepassing is aangescherpt. Dat is ook in Europees verband gebeurd. Er is gezegd dat men nog voorzichtiger moet zijn.
Daarbovenop wordt eigenlijk gevraagd of we niet veel sterker kunnen inzetten op alternatieven. Ik heb aangegeven dat ik daarover in gesprek ben en dat ik in april met een voorstel wil komen.
De heer Schouw (D66): Het juridische paard wordt ook even van stal gehaald. De woorden van de Staatssecretaris komen er volgens mij op neer dat Europa onder beperkende voorwaarden toestemming heeft gegeven, waardoor het op nationaal niveau moeilijk te weigeren is. We volgen wel het spoor van de alternatieven en daar komt in april een brief over naar de Kamer. Kan zij in die brief dan ook het juridische argument wat beter uitwerken? Dat zou de landsadvocaat kunnen doen. Het wil er bij mij niet in dat als een Europese organisatie iets toestaat, het op nationaal niveau dan heel moeilijk te weigeren is. Wij hebben deze discussie al eerder gevoerd. Kan de landsadvocaat zijn juridische licht daarover laten schijnen?
Staatssecretaris Dijksma: Ik zou de heer Schouw als een erkend Europeaan dan toch ook willen aanspreken op het fenomeen van de interne markt. We hebben daarmee te maken. Ik ben bereid om in die brief ook de juridische kant van de zaak mee te nemen. Het is de vraag of dat door de landsadvocaat moet worden gedaan. We hebben zelf ook prima juristen die kunnen uitleggen hoe het zit met wet- en regelgeving. Ik zeg de heer Schouw toe dat ik dat zal doen.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik begreep onlangs dat er heel goede alternatieven zijn voor het gebruik van metam-natrium, waaronder afrikaantjes. Ik stond met mijn oren te klapperen, maar het schijnt echt een goed alternatief te zijn. Het schijnt zelfs beter te werken. Ik riep uit: waarom doen we dat dan niet met elkaar? Dat kwam financieel niet uit. Daarom heb ik gevraagd of de Staatssecretaris kan kijken of er mogelijkheden zijn om dit bij het vergroeningspakket in het GLB onder te brengen. Zou zij dat willen meewegen in het gesprek met de sector en ook willen betrekken in de brief die naar de Kamer komt?
Staatssecretaris Dijksma: Dat lijkt mij een heel zinvol voorstel. Dat zal ik graag doen, omdat ik zeker ook mogelijkheden zie om dit daarbij te betrekken.
Mijn derde blokje gaat over de neonicotinoïden en het Actieprogramma Bijengezondheid. Mevrouw Jacobi heeft al gememoreerd dat het best bijzonder is dat we nu een actieprogramma hebben. Ik wil alle organisaties die daaraan meegewerkt hebben, daarvoor dankzeggen. Ik zal de positief-kritische vragen daarover graag beantwoorden. Mevrouw Ouwehand heeft gevraagd waarom ik de motie inzake het verbod van verkoop van neonicotinoïden aan particulieren niet uitvoer. Ik wil allereerst een misverstand wegnemen. In mijn brief van 1 juli heb ik namelijk aangegeven hoe ik deze motie zal uitvoeren. Bedrijven mogen sinds 30 september 2013 producten met imidacloprid voor het particuliere gebruik niet meer verkopen. Voor thiametoxam, clothianidine, fipronil en acetamiprid zijn geen middelen voor niet-professioneel gebruik toegelaten in Nederland. Er zijn op dit moment nog drie toelatingen van gewasbeschermingsmiddelen op basis van thiacloprid voor niet-professioneel gebruik in Nederland toegelaten. Met de herbeoordeling van thiacloprid zal in 2014 door EFSA worden gestart. Als deze herbeoordeling daartoe aanleiding geeft en de Europese Commissie een voorstel indient voor een verbod op middelen op basis van thiacloprid, dan zal ik uiteraard de Europese Commissie daarin steunen en ook het EU-verbod zo spoedig mogelijk in Nederland implementeren. Ik heb al eerder aangegeven dat ik het van belang vind om het Europese spoor te volgen. Nederland heeft daarin overigens een aanjagende rol gespeeld. Dat weet mevrouw Ouwehand ook. Ik heb dit onderwerp zelf ook in de Landbouwraad geagendeerd. Ik heb ook de commissaris nog op een aantal momenten aangespoord om bepaalde acties te ondernemen.
Mevrouw Ouwehand heeft verder gezegd dat zij het nationale verbod op de neonics eigenlijk te weinig vindt. Het verbod op voor bijen aantrekkelijke gewassen is er. Het gaat om drie neonics en om fipronil. Daarmee zijn voor bijen de risico’s zo veel mogelijk beperkt. Ik kies dus voor het Europese spoor. Dat heb ik zojuist al gezegd en dat heb ik ook gezegd toen de motie werd ingediend en aangenomen. Daar is nooit onhelderheid over geweest. Dat heb ik al vanaf het moment van indiening van de motie gezegd. Ik heb ook aangegeven onder welke condities ik de motie zou uitvoeren.
De heer Van Gerven vraagt: waarom heeft het Ctgb geen middelen op basis van imidacloprid ingetrokken als de overschrijdingen in het water zo hoog zijn? Naar aanleiding van het intrekkingsverzoek van PAN Europe heeft het Ctgb een herbeoordeling uitgevoerd voor de betreffende middelen. Door nieuw wetenschappelijk inzicht is de aquatische norm aangescherpt en is de herbeoordeling uitgebreid naar alle gewasbeschermingsmiddelen op basis van imidacloprid. Er zijn zuiveringstechnieken voorgeschreven als emissiebeperkende maatregel voor de glastuinbouw. Daarover zal collega Mansveld nog het een en ander zeggen. Er zijn strenge driftreducerende methodieken voorgeschreven voor de fruitteelt. Dat betekent dus dat het Ctgb een aanzienlijk aantal toepassingen heeft ingetrokken, maar niet de middelen zelf.
De heer Schouw noemde de vier pijlers in het Actieprogramma Bijenge-zondheid interessant en vroeg of er ook ruimte is voor cross-over. De pijler voedselaanbod is bijvoorbeeld van groot belang. Een aantal leden heeft al gesproken over de bloemrijke akkerrand. Kunnen we dan ook op dat gebied niet veel meer doen? Dat was een van de onderwerpen die ook tijdens de bijeenkomst aan de orde is geweest. Ik ben het zeer eens met de gedachte dat er echt kansen zijn. Ik ben het ook eens met de suggestie van mevrouw Jacobi dat de VNG wellicht nog het een en ander rondom bermbeheer zou kunnen doen. Ook de heer Graus pleitte daarvoor. Er liggen op dat punt ook kansen in het GLB. Dat zijn kansen die we in zowel de eerste als de tweede pijler zien. De vergroening biedt daarvoor natuurlijk ruimte. Mevrouw Dik-Faber heeft in dat opzicht gesproken over de focusgebieden. Maar ook het plattelandsbeleid biedt echt mogelijkheden om hier iets te doen. Ik zeg mevrouw Jacobi en de heer Graus toe dat ik graag bereid ben om ook met de VNG over het Actieprogramma Bijengezondheid te spreken en te bekijken of er ook mogelijkheden zijn om haar op goede ideeën te brengen. Heel veel gemeenten zijn hier overigens al mee aan de slag gegaan. Mevrouw Jacobi heeft in dat verband al een aantal initiatieven genoemd. Ik denk dus dat het meer een soort van enthousiasmeren is en ervoor zorgen dat nog meer mensen aan de slag gaan. Er gebeuren echt al een heleboel goede dingen. Verschillende leden hebben gevraagd waarom de genoemde acties voor voedselaanbod niet gefinancierd worden. Als we gewoon naar de context kijken, kunnen we via het GLB natuurlijk heel veel doen. Wij financieren op dit moment vooral de acties die gerelateerd zijn aan kennisverspreiding – de bijenmakelaar werd al genoemd – en kenniscoördinatie en monitoringsonderzoek. Die zijn door de voorbereidende groepen genoemd als prioritaire acties. Daarbij is ook op dit punt aan ons expliciet gevraagd of wij een financiële bijdrage wilden leven. Toen hebben wij gezegd dat wij dat graag wilden doen. Via de doelstellingen van de nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst en in een bredere context leveren we sowieso ook op het punt van het voedselaanbod al een bijdrage. Ik vind het voorts belangrijk dat maatschappelijke partners zelf ook het een en ander gaan doen. Zij moeten ook acties oppakken, want het bevorderen van bijengezondheid is natuurlijk niet uitsluitend de verantwoordelijkheid van de overheid.
De heer Schouw heeft gevraagd wat de status van de voorraadagenda is. Wordt dat geen archiefagenda? Nee, want de voorraadagenda wordt actief opgepakt door het zogenaamde Bijenberaad. Er is een plenaire bijeenkomst in april gepland. Ik neem die agenda heel serieus. We hebben zojuist op een paar punten vastgesteld dat we ook al waren begonnen. Onderwerpen die op die agenda staan, worden dus niet als het ware vooruitgeschoven. Er is soms wel discussie over de vraag hoe ver we daarmee gaan. Ik denk dat het heel goed is dat we die onderwerpen allemaal bespreken en ermee aan de slag gaan.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik raak de Staatssecretaris een beetje kwijt. Ik heb haar met veel passie naar Europa zien gaan. Ik ben ervan overtuigd dat die bijensterfte haar echt aan het hart gaat. Zij is er ook van overtuigd dat die neonicotinoïden gevaarlijk zijn en dat we daarvan af moeten. Hulde daarvoor! En vervolgens lukt het in Europa niet helemaal zoals we hadden gewild en dan hoeven we niks meer te doen? Is dan het probleem van de bijensterfte opgelost, zijn onze zorgen dan weg? Dat is toch raar! Ik heb allerlei aangehouden moties. Ik weet nog goed dat de Kamer het wat irritant vond dat ik die indiende, want we zouden toch dat spoor afwachten. Al die moties gaan over het nemen van nationale stappen. Dat betekent inderdaad dat je een procedure moet volgen. Waarom wil de Staatssecretaris dat niet? Waarom herhaalt zij hier de riedel over de verkoop van die neonicotinoïden aan particulieren die we destijds bij de motie ook hoorden? De Kamer heeft na het aanhoren en wegen daarvan gezegd dat zij toch iets verder wilde gaan dan de drie stoffen die in Europa verboden zijn, dat zij alle neonicotinoïden niet meer in de winkel wilde hebben voor particulieren. Nu zegt de Staatssecretaris: zo heb ik die motie gezien. Nee, die motie kwam na afloop van haar betoog en die motie was bedoeld om haar bij te sturen. Ze voert de motie dus niet uit.
Staatssecretaris Dijksma: Er worden nu een paar dingen gezegd waarvan ik denk dat ik er iets tegenin moet brengen. Ik bedank mevrouw Ouwehand voor de erkenning dat ik met veel enthousiasme en overtuiging aan de slag ben gegaan binnen de Europese Landbouwraad om het een en ander te doen aan neonicotinoïden, maar ik had niet het idee dat we daarna achterover konden gaan leunen. Het Actieplan Bijengezondheid is daar een voorbeeld van. Ik noem voorts het feit dat ik commissaris Borg gevraagd heb om een aantal stoffen die nog niet herbeoordeeld zouden worden, sneller te gaan herbeoordelen. Ik vind het met mevrouw Ouwehand heel vervelend dat vervolgens het antwoord komt dat dat toch pas in de loop van dit jaar wordt opgepakt. Dat betekent echter niet dat ik niet datgene doe wat in mijn vermogen ligt om druk uit te oefenen om dat voor elkaar te krijgen.
Waarover verschillen wij nu van mening? Dat verschil van mening is overigens ook helemaal niet nieuw, dat is er altijd geweest, ondanks alle acties. Ik zeg dat ik pas dingen ga verbieden op het moment dat ik daarvoor ook een Europese basis heb. Ik denk namelijk dat dat het meest effectief is. De discussie is steeds op deze wijze verlopen. Ondertussen kan niet gezegd worden dat er niets is gebeurd op het terrein van een verkoopverbod aan particulieren. Die suggestie wordt wel de hele tijd gewekt. Ik heb namelijk zojuist al gezegd dat we vanaf 30 september een heel aantal zaken verboden hebben. Daar ligt inderdaad een Europese basis onder. En waar die basis er nog niet ligt, heb ik de EFSA via de Commissie aangespoord en heb ik in sommige gevallen het Ctgb gevraagd om alvast een beoordeling te geven of we op basis van de daar aanwezige kennis misschien wel vooruit zouden moeten lopen. Het antwoord op die vraag was negatief. Dat betekent echter niet dat ik niets gedaan heb, het betekent alleen dat er een uitkomst is waarmee mevrouw Ouwehand niet tevreden is.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dat is een «ja» en een «nee». Ik weet dat de Staatssecretaris via het Europese spoor wel degelijk aan de gang blijft, maar ze laat een ander spoor welbewust liggen. Daar was deze motie voor bedoeld. Er zijn ook nog andere moties waarvan ik nu vind dat het tijd is om ze in stemming te brengen. We hebben afgewacht wat de Europese aanpak heeft opgeleverd. We moeten op basis van de Europese maatregelen vaststellen dat 80% van het gebruik gewoon buiten schot blijft. Dat kan de bij niet hebben. Dat kunnen wij niet hebben, tenzij je net als Louise Fresco van mening bent dat je gewoon andere dingen moet eten, terwijl het grootste deel van onze voedselgewassen afhankelijk is van bestuivers zoals de bij. Ik vraag de Staatssecretaris om nu niet met al haar geld op de Europese route te gokken, maar alvast de procedures op te starten die het mogelijk maken om op nationaal niveau maatregelen te nemen. De bewijslast kan gewoon omgedraaid worden. Waarom wil zij die route niet bewandelen, terwijl zij nu ook weet dat de kans dat de Europese aanpak voor een echte terugdringing van al deze gifstoffen zal zorgen, niet heel waarschijnlijk is?
Staatssecretaris Dijksma: Ik denk in alle eerlijkheid dat wij ook een ander oordeel hebben over de kansrijkheid van het Europese spoor. Het is zeker waar dat ik niet alleen maar daarop inzet. Anders had ik niet ook een nationaal plan voor de bijengezondheid willen bevorderen. Anders zou ik niet het Ctgb alvast hebben gevraagd om naar een bepaalde stof te kijken omdat ik vind dat het lang duurt voor de EFSA die gaat herbeoordelen. Ik
heb steeds vastgesteld dat het in mijn opinie verstandig is om op deze manier, stap voor stap, de goede stappen te zetten en tegelijkertijd niet achterover te leunen. Ik heb de heer Schouw toegezegd dat ik nog eens uit de doeken zal doen wat de nationale mogelijkheden zijn, wat het betekent als je het op die manier zou doen. Die informatie kan ik geven in de brief over metam-natrium die in april naar de Kamer wordt gezonden. Ik zeg in alle oprechtheid dat ik het jammer vind dat mevrouw Ouwehand suggereert dat we niet heel veel bereikt hebben. Dat is namelijk wel het geval, terwijl heel veel mensen dat niet verwacht hadden. Ik ben aangekomen bij blok vier. Hoe reageert het kabinet op het PAN Europe-rapport getiteld A Poisonous Injection? Het gaat daarbij specifiek om de belangenverstrengeling. Minister Schippers van VWS heeft de Kamer daarover vandaag mede namens mij een brief gestuurd. De ngo PAN Europe beschuldigt in het rapport een aantal wetenschappers die betrokken zijn bij het ontwikkelen van Europese beoordelingsmethodieken van residuen van belangenverstrengeling. Pan Europe heeft daar overigens ook een aantal wetenschappers van het RIVM bij genoemd. Wij delen de mening van de ngo niet. Wij hebben vertrouwen in de wetenschappelijke integriteit en de professionaliteit van de wetenschappers, ook van de wetenschappers die onder de vlag van de EFSA aan de beoordelingsmethodieken van residuen van gewasbeschermingsmiddelen werken. Wij zien dat de wetenschappers zowel bij de EFSA als bij het RIVM gewoon weten wat er in hun wetenschappelijk veld speelt. Er zijn inderdaad contacten met het bedrijfsleven, maar ook met anderen. Dat is soms ook noodzakelijk om beoordelingen te kunnen doen. Op het moment dat een wetenschapper geen contacten meer zou mogen hebben, dat dat op zichzelf al een teken zou zijn dat hij niet onafhankelijk is, hebben we echt wel een heel groot probleem met elkaar. Het kan niet zo kan zijn dat we de EFSA omarmen en toejuichen op het moment dat zij in haar herbeoordelingen een aantal stoffen verbiedt, omdat het dan klopt, maar dat er wordt getwijfeld aan de integriteit van de mensen die er werken op het moment dat zij besluiten neemt waar niet iedereen het mee eens is. Dat kan niet allebei tegelijk kloppen, zeg ik dan maar eventjes gewoon puur rationeel.
De heer Van Gerven heeft gevraagd of het klopt dat er bij het Ctgb zeven erkende toxicologen werken op een bestand van 128 medewerkers. De humane toxicologiebeoordeling wordt alleen uitgevoerd door toxicologen. Het Ctgb heeft elf universitair opgeleide toxicologen in dienst, van wie er zeven na een aanvullende opleiding de titel «European registered toxicologist» mogen dragen. De overige vier volgen op dit moment de aanvullende opleiding. De mensen die geen toxicoloog zijn, verzorgen andere aspecten van de beoordeling, zoals de ecologische effecten, of zij doen beleidsmatig, bestuurlijk of ondersteunend administratief werk. Er is ook een visitatiecommissie bij EFSA geweest. Men heeft juist in de afgelopen tijd een aantal stappen gezet om de onafhankelijkheid van alle betrokken wetenschappers en medewerkers te garanderen. Daarbij gaat het ook over transparantie van bijvoorbeeld besluitvormingsprocessen. Door het werken met een panelsysteem kunnen mensen eigenlijk nooit op één moment een stempel op een bepaald dossier drukken. Het is goed om hier aandacht aan te besteden. Het is immers niet goed als organisaties ter discussie staan. Maar als je de discussie opent, moet je ook wel met harde feiten komen. Ik hoop in ieder geval dat ik hiermee het een en ander heb kunnen weerleggen.
De heer Van Gerven (SP): 52% van de mensen die de dienst uitmaken bij de EFSA heeft een connectie met de industrie. Dan is er sprake van ten minste een schijn van belangenverstrengeling. Ik ken natuurlijk al die mensen niet persoonlijk, ik weet niet of ze de zaak flessen of niet, maar er is sprake van een enorme verwevenheid. We kennen heel kwalijke zaken bij de farmaceutische industrie. Daar is de belangenverstrengeling bij toezichthoudende of oordelende organen als er geneesmiddelen geregistreerd moeten worden al tientallen jaren een heel groot punt van discussie. Is het dan toch niet beter als die belangenverstrengeling geminimaliseerd zou worden? Ik zeg het nu voorzichtig. Immers, 52% is toch een gigantisch percentage.
Staatssecretaris Dijksma: Het is echt een beetje gemakkelijk om hier op zo’n manier de discussie te voeren. Het is ook maar de vraag om wat voor type connecties het dan gaat. Uiteindelijk gaat het erom dat het werk van de EFSA gewoon transparant moet zijn en dat mensen dat ook moeten kunnen volgen. Dat is de kern. Dan kun je ook zien of er op een deugdelijke wijze tot een wetenschappelijk oordeel is gekomen. Het komt voor dat mensen die dit type werk doen in hun verleden bijvoorbeeld ook elders gewerkt hebben. Het wordt wel heel moeilijk om mensen voor dit werk te zoeken als zij bij wijze van spreken nauwelijks of geen cv mogen hebben. Dat wordt dan ingewikkeld. Ik redeneer nu even voorzichtig andersom. Iemand die als wetenschapper alleen maar bij een ngo heeft gewerkt, kan ook niet op voorhand als een activist worden weggezet. Ik zou zeggen: laten we vooral kijken naar het werk en hoe we dat zo transparant mogelijk kunnen krijgen. Op dat gebied is er in het verleden ook kritiek op de EFSA geweest. Op dat vlak moest de EFSA stappen zetten en dat heeft zij ook gedaan. Dat wil zij ook blijven doen. Ik heb onlangs in een brief aangekondigd dat ik met haar wel wil praten over de vraag hoe ervoor kan worden gezorgd dat we dit soort discussies zo min mogelijk hoeven te voeren. Die moeten inderdaad geminimaliseerd worden. Dat kan volgens mij door gewoon zo transparant mogelijk te functioneren. Dan moeten dingen ook na te kijken zijn. Dat is volgens mij het beste antwoord.
De heer Van Gerven (SP): Beoordeling en toezicht moeten vooral komen uit de hoek van de wetenschap, en zo min mogelijk uit de hoek van de industrie. Dat is om elke mogelijke schijn van belangenverstrengeling te voorkomen. De Staatssecretaris weet dat er in het verleden schandalen zijn geweest bij de EFSA. Daardoor hebben ook mensen moeten terugtreden. Het gaat niet om één connectie, er is bij meer dan de helft van de mensen die de dienst uitmaken, sprake van connecties. Zij doen allerlei zaken voor de industrie of hebben nog nauwere contacten. Dat is toch niet goed, dat wekt toch geen vertrouwen? Is het niet beter om toch nog eens te kijken naar de voorwaarden die kunnen worden gesteld aan de samenstelling van de EFSA? Moeten er dan niet meer stappen gezet worden dan alleen het transparant maken? We hebben ook wel eens gezegd dat we de salarissen van de top van de publieke sector in Nederland transparant moesten maken. Dat bleek echter toch niet voldoende, waarna werd besloten tot het opstellen van een Wet normering topinkomens. Ik wil even die parallel trekken. Is de Staatssecretaris bereid om zich daar nog eens over te buigen?
Staatssecretaris Dijksma: Ik heb al eerder een uitgebreid antwoord over deze zaak gegeven. Wij hebben vandaag weer via de Minister van VWS geantwoord. We hebben ook vastgesteld dat er al veel stappen gezet zijn bij de EFSA. Mijn route is die van het afdwingen van maximale transparantie. Ik vind niet dat je mensen op voorhand in diskrediet kunt brengen met een opmerking dat iemand ooit een contact heeft gehad of iets heeft gedaan. We moeten dat echt niet op die manier doen. Als er dingen misgaan, moet dat ook helder worden. Dan moeten we zeker ingrijpen. Daar ben ik altijd voor. Maar we moeten niet in het wilde weg dingen zeggen.
Mevrouw Jacobi heeft nog een heel antwoordenblok tegoed op het punt van de laagrisicostoffen. De vraag is of je het niet gewoon van tevoren moet kunnen vaststellen. Omdat ook laagrisicostoffen gevaarlijk kunnen zijn, moet er een toets plaatsvinden op risico’s voor mens, dier en milieu. Ik ben het zeker met mevrouw Jacobi eens dat die vereenvoudigd moet worden. Daar zetten we ons ook vanuit Nederland op het niveau van de Unie op in. We proberen ook om samen met het bedrijfsleven en andere instellingen in Nederland te werken aan ideeën die daaraan bijdragen. Het moet wel op EU-niveau plaatsvinden, omdat we het hebben over een EU-verordening die de toelating regelt.
Wat kunnen we doen om tot een versnelling te komen? Ik heb in de zomer van 2013 al een brief aan commissaris Borg gestuurd. Ik hoop dat ook het bedrijfsleven dat dossiers aanlevert, een bijdrage kan leveren door de nodige voorbereidingen te treffen. Een werkgroep met experts levert vanuit Nederland een actieve inbreng door te kijken of het toetsingskader voor stoffen en middelen met een lager risico beter kan worden toegesneden op de aard en de kenmerken van dit soort stoffen. Er zal echter altijd moeten worden beoordeeld of er geen sprake is van risico voor mens, dier en het milieu.
Wij hebben de sectororganisaties gevraagd of we niet nog nieuwe denkrichtingen kunnen verkennen om bijvoorbeeld de toelating van biologische en milieuvriendelijke middelen te faciliteren. Dat zouden we kunnen proberen via de zogenaamde green deal groene gewasbeschermingsmiddelen. Wij staan er absoluut voor open om dat te doen, maar het is niet zomaar geregeld. We willen daar graag een bijdrage aan leveren. Daarbij denk ik aan een bijdrage in de ondersteuning, dus met denkkracht. Ik denk daarbij niet meteen per se aan een bijdrage met geld. Dat hebben we namelijk niet.
De heer Schouw heeft gezegd dat de laagrisicostoffen die in grote hoeveelheden gebruikt worden, ook gevaarlijk kunnen zijn. Dat klopt. Daarom is dus ook hiervoor een EFSA-beoordeling nodig. De heer Geurts heeft gevraagd wat wij hebben gedaan om de toelating van kleine toepassingen te verbeteren. We hebben daarvoor een eenvoudiger beoordelingskader. Het Ctgb heeft extra uitvoeringscapaciteit ingezet en ook een aparte coördinator voor kleine toepassingen benoemd. Daarmee is binnen het Ctgb ook prioriteit gegeven aan het afhandelen van de aanvragen voor kleine toepassingen. Hierdoor worden de scherpe termijnen gehaald.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik heb een procedurele vraag. Ik lees in de brief van 6 februari 2014 dat we in de zomer van 2014 een voorstel ontvangen voor een eventuele differentiatie in de maatregelen voor middelen op basis van laagrisicostoffen, terwijl er nu toch al een besluit wordt genomen. Zijn we nu niet een beetje te vroeg met ons besluit om laagrisicomiddelen in de volle breedte toe te staan? Of heb ik de Staatssecretaris wellicht niet helemaal goed begrepen? Er wordt in deze brief nadrukkelijk verwezen naar een standpunt dat nog naar de Kamer zal worden gezonden. Ik moet eerlijk zeggen dat er in mijn mailbox net zo veel mails van voor- als van tegenstanders zijn gekomen. Ze hebben allebei valide argumenten. Ik heb gewoon nog aanvullende informatie nodig om hier zelf ook een goed oordeel over te kunnen vormen.
Staatssecretaris Dijksma: Het is misschien goed om te zeggen dat wij niet nu al een besluit nemen. Er was een lijst met stoffen die wij zelf hanteerden. Eigenlijk zouden in afwachting van de EU die al hebben moeten vervangen. Omdat het niet opschiet op Europees niveau, hebben we gezegd dat we even de status quo hanteren. Wij nemen dus niet nu een nieuw besluit.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Op dit dossier zit juist de spanning en de knop om de vergroening een serieuze slag te geven. We zeggen al heel lang dat de alternatieven niet opschieten. Ook bedrijven die in deze richting werken, zeggen dat ze vaak aan het einde van de lat aan de beurt komen.
Ik zie deze ontwikkeling, die mij zeer aanspreekt; ik vind dat de Staatssecretaris goede steun eraan geeft. Wat garandeert dan dat we deze stoffen naar voren kunnen halen? In mijn inbreng sprak ik over de Elektriciteitswet. Daarbij hebben we het zo geregeld dat op een gegeven moment de groene energie voorrang kreeg. Dat zou ik heel graag zien bij de EFSA en deze ontwikkelingen. Dan maken we pas echt het verschil, maar misschien vraag ik het aan de verkeerde Staatssecretaris.
Staatssecretaris Dijksma: Ik denk dat we dit punt met het Ctgb zullen moeten bespreken. Enerzijds duwen we aan de alternatieve kant mee, om de sectororganisaties, het bedrijfsleven en anderen te helpen om de alternatieven te ontwikkelen, en anderzijds zullen we de volgorde van behandeling gewoon moeten bespreken.
De voorzitter: Dank u wel. Dan gaan we door naar het laatste blokje, over de overige onderwerpen.
Staatssecretaris Dijksma: Dit blokje betreft twee losse punten. Het eerste is de vraag van mevrouw Lodders of met de invoering van de gewasbeschermingsmonitor de administratieve lasten niet nog hoger worden dan met het gewasbeschermingsplan, met name op het punt van de vakbekwaamheidseisen. Het korte antwoord is nee, want de bedoeling is nou juist dat we het allemaal simpeler maken en niet ingewikkelder. Het registreren van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen was immers al verplicht. Dat wordt uitgebreid met het registeren van de niet-chemische maatregelen die een teler neemt. Daarmee zijn de administratieve lasten niet per se hoger. Wat betreft kennisverwerving gaat het erom dat die gewasbescherming daarmee natuurlijk duurzaam en efficiënter kan worden. Wij proberen op deze manier om dat zware plan te vervangen door iets wat effectiever is en eigenlijk beter werkt. Dat is in overleg met de betrokkenen gedaan. Ik ga er dus vanuit dat het doet wat het moet doen. De Kamer heeft dat ook gevraagd. De laatste vraag in dit blok is of we doelstellingen moeten formuleren voor gewasbeschermingsmiddelen. Er zijn al doelstellingen voor verduurzaming geformuleerd, zeg ik tegen de heer Van Gerven, zoals emissiereductie en spuitvrije zones. Deze doelstellingen staan in de nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst, die op 1 juli al in een notaoverleg met de Kamer is behandeld.
Mevrouw Lodders (VVD): Even een check, want wellicht gaat Staatssecretaris Mansveld er nog op in. Ik had ook een voorbeeld gegeven van innovatie, betreffende de spuitdoppen. Het is een technische vraag, die bij het Ministerie van EZ op de lijst staat.
Staatssecretaris Dijksma: Producenten van doppen kunnen hun dop indienen bij de Technische Commissie Techniekbeoordeling (TCT). Deze commissie beoordeelt of de dop voldoet aan de aangegeven prestatie, namelijk het driftreductiepercentage. Als dat zo is, wordt de dop opgenomen. Als mevrouw Lodders een voorbeeld heeft van iets wat niet klopt, vraag ik haar om dat in te leveren, dan krijgt zij een reactie.
Mevrouw Lodders (VVD): Dat was eigenlijk een beetje zonde van mijn interruptie, maar ik gebruik hem dan toch maar even. Dit is nou juist zo jammer. De fabrikant moet iets aanmelden. Volgens mij is innovatie op dit punt een van de onderwerpen waarvoor wij aan deze tafel breed openstaan. Als het gaat om innovatie en snelheid zouden ook de gebruikers, die juist affiniteit hebben met het zoeken naar innovatie, meer mogelijkheden moeten hebben voor snellere procedures.
Staatssecretaris Dijksma: Ook hier geldt dat de innovatie wel moet doen wat zij belooft te doen. Dat moet ergens gecheckt worden.
Mevrouw Lodders (VVD): Daar ben ik het zeer mee eens. Ik ga die mail een-op-een doorsturen naar de voorzitter en naar iedereen. Het gaat echt alleen maar als het er daadwerkelijk is, maar soms liggen daar wel de kansen en niet altijd alleen bij het bedrijfsleven, maar juist ook bij de mensen. Nogmaals, volgens mij zijn we het daarover met elkaar eens. Mensen die er een soort hobby van maken, moeten wij ook de kans geven.
De voorzitter: We krijgen allemaal een mail van mevrouw Lodders.
Ik dank de Staatssecretaris van Economische Zaken voor dit moment; wij gaan luisteren naar de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu.
Staatssecretaris Mansveld: Dank u wel, voorzitter. Omdat het in deze commissie gewaardeerd wordt om de volgorde van de mapjes te weten, het volgende. Ik start met het advies van de Gezondheidsraad, dan de gewasbeschermingsmiddelen, azolenresistentie, verkoop achter de toonbank en overige onderwerpen. En «overige onderwerpen» behelst één vraag, over de zuivering bij de glastuinbouw, volgens mij een vraag van mevrouw Lodders en de heer Geurts.
Het advies van de Gezondheidsraad staat niet op de agenda, maar ik wil graag antwoorden op de vragen die erover zijn gesteld. Ik heb het advies in ontvangst genomen en ik was onder de indruk van de methoden die de Gezondheidsraad heeft gebruikt. Het feit dat ze hoorzittingen heeft gehouden waarbij iedereen aan de voorkant betrokken is, vind ik enorme winst. Het betekent dat het onderwerp direct breed is uitgezet, dat alle betrokkenen, bijvoorbeeld omwonenden, al aan de voorkant betrokken zijn, dat de uitkomsten van het advies een breedte aangeven en dat het past bij deze tijd waarin we mensen sneller en eerder in de breedte betrekken bij dit soort zaken. Er is immers onrust bij een aantal mensen, bijvoorbeeld mensen die naast een boer wonen. Ik vind het advies van hoge kwaliteit, gedegen, volledig en goed uitgebalanceerd. Gezondheid staat voorop in het advies. Ik denk dat dat goed is. Ik heb eerder vandaag in een heel ander debat gezegd dat er steeds meer verbanden worden gelegd tussen gezondheid en milieu, en dat ik dat een goede ontwikkeling vind. Concreet neemt het kabinet het advies over en gaat voortvarend aan de slag. Dat betekent inderdaad dat er een blootstel-lingsonderzoek wordt uitgevoerd en dat er parallel daaraan wordt overlegd met het RIVM over de vraag op welke manier naar mogelijke gezondheidseffecten gekeken kan worden. Er zijn nog een aantal andere adviezen gegeven die alle omarmd worden.
De heer Van Gerven is zeer enthousiast over spuitvrije zones. Hij vraagt om de invoering van een volledig vrije zone van 12 meter. Het kabinet wil spuitvrije zones rondom gevoelige locaties, maar moet natuurlijk onderzoeken hoe deze het beste kunnen worden ingevoerd. Ik wil graag een gesprek hierover met LTO. LTO heeft er zelf al actief berichten over naar buiten gebracht. De sector neemt het advies zeer serieus, stelt op eigen initiatief een gedragscode op en is bereid tot het aanhouden van spuitvrije zones.
Ik onderschrijf de zorg achter de vragen op dit punt, het beschermen van omwonenden tegen risico’s van gewasbeschermingsmiddelen. Maar bij het invoeren van een dergelijke afstandseis moet duidelijk zijn dat deze inderdaad leidt tot de gewenste reductie van mogelijke effecten op de omwonenden. Dat weten we nu niet; daar is dat blootstellingsonderzoek voor. Zoals ik zojuist al zei, ben ik blij dat parallel daaraan de gezondheidseffecten worden bekeken. We weten nu dus nog niet hoe groot die afstand moet zijn en of in alle gevallen een vaste afstand gewenst is. Ik denk niet dat het verstandig is om overhaast te werk te gaan. Ik vind het al belangrijk dat er zó snel tot actie is overgegaan en dat de branche erbij betrokken wordt. Dat is de goede weg.
De heer Schouw is erg enthousiast en vraagt of hij een motie moet indienen om ons verder te ondersteunen op dit punt. Ik heb zojuist al gezegd dat wij het advies van de Gezondheidsraad zeer serieus nemen. Alle aanbevelingen daarin nemen we integraal over. Dat betekent dat we al stappen zetten, vooruitlopend op een Kamerdebat. Het blootstellingson-derzoek en de gezondheidseffecten zijn leidend daarin. We gaan dus heel voortvarend aan de slag met alle aanbevelingen. Een motie is dus, mijns inziens, niet nodig, maar ik vind het wel getuigen van steun voor het advies van de Gezondheidsraad en voor de aanbevelingen dat de heer Schouw daar zo enthousiast over is. Dit is het einde van mijn eerste blokje, voorzitter.
De voorzitter: Ik kijk of er nog interrupties zijn. Dat is niet het geval. Ik zie het enthousiasme nog steeds afstralen van de heer Schouw. Gaat u verder met uw volgende blokje, Staatssecretaris.
Staatssecretaris Mansveld: Hij schudt nee, maar hij lacht wel zeer vriendelijk ...
Voorzitter. Ik kom te spreken over gewasbescherming buiten de landbouw. Morgen heb ik daar met uw Kamer een VSO over. Er zijn nu al een aantal vragen gesteld op dit punt, die ik hier kort wil langslopen. In meerdere debatten is zorg uitgesproken over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw. In mijn brief van 3 september ben ik daarop ingegaan. Mijn beleid richt zich op het terugdringen van het vermijdbaar gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Daar past verantwoordelijkheid bij voor de gezondheid van mensen en voor het milieu. De heer Geurts vroeg zojuist: waarom doen we het ook alweer? Ik dacht even: zal ik de alinea uit de brief oplezen, want daar staat het heel compact in. Je doet het natuurlijk voor de gezondheid van de mensen en voor het milieu. De Kamer weet dat dat voor mij redenen waren om maatregelen uit de tweede nota Duurzame Gewasbescherming aan te scherpen. Vervolgens heb ik een aantal onderzoeken laten doen en is een en ander gepreciseerd.
De heer Schouw vraagt om een concrete datum voor de overgang naar volledig niet-chemisch beheer op sport- en recreatieterreinen. Eigenlijk vraagt hij of het niet ambitieuzer kan dan per 2020. Als dat kan, moet dat voortkomen uit de dialoog met de sector. We zijn met de sector in gesprek. Er gebeurt nogal wat op dit punt. We bekijken de innovatie en de mogelijkheden. Het moet zo spoedig mogelijk. De terreinbeheerders denken zelf aan het jaar 2020. Ik denk dat het mooi is als het eerder gebeurt, maar we moeten eerst bekijken of er alternatieven zijn. Op het moment dat blijkt dat het eerder kan, moeten we kijken of het naar voren kan. Het kan niet naar achteren, dat is in ieder geval wat mij betreft onmogelijk.
De heer Geurts vroeg wat de meerwaarde is van een verbod. Ik heb al gezegd dat dat voor mij de volksgezondheid en het milieu is. Blijkbaar is het ook haalbaar. Ik denk dat het een goede uitdaging is. We gaan de weg zoals die uiteindelijk ook na de onderzoeken wordt gegaan. De heer Geurts vraagt of ik het verbod op onkruidbestrijdingsmiddelen wil aanhouden totdat duidelijk is welke middelen het label «laagrisicomiddel» krijgen. Die criteria zijn nog niet vastgesteld. Dat gebeurt in de loop van 2014. Het is wel belangrijk dat we het verbod al voorbereiden. Dat zal voor een deel parallel lopen. Op dit moment ziet het er niet naar uit dat het een het ander bijt.
De heer Geurts vraagt of ik bereid ben om toch af te zien van een verbod op laagrisicomiddelen voor particulieren. Ik heb in mijn brief geen verbod op laagrisicomiddelen afgekondigd. Ik zet in op minimalisering van de risico’s en van de omvang van het gebruik, bijvoorbeeld via kleinere verpakkingen en een voorlichtingscampagne door de tuinbranche. De heer Schouw vraagt welke maatregelen worden genomen om niet-chemisch beheer te bereiken bij overig groen. De voorbereiding van deze maatregelen is gestart. Dit voorjaar zal ik gezamenlijk met de terreinbeheerders een innovatieagenda opstellen en kennis uitwisselen met een kennisplatform. Ik denk dat het belangrijk is dat dat gebeurt. De terreinbeheerders willen daaraan meewerken, onder andere middels de green deals. Daarover zijn contacten gelegd. Het is belangrijk dat in de green deals innovatie en vooruitdenken worden gestimuleerd samen met de sector, de mensen die daarover gaan.
Ik heb een aantal partijen gesproken. Het interessante was dat ik de voor-en tegenstanders tegelijk aan tafel had. Wat me in dat gesprek opviel, is dat de bedrijven snappen dat we toe moeten naar een laagrisicostof of naar een verbod. Wel vragen zij zich af of dat gefaseerd kan en hoe we het gaan bereiken. Er zitten echter ook partijen aan tafel die materieel leveren aan gemeenten om op een heel andere manier met het groenbeheer en de gewasbeschermingsmiddelen om te gaan. Dan treedt er een enorm stuk innovatie op waarvan gemeenten heel blij worden. Een aantal gemeenten loopt daarin voorop. Het is belangrijk dat we die weg opgaan. Je zult altijd mensen hebben die koploper zijn en mensen die het wat ingewikkelder vinden. Ik zie het als mijn taak om iedereen steeds bij elkaar te brengen en uit te dagen voor green deals en om steeds de stap vooruit te blijven zetten.
Mevrouw Dik-Faber vraagt wanneer er een verbod is voor gebruik door particulieren op verharding en overige terreinen. Er is een onderscheid tussen verharding en overige terreinen, ik denk dat mevrouw Dik-Faber dit later ook zei. Het gebruik voor verhardingen door particulieren wordt per november 2015 verboden. Voor het gebruik op overige terreinen zet ik in op minimaliseren van de risico’s van het gebruik. Er zijn alternatieven voorhanden; Ik noem de gebruikelijke zaken die ik in ieder geval traditioneel nog doe in mijn tuin, namelijk schoffelen en borstelen. Op mijn briefje staat ook nog «warm water», maar dat gebruik ik dan weer niet. Verder zet ik op gebruiksklare verpakkingen, zodat de stof niet verdund hoeft te worden. Voor het vergroten van het bewustzijn moeten er campagnes komen, mevrouw Dik-Faber gaf het al aan. Ik vind dat belangrijk. Ik denk dat er door bewustwording al enorme stappen vooruit gezet kunnen worden. Niet iedereen heeft de kennis en het bewustzijn. Ik zal met de detailhandel overleggen of ik ook voor deze middelen een kassacheck kan introduceren.
Mevrouw Dik-Faber vraagt op basis van welke overweging de laagrisico-middelen zijn uitgesloten van een verbod als er meer werkzame stof nodig is om hetzelfde effect te bereiken. De Europese verordening maakt een onderscheid tussen laagrisicomiddelen en andere middelen. Voor de laagrisicomiddelen gelden soepelere doseereisen. Ook het Ctgb schrijft in zijn advies dat laagrisicomiddelen een duidelijk lager risicogevoel hebben dan de andere middelen. Daarbij is meegewogen dat de dosering anders is dan bij de andere middelen. Voor zover dit blok, voorzitter.
De heer Geurts (CDA): De Staatssecretaris ging vrij snel over de laagrisicomiddelen heen. Mijn concrete verzoek was om geen verbod in te stellen totdat Brussel duidelijkheid heeft gegeven. De Staatssecretaris zegt dat het elkaar niet bijt en dat zij voor particulieren niets doet. Die vraag had ik echter helemaal niet gesteld. Dank dus voor het antwoord op een niet-gestelde vraag, maar het gaat mij erom dat de Kamer goed wordt meegenomen indien de Staatssecretaris iets doet wanneer het in Brussel nog niet is vastgesteld. Ik maak mij zorgen. In een eerder debat hebben wij ook al met elkaar gewisseld dat innovaties die in Nederland zijn doorgevoerd, de nek worden omgedraaid als Nederland te snel gaat. Daarom wil ik graag van de Staatssecretaris de toezegging dat zij geen stappen zet en dat de innovaties in Nederland duidelijkheid blijven houden.
Staatssecretaris Mansveld: De zinsnede dat «innovaties duidelijkheid blijven houden» snap ik niet zo goed. Het gaat erom dat er innovaties moeten plaatsvinden. Mijn plan is een weg die we moeten gaan om die innovaties te bereiken. Staatssecretaris Dijksma is al ingegaan op nieuwe stoffen en het Ctgb en de EFSA. Mijn collega gaf al aan dat we daarover gaan praten. Mevrouw Jacobi raakte hierbij een punt dat natuurlijk relevant is, namelijk de vraag hoe je nieuwe zaken en innovaties stimuleert. Ik hoor de zorgen van de heer Geurts. Ik wil die wegnemen met de tekst dat wij de Kamer zullen infomeren indien de stappen die in Europa worden gezet en het parallelle traject dat wij lopen elkaar gaan bijten. Sowieso houden wij de Kamer op de hoogte van beide trajecten.
De heer Schouw (D66): Het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen in speeltuinen en op sportvelden weegt voor mijn fractie zwaar. De Staatssecretaris zegt dat als het kan, het uit de dialoog moet komen. Ik heb het afgelopen jaar een heel andere Staatssecretaris meegemaakt, een Staatssecretaris die echt zelf een inzet kiest, die normen stelt en die daar dan ook voor gaat. Moet ik de Staatssecretaris zo verstaan dat haar inzet voor die dialoog behelst dat zij kijkt of we het in 2017 kunnen verbieden? Mocht het anders zijn, dan horen we dat natuurlijk graag, maar is dat haar inzet?
Staatssecretaris Mansveld: Mijn inzet is onverminderd ambitieus. Echter, bij speeltuinen en sportvelden zijn er specifieke problemen. Het zijn bijvoorbeeld grote terreinen. Ik vind het belangrijk dat er oplossingen komen voor die problemen, maar ik zie ook dat die problemen nu wel geconstateerd worden. Gelooft u mij als ik zeg dat sportterreinbeheerders als eerste snappen wat er aan de hand is. Daar spelen de F’jes op zaterdagochtend om half 9. Het zijn altijd ontijden als de F’jes spelen; iedere ouder die dit hoort, zit nu mee te knikken, want die staat daar op zaterdagochtend vroeg. Dat is natuurlijk wel relevant, die beheerders hebben heel goed door welke risico’s ze lopen. Zij willen de dialoog aangaan, zij willen kijken of er alternatieven zijn en zij willen die alternatieven. Samen met het bedrijfsleven bekijken we of er alternatieven zijn en of we er stappen in kunnen zetten. Ik begrijp de zorg van de heer Schouw, maar die wordt zeker gedeeld door de beheerders van deze terreinen. Immers, daar zitten inderdaad de kinderen. Ik ben dus onverminderd ambitieus en wat mij betreft moet het zo snel mogelijk, maar het moet wel realistisch zijn, want aan de andere kant hebben ze ook grote problemen als er nu acuut een verbod op wordt gezet.
De heer Schouw (D66): Ik wil de Staatssecretaris niet vastpinnen. Het is geen resultaatsverplichting, maar wel een inspanningsverplichting. Ik zou die inspanningsverplichting op 2017 willen zetten. Als dat niet lukt, zijn we er ook met elkaar bij. Echter, met dat jaartal krijgen we toch wat meer stevigheid op dat punt.
Staatssecretaris Mansveld: Voor overige terreinen met professioneel gebruik staat het verbod op november 2017. Daar zitten een aantal uitzonderingen in, waaronder een deel van de sportterreinen, recreatiebe-drijven etc. De bedoeling is natuurlijk dat je geen uitzonderingen meer hebt, maar dat het een algemeen verbod wordt. Ik zei zojuist al dat de uitzonderingen er niet voor niets zijn. Er zijn daar problemen en geen alternatieven. Ik wil afspreken dat ik de Kamer op de hoogte houd van de manier waarop de uitfasering van de uitzonderingen verloopt. Laat ik het zo formuleren. Echter, ik denk dat we de valkuil moeten vermijden om daar nu al de datum van 2017 op te zetten. De ambitie is er, de inzet is er en in de rapportage van de voortgang wil ik de Kamer zeker voor wat betreft de uitzonderingen specifiek informeren.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): De green deal die is afgesloten, geldt volgens mij voor sportterreinen. Komt er ook een green deal met de recreatiesector? Of is het toch een integrale deal? Dat heb ik niet begrepen, volgens mij zal het een aparte green deal moeten worden. Ik sluit mij aan bij de woorden van de fractie van D66: laten we ook daar komen tot een inspanningsverplichting. Ik heb in mijn betoog aangegeven dat je niet wilt dat die middelen worden toegestaan op een camping, waar mensen op vakantie gaan en kinderen spelen.
Staatssecretaris Mansveld: De inzet van mevrouw Dik-Faber siert haar. De green deal is nog niet afgesloten. Ze zijn er nog mee bezig voor wat betreft de sportterreinen. Voor de overige terreinen wordt er gestart met een green deal.
De voorzitter: Ik zie dat u nog een interruptie wilt maken, mevrouw Dik-Faber, maar u hebt eigenlijk het aantal interrupties per fractie al opgebruikt. Bewaart u haar voor de tweede termijn.
Staatssecretaris Mansveld: Voorzitter. We komen elkaar morgen ook nog tegen in het VSO over dit onderwerp.
Mijn volgende blokje betreft de azolen. Mevrouw Ouwehand sprak over de onderzoekers van de Radboud Universiteit. Het RIVM zal gevraagd worden om invulling te geven aan de onderzoekaanbevelingen uit het rapport. Daar zullen eerdere onderzoeken bij betrokken worden, ook van de Radboud Universiteit. Gezien de specifieke vraag zal ik het RIVM verzoeken om zeker specifiek met de Radboud Universiteit contact op te nemen over de initiatieven van de Radboud Universiteit. Mevrouw Lodders vraagt of ik eerst nader onderzoek ga uitvoeren en welke stappen er dan in de tussentijd worden genomen. Een eerste stap die gezet wordt, is gericht onderzoek naar het verband tussen het huidige gebruik van de triazolen en de aanwezigheid van mutaties van de schimmel. Daarnaast zal onderzocht worden of er bronnen zijn waar de resistentie zich ontwikkeld. Het kabinet zal alvast een quickscan maken van de mogelijkheden om bij de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen en biociden gebruik te maken van andere middelen, zonder triazolen.
Mevrouw Dik-Faber vraagt hoe ik mijn collega’s ga overtuigen. De Europese Commissie zal verzocht worden om een internationale routekaart te maken, met als doel de vermindering en verduurzaming van het gebruik van triazolen te bevorderen. De hoofdrichting van de routekaart zal wat mij betreft moeten zijn de monitoring in Europa van de resistente schimmel bij medisch gebruik, te beginnen met een onderzoek naar de bronnen. Daaruit moeten preventieve maatregelen worden afgeleid. Ook moet onderzoek worden gedaan naar alternatieve bestrij-dingsmethoden en moeten nieuwe middelen gestimuleerd worden die geen of minder snel resistentie veroorzaken.
Ik vind het belangrijk dat wij onze eigen bevindingen actief delen met andere landen. We zien dat daar effect ontstaat, want als je een probleem hebt, ga je op zoek naar een oplossing. Het is natuurlijk belangrijk dat je gezamenlijk binnen Europa eenzelfde probleemerkenning maakt, zodat je ook gezamenlijk op zoek kunt naar de oplossing.
Ik kom te spreken over de verkoop achter de toonbank. Ik wil eerst iets rechtzetten. Er is eerder gezegd dat dit al gebeurt in Denemarken. Wij hebben dat gecheckt en dat blijkt niet zo te zijn. In Denemarken wordt dat niet gedaan. Zojuist suggereerde mevrouw Ouwehand dat het ook al in Duitsland gebeurt. Dat klopt voor gewasbeschermingsmiddelen maar niet voor biociden; ook daar vindt een kassacheck plaats. Omdat ik dit een heel belangrijk punt vind, hebben wij dit heel specifiek nagezocht. Ik heb direct al gezegd dat ik het een zeer interessante gedachte vond om te kijken of het mogelijk was om achter de toonbank te verkopen. Ik heb daar uitgebreid naar gekeken, want ik deel de zorgen over het effect van chemische bestrijdingsmiddelen. Ik heb ook gezegd dat ik het doel van de motie volledig onderschrijf. Ik ben echter ook op zoek gegaan naar welke informatie er is en hoe het in andere landen gaat. Afdwingen is juridisch moeilijk. Als je het af wilt dwingen, moet er een alternatief zijn, want de rechter toetst op proportionaliteit. Het gaat daarnaast ook om kosten. Ik vind het belangrijk dat, nu deze weg zeer slecht begaanbaar lijkt, wij zoeken naar een ander pad.
Ik heb dit ook geschetst in de brief. Ik omarm de zorg die er leeft. We zullen het algemeen bewustzijn moeten vergroten. Ik denk dat heel veel mensen niet nadenken bij de aankoop van een mierenlokdoosje. Iemand had het zojuist over paracetamol. Ik had als voorbeeld de ibuprofen. Als je paracetamol koopt, wordt er iedere keer opnieuw bij de kassa gevraagd of je bekend bent met het gebruik, of je weet wat je koopt, of het wel verstandig is om drie doosjes te kopen etc. Ik vind het belangrijk dat er een bewustwording bij mensen optreedt. Immers, uiteindelijk kunnen we nog zo veel maatregelen nemen, maar het individu moet het anders gaan doen. Dat doel van de motie onderschrijf ik. We moeten het algemeen bewustzijn vergroten, door voorlichting en door de kassacheck bij de verkoop. Ook moeten er slimmere verpakkingen komen. Het middel moet niet meer onverdund worden verkocht maar moet zodanig aangeleverd worden dat mensen niet het geconcentreerde product in handen hebben. Ik omarm dus de zorg van mevrouw Ouwehand. Zij kan echter wel zeggen dat zij wil dat de motie blind wordt uitgevoerd, maar ik heb al beschreven waar de beperkingen zitten. Op dit moment moeten we dus zoeken naar andere oplossingsrichtingen. Die stel ik ook voor in deze brief. De heer Van Gerven en mevrouw Ouwehand hebben gevraagd of biociden toch niet achter de toonbank verkocht kunnen worden, ondanks de nadelen, want in Duitsland gebeurt het al. Ik heb zojuist al aangegeven dat ik de weg wil gaan die ik in de brief heb geschetst. Ik wil niet een zeer slecht begaanbare weg proberen, maar ben liever realistisch, om zo stappen vooruit te zetten.
Mevrouw Lodders zegt dat een publiekscampagne niet nodig is. Ik heb zojuist al toegelicht dat ik daar anders naar kijk. Ik vind het belangrijk dat er bewustwording optreedt bij mensen. Milieu Centraal heeft al een aantal campagnes gevoerd, die zeer effectief zijn gebleken, met als doel bewustwording van mensen. Mensen doen gedachteloos dingen. Ik betrap mezelf ook op automatismen. Als iemand dan tegen je zegt: «realiseer je wat dit voor effect heeft» ben je daar weer uit. Bij een kassacheck worden mensen elke keer bewust gemaakt, ook mensen met jonge kinderen. Als mevrouw Lodders al gelijk heeft dat het niet nodig is, kunnen we hier beter actie op ondernomen hebben, om dat dan in ieder geval even te controleren.
Werkt die kassacheck eigenlijk wel, vraagt mevrouw Dik-Faber zich af. Bij drogisterijen met medicijnverkoop waar een kassacheck plaatsvindt, is gebleken dat die werkt. De kassacheck is wat mij betreft één van de wegen om te gaan. Ik denk dat de combinatie gestart moet worden en zijn effect moet bewijzen. Ook zullen we met andere landen in gesprek moeten blijven om te bezien wat daar effectieve maatregelen zijn. In ons rondje bellen is namelijk wel geconstateerd dat er dezelfde zorgen leven in Europa. We moeten kijken of daar originele ideeën zijn. Een gratis idee, is een heel mooi idee.
Ik kom op mijn laatste blokje. Dat betreft een vraag van naar ik meen mevrouw Lodders en de heer Geurts over de glastuinbouw. Zij willen dat ik afzie van zuiveringsinstallaties door in te zetten op collectieve zuivering via afvalwaterzuiveringsinstallaties van de waterbeheerder. Ik sta niet afwijzend tegenover initiatieven die de kosten voor bedrijven vermin- deren. Ik vind het belangrijk dat maatregelen bij de bron worden genomen. Bedrijven kunnen wel gezamenlijk het afvalwater zuiveren. In de Bommelerwaard loopt daarover een pilot. Ik zie die resultaten met belangstelling tegemoet. Daarnaast kan de zuivering op termijn misschien worden geïntegreerd in de afval- en zuiveringsinstallaties van waterbeheerders. Voor de korte of middellange termijn heeft de optie met de waterbeheerders geen perspectief, om technische en praktische redenen. Het kan nog niet snel genoeg en het is zeer prijzig. Mevrouw Lodders noemde ook geneesmiddelen. De zorgsector is veranderd. Voorheen was het gebruikelijk dat cytostaticakuren bij kankerpatiënten gegeven werden in het ziekenhuis en dat de patiënt net zolang aanwezig was totdat de cytostatica weer uit werden geplast. Dit gebeurde dus op geconcentreerde ziekenhuislocaties. Sindsdien is de zorg veranderd. Mensen mogen veel sneller naar huis. Tegenwoordig zie je dan ook geen concentraties cytostatica meer in ziekenhuizen, maar door het hele land heen, omdat ze nu thuis uit worden geplast. Dan zijn er dus innovaties nodig. Men moet opnieuw op zoek naar de bron. Daarom zijn er nu overzettoiletten voor mensen die cytostatica gebruiken. Soms verplaats de bron zich dus, in dit geval door een totaal ander gezondheidsbeleid. Ik vind het daarom heel belangrijk dat je in dit soort gevallen op zoek gaat naar innovaties om bij de bron het probleem op te lossen, zodat niet alles terechtkomt in de grote poel van de zuiveringsinstallatie.
De heer Geurts (CDA): Nog even over de zuivering. Ik heb in mijn bijdrage al aangegeven dat het gaat om substantiële bedragen voor de glastuinbouw. Voor een aantal individuele tuinders wordt het een heel groot probleem. Mijn vraag is of er alternatieven mogelijk zijn. Daar heb ik nog geen reactie op gehad.
Mevrouw Lodders (VVD): Ik zal mijn punt daaraan koppelen. Ik hoor de Staatssecretaris zeggen dat zij het naar voren brengt. Ik merk dan wel op dat de Staatssecretaris de sector dus met onevenredige kosten opzadelt. Die waterzuiveringsinstallaties kunnen vanaf 2027 niet meer gebruikt worden. Vanaf 2016 zijn ze verplicht. Er is dus een afschrijvingstermijn van tien jaar. Dat is echt onevenredig. Wat zijn daar de alternatieven voor? De Staatssecretaris geeft een terecht voorbeeld; naar dergelijke zaken moet je kijken. Maar volgens mij kunnen we met de sector en met de waterschappen zorgen dat er een extra stap wordt gezet.
Staatssecretaris Mansveld: Ook hier is het belangrijk om elke keer met de sector in gesprek te gaan, te kijken waar de problemen liggen en te kijken waar lokaal mogelijkheden liggen voor glastuinbouwers. Dat kan bijvoorbeeld bij andere bedrijven in de buurt zijn. Ik zei zojuist al dat er een pilot loopt in de Bommelerwaard. Als die geweest is, moeten we weer in gesprek gaan met de sector. We zullen stappen moeten blijven zetten, want uiteindelijk moet er gezuiverd worden.
Mevrouw Lodders (VVD): Ik blijf daarmee worstelen. Het is geen antwoord op mijn vraag over de onevenredige lastenverzwaring voor de sector. De Staatssecretaris zegt dat we gaan overleggen, dat er een pilot is en dat zij met belangstelling kijkt naar de uitkomst daarvan. Ik ben dan wel heel erg nieuwsgierig of de Staatssecretaris bereid is om te wachten op de uitkomsten van de pilot en toch eens te kijken, in overleg met de sector en de waterschappen, of er een tussenstap valt te zetten, zodat er niet op voorhand al wordt gedreigd met die waterzuiveringsinstallaties per 2016.
Staatssecretaris Mansveld: Het is geen dreigement; uiteindelijk zal er iets moeten gebeuren en wat mij betreft moet er grote druk op de ketel blijven om de problemen op te lossen en op voorhand te voorkomen. Ik zeg u toe dat ik wederom met de sector in gesprek ga, maar niet om ze daarin een vrijblijvendheid te geven of om termijnen te verzetten, maar om nadrukkelijk te zoeken naar oplossingen om het wel gerealiseerd te krijgen.
De voorzitter: Dank u wel. Daarmee komen we aan het einde van de eerste termijn van de zijde van het kabinet. Ik zie dat er behoefte is aan een tweede termijn. Daarin zal een spreektijd gelden van anderhalve minuut per fractie. Het woord is aan mevrouw Ouwehand
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Wat de PvdD betreft, ronden we dit debat af met een VAO, want ik zie hier een kabinet met twee gezichten. Dank voor de stappen die zijn gezet in Europees verband om te komen tot een Europese aanpak van de middelen die gevaarlijk zijn voor bijen. Dat is harstikke goed. Dank ook voor het antwoord dat de Radboud Universiteit betrokken zal zijn bij het verdere onderzoek naar de fungiciden en schimmelresistentie. Dank ook voor de kabinetsreactie op het rapport van de Gezondheidsraad.
Er is echter ook een andere kant. Ik hoor de bewindspersonen zeggen dat het kabinet het allemaal heel serieus neemt. Ik haal er één voorbeeld uit. Het is niet voor het eerst dat het kabinet geconfronteerd wordt met het feit dat metam-natrium echt een gevaarlijk middel is. Toch zegt de Staatssecretaris van EZ, in strijd met het advies van het Ctgb, terwijl zij zojuist heeft geprobeerd te verdedigen dat het Ctgb goed beoordeelt, dat er vrijstelling wordt gegeven voor gebruik vaker dan eenmaal per vijf jaar. Als de Staatssecretaris in april met een brief komt, betekent dat dat er alweer velden zijn ontsmet voor de bollenteelt, want dat begint in maart. Ik kan dit niet rijmen. De Staatssecretaris zegt dat de gezondheid van mensen, kinderen, en de natuur haar aan het hart gaat en dat ze daaraan werkt. Ik vind dat het kabinet meer de daad bij die woorden moet voegen. We willen daarom met een aantal moties het kabinet tot meer actie aanzetten.
De voorzitter: Dank u wel. Ik noteer een VAO naar aanleiding van dit algemeen overleg. Het zal worden ingepland na het reces, met als eerste spreker mevrouw Ouwehand. Het woord is aan de heer Van Gerven.
De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Ik wil bij twee punten nog even stilstaan. Allereerst kom ik te spreken over de belangenverstrengeling bij de EFSA. Ik geef een voorbeeld. Mevrouw Juliane Kleiner is directeur geworden van Science Strategy and Coordination bij EFSA. Deze mevrouw heeft jarenlang bij het International Life Sciences Institute (ILSI) gewerkt, een soort lobbygroep van de industrie. Zij gaat vervolgens naar de EFSA en wordt op een belangrijke post gepositioneerd. Zij heeft echter nog heel intensieve contacten met de industrie. Dan is er dus een schijn van belangenverstrengeling. Zij verdedigt allerlei voorstellen van de industrie betreffende onderzoek naar pesticiden. Dat is het probleem. Er moet echt een einde aan komen dat de EFSA zo geïnfiltreerd en gedomineerd wordt door mensen die uit een bepaalde hoek komen, waardoor de schijn van belangenverstrengeling er duidelijk bovenop ligt. Kan het niet wat minder met de mensen uit die hoek?
Ik heb gepleit voor monitoring. Ik heb het kabinet gevraagd om het gebruik van pesticiden aan te scherpen, om te bekijken hoeveel liter van welke stof er wordt gebruikt. Dat gaat verder dan zeggen dat slechts een bepaald percentage van de verontreiniging van het oppervlaktewater terug moet. Dat zou ik graag zien. We hebben dat ook gedaan bij de antibiotica.
De heer Geurts (CDA): Voorzitter. Ik zie een kabinet dat heel veel verstand heeft van ibuprofen en paracetamol. Dat is op zichzelf positief. Wel vraag ik mij af, maar daar hoeft de Staatssecretaris geen antwoord op te geven, of dat komt door de coalitie, maar dat terzijde.
De heer Van Gerven (SP): Nou, ik zou geen ibuprofen gebruiken, dat is niet gezond.
De heer Geurts (CDA): De huisarts naast mij geeft wat tips, die ik zal gebruiken. Ik slik die middelen gelukkig niet vaak.
Ik roep het kabinet op om goed te blijven kijken naar middelen die essentieel zijn voor de voedselproductie. Er moeten goede alternatieven blijven bestaan in de discussie over gewasbescherming etc.
Ik wil benadrukken dat ik in het debat weinig of helemaal geen trots zie op de land- en tuinbouwsector, die toch ongelofelijk grote stappen heeft gezet. Misschien kunnen de beide Staatssecretarissen dat nog eens benadrukken.
Ik blijf hameren op het nemen van besluiten op basis van wetenschap en niet op basis van emotie. Staatssecretaris Mansveld sprak over niet gedachteloos dingen doen. Ik roep de beide Staatssecretarissen op om goed in de achteruitkijkspiegel te blijven kijken, want ik heb het gevoel dat dit kabinet wel heel hard gaat op dit punt. Krijgt het iedereen nog wel mee?
De heer Schouw (D66): Voorzitter. Mijn fractie is trots op de sector en dat kan ik ook wetenschappelijk onderbouwen, zeg ik tegen de heer Geurts. Dank voor de beantwoording door de beide Staatssecretarissen. Dank ook voor de toezegging betreffende het juridisch advies. Het ging eerder over de bloemrijke alternatieven in de akkerranden. Dat klinkt fijn en romantisch. We gaan daarvoor putten uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Kan de Staatssecretaris toelichten waar we het dan wat concreter over hebben?
Ik begrijp dat de naam «voorraadagenda» eigenlijk staat voor «actieagenda». Ik doe de suggestie om die dan ook maar «actieagenda» te noemen.
Ik onderstreep de opmerking van mevrouw Jacobi dat er bij de beoordeling voorrang gegeven moet worden aan groene alternatieven. De Staatssecretaris zei dat ze dit gaat bespreken. Kan daar een tandje bij? Kan zij bijvoorbeeld zeggen dat ze het eens is met die lijn, dat zij vindt dat daar voorrang aan gegeven moet worden en dat zij dát gaat bespreken? Kan zij dus kiezen voor de inzet om het te bespreken?
Ik heb nog twee vragen aan Staatssecretaris Mansveld. De eerste heeft betrekking op de spuitvrije zone. Ik begrijp dat er wordt gewerkt aan een gedragscode. Wat houdt die precies in en wanneer precies komt die er? Het is belangrijk om de druk een beetje op de ketel te houden. We hebben het gehad over de recreatieterreinen en de speelterreinen. Ik probeer het nog één keer. Ik vind het gewoon echt belangrijk dat het kabinet een streefdatum stelt. Ik noemde 2017. Ik geef de Staatssecretaris er een jaar bij en vraag of we het kunnen afmaken op 2018.
Mevrouw Lodders (VVD): Wetenschappelijk onderbouwd... Voorzitter. Dank aan de beide Staatssecretarissen voor de beantwoording in eerste termijn. Ik ben mijn betoog begonnen met aan te geven dat de VVD van mening is dat het debat gevoerd moet worden op basis van feiten en niet op basis van emotie. Zeker als het gaat om de werkwijze van het Ctgb hebben we een inhoudelijk strakke reactie gehoord van de Staatssecretaris van EZ. Dank daarvoor, want zo zit het inderdaad in elkaar.
Ik was daarom des te meer verrast door de reactie van Staatssecretaris Mansveld. Zij spreekt over een slecht begaanbare weg als het gaat om de verkoop van middelen achter de toonbank. De Staatssecretaris zegt echter wel «de zorg» te omarmen. Op basis van welke wetenschappelijke onderbouwing doet zij dat? Dat staat toch niet in de rapporten die gemaakt zijn? Ik moet er niet aan denken dat bij bijvoorbeeld de aankoop van ieder mierenlokdoosje en iedere vlooienband voor de hond die bewustwording aan de orde komt. Immers, wat is dan de volgende stap? Aan welke andere terreinen, bijvoorbeeld voeding, moeten we dan denken?
Ik ben heel erg blij met de reactie van Staatssecretaris Mansveld betreffende de tuinbouw. Ik heb haar horen zeggen dat in ieder geval de pilot aan de orde is, maar zeker ook de gesprekken met de sector. Ik heb haar niet horen zeggen dat de maatregel van tafel is, maar ik ga er wel vanuit dat er een serieus gesprek gevoerd wordt om met name dat kostenaspect hoog te houden.
Als laatste heb ik nog een punt over het vermijdbaar gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Ik zou graag de discussie verbreden. Gewasbeschermingsmiddelen zijn namelijk niet per definitie altijd schadelijk. Ik denk juist dat er een heel aantal andere, niet-chemische, middelen is, die wel degelijk gevaarlijk voor de volksgezondheid kunnen zijn. Een voorbeeld is azijn.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Dat klopt. Als je azijn verkeerd toepast, kunnen de bijen ook daaraan sterven.
Voorzitter. Ik ben van de feiten maar ik ben ook van de emotie. Ik vind dat je hier met passie mag spreken, want dat past bij deze kwestie. Geen gedonder.
Ik wil in tweede termijn nog even zeggen dat we door moeten gaan richting vergroening. Ieder jaar is er heel vaak sprake van belasting van de gezondheid, het milieu en het water doordat er normen worden overschreden. Daar mogen we onze ogen niet voor sluiten. Ik kan mij best voorstellen dat we een paar schappen overhouden met spullen die nu
«laagrisicomiddelen» heten. Ik ben echter wel van mening dat dit niet een nieuwe categorie moet worden waarmee de verdere vergroening weer stopt. Je doet het gewoon omdat je het goede niet wilt wegdoen voor het betere.
Ik blijf er echt op hameren, en krijg daarbij mooi steun van D66, dat de voorrangsregeling nog weleens heel belangrijk kan worden. Volgens professor Van Lenteren van de Wageningen UR zijn er voldoende biologische alternatieven om de chemische plaagbestrijding volledig te vervangen. Ik denk dat het goed is dat we doorkijkjes geven, monitoren en steeds meer het schap vullen met biologische middelen, met de juiste toepassing. Wat mij betreft mag azijn best in het schap blijven, als het maar goed wordt toegepast. De uitfasering van de uitzonderingen moet heel concreet zijn.
Ik ben benieuwd naar de concrete middelenlijsten die we straks te zien krijgen. Op dergelijke lijsten zitten heel veel mensen die hier vandaag aanwezig zijn, echt te wachten.
De voorzitter: Dank u wel.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik wil nog iets zeggen, voorzitter.
De voorzitter: Uw tijd is al heel ruimschoots om. We bedenken het er gewoon bij.
Ten slotte is het woord aan mevrouw Dik-Faber.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. Dank aan de beide Staatssecretarissen voor de beantwoording. Ik ben heel blij met een aantal toezeggingen waaronder de toezegging van de Staatssecretaris van EZ om in gesprek te gaan met de sector en andere belanghebbenden over alternatieven voor metam-natrium en daarbij ook te kijken naar bijvoorbeeld het onder het GLB brengen van afrikaantjes.
Ik roep de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu nogmaals op om tot een green deal met de recreatiesector te komen. Ik begrijp dat de eerste gesprekken worden gevoerd. Ik hoop echt dat die tot resultaten leiden. Ik vraag haar de Kamer daarover te blijven informeren. Ik heb de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu niet horen zeggen dat haar doel nog steeds een verbod is voor gebruik door particulieren. Ik heb haar wel gepassioneerd horen vertellen hoe zij zelf in eigen tuin werkt met alternatieven voor chemische gewasbescherming. Ik denk dus: laten we dat doel dan toch met elkaar overeind houden.
Ik steun de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu bij de aanpak van de lozingen door de glastuinbouw. Ik denk dat de route via de rioolwaterzuiveringsinstallaties gewoon te lang duurt. Ik heb een rondetafelgesprek over geneesmiddelen georganiseerd. Daarover wil ik graag nog een keer in gesprek gaan met het kabinet; het was zeer boeiend. Ook uit die gesprekken bleek dat het ontzettend lang gaat duren. Ik herken echter wel dat bij een aantal bedrijven dan grote lasten komen te liggen. Daar vraag ik aandacht voor.
Ten slotte. Als we besluiten om een VAO te houden, kunnen we dat misschien koppelen aan het VSO dat al gepland staat voor morgen. Als daar een beetje steun voor is, zal ik dat inbrengen bij de regeling van werkzaamheden morgen. Ik denk dat de plek daarvoor is.
De voorzitter: Dank voor die suggestie.
Tot zover de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik verzoek de bewindslieden, omdat er toch nog een VAO plaatsvindt, om alleen te kijken naar de vragen die zijn gesteld.
Het woord is aan de Staatssecretaris van Economische Zaken.
Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. In dat kader had mevrouw Ouwehand eerder opvattingen dan vragen. Daarover spreken wij dan nog met elkaar. We zijn het niet altijd helemaal met elkaar eens, maar ik probeer iedere keer ook recht te doen aan haar opvattingen. Op het punt van de belangenverstrengeling gaf de heer Van Gerven een herhaling van zetten uit zijn eerste termijn. Hij heeft mij dezelfde vraag gesteld als in eerste termijn. Aangezien hij daar dan ook hetzelfde antwoord op zou krijgen, acht ik het niet zinvol om dat debat over te doen, gezien de beperkte tijd.
Dan kom ik te spreken over de punten die de heer Schouw naar voren bracht. De bloemrijke akkerranden kunnen inderdaad als onderdeel van de vergroening van het GLB tellen, maar het kan ook een maatregel zijn uit de tweede pijler, waarin we een enorme bijdrage willen leveren aan het tegengaan van verontreiniging en de waterkwaliteit willen verbeteren. Er zijn dus heel veel praktische mogelijkheden die we moeten gaan inzetten om er echt werk van te maken.
Als het beter uitkomt om de voorraadagenda een «actieagenda» te noemen, vind ik dat prima, zo lang er maar iets gebeurt. Volgens mij is het eerlijk gezegd niet zozeer een kwestie van benoemen maar vooral van doen.
Mevrouw Jacobi zei steun te proeven bij de heer Schouw voor de voorrang van met name laagrisicomiddelen. Ik ben het met hen eens dat het heel mooi zou zijn als het zou lukken om dat voor elkaar te krijgen. De heer Schouw vraagt mij hoe ik het gesprek inga. Dat doe ik met een positieve inzet. Daarvoor is het wel nodig dat er ook binnen de EU steeds wordt vastgesteld dat stoffen goed en veilig zijn voor mens, dier en milieu. Laten we inderdaad kijken hoe we maximaal de middelen die een laag risico vormen en die een alternatief zijn, echt kunnen ondersteunen. Laten we daar samen aan werken. Dat gesprek ga ik heel graag aan. Dat is uitstekend. We zullen zien wat de mogelijkheden zijn, ook voor ons eigen Ctgb, om daarin te opereren.
Staatssecretaris Mansveld: Voorzitter. De heer Schouw vroeg naar de gedragscode. De gedragscode is van de sector zelf, in dit geval van de bollensector. De bollensector heeft deze inmiddels aangeboden. Als sectoren zelf gedragscodes ontwikkelen, hoop je natuurlijk dat andere sectoren volgen.
Dan kom ik op de recreatie- en sportterreinen. De streefdatum was 2017. Die bleek niet realistisch. We zijn er dus in de precisering van afgestapt. Ik wil 2018 niet als datum voor een verbod stellen. Ik zal mij echter wel inzetten voor die datum van 2018. In de voortgangsrapportage zal ik de Kamer laten weten of de inzet daadwerkelijk 2018 haalt.
De heer Schouw (D66): Dat bespaart mij het indienen van een motie. Het is een toezegging over een inzet. Als het niet lukt, horen we het wel. Dat is duidelijk.
Staatssecretaris Mansveld: Dat hoort u via de monitoring in de voortgangsrapportage, dat klopt.
Mevrouw Lodders zegt dat een verbod dwingt tot alternatieven en ze vraagt zich af of het kostenaspect is doorgerekend. Bij de monitoring zal ik ook de kostenontwikkeling van de alternatieven meenemen, zowel voor gemeenten als voor bedrijven, zodat dit voor de Kamer inzichtelijk wordt. Mevrouw Lodders heeft ook gezegd dat de uitfasering van uitzonderingen concreet moet zijn. Ook dat wil ik meenemen. Ik heb dit al in mijn eerste termijn gezegd. In de monitoring op weg naar de verboden zal ik steeds nagaan of er nog uitzonderingen nodig zijn en daarover rapporteren, zoals ik in eerste termijn al zei.
Mevrouw Lodders vraagt of ik bij vermijdbaar gebruik ook kijk naar alternatieven, want die zijn niet altijd beter. Dat klopt; het is mogelijk dat alternatieven van biologische oorsprong een kwalijk effect hebben. Dat is ook weer een reden dat ik een goede voorlichting en een kassacheck wil invoeren.
Ik heb zelden hoofdpijn en gebruik zelden paracetamol of ibuprofen, maar ik luister bij de kassacheck altijd goed en heb inmiddels geleerd dat als je ibuprofen koopt, je beter ook direct een maagbeschermer kunt kopen.
De voorzitter: Dank voor deze medische tip. Er zijn nog drie heel korte interrupties.
Mevrouw Lodders (VVD): Mijn vraag waarop de zorg van Staatssecretaris Mansveld is gebaseerd, is nog niet beantwoord. Ik haalde het Ctgb aan en de rapporten waarnaar verwezen wordt in de stukken.
Staatssecretaris Mansveld: U bedoelt de zorg betreffende de gewasbeschermingsmiddelen, de chemische middelen?
Mevrouw Lodders (VVD): De zorg die u naar aanleiding van de motie van mevrouw Ouwehand uitsprak. Daarover hadden we een discussie, over de verkoop achter de toonbank. Dat kon niet, dat was een onbegaanbare weg. U gaat nu de kassacheck invoeren en zei dat u de zorg van mevrouw Ouwehand deelt. Op basis waarvan deelt u die zorg?
Staatssecretaris Mansveld: Ik deel de zorg op basis van de uitkomst van een deel van de onderzoeken. Ook wordt de zorg uitgesproken of die stoffen wel goed zijn voor kinderen. Een mierenlokdoosje is gemakkelijk op te pakken door kleine kinderen. Is dat wel of niet zorgelijk? Daar is naar gekeken. Hoewel het Ctgb zegt dat het risico verwaarloosbaar is, valt het wel binnen de range van veertien stoffen waarnaar gekeken wordt. Ik vind het belangrijk dat daar aandacht aan gegeven wordt bij de kassa.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Volgens mij is mijn vraag over de green deal met de recreatiesector blijven liggen. Is de inzet daar vergelijkbaar met die in de sportbranche?
Staatssecretaris Mansveld: Het antwoord daarop is ja, maar bij de sportbranche staat de green deal nog aan het begin van de ontwikkeling. Ik vind het belangrijk dat er green deals worden gesloten. Daar zit een inspanningsverplichting in, evenals een wens en een streven. Bij de green deals die tot op heden in de breedte zijn gesloten, zie je dat zij leiden tot innovatie en stappen. Het antwoord is volmondig ja.
De heer Van Gerven (SP): Ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vraag of de monitor de concrete ambitie bevat over het verminderen van het gebruik van het aantal liters bestrijdingsmiddel per categorie. Daar had ik om gevraagd.
Staatssecretaris Dijksma: Dan kom ik weer even in beeld. Volgens mij hebben wij in de nota de Kamer voorgesteld hoe wij de doelstellingen zien en hoe wij die willen behalen. Als de heer Van Gerven daar toen niet tevreden mee was, had hij op dat moment met voorstellen moeten komen om heel precies te gaan monitoren. Ik kan nu echt niet overzien wat dat allemaal wel niet aan administratieve lasten zou betekenen. We moeten natuurlijk wel op bestaande terreinen heel goed bekijken wat de doelstellingen zijn en hoe we ervoor zorgen dat we bijvoorbeeld in het oppervlaktewater en op allerlei andere plekken meten dat datgene wat we als doel stellen, ook echt gehaald wordt. Het is dus niet helemaal monitorvrij.
De voorzitter: Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn van de zijde van het kabinet. Ik heb een drietal toezeggingen genoteerd.
– In april 2014 ontvangt de Kamer een brief over de resultaten van de gesprekken met betrokken organisaties om het gebruik van metam-natrium te reguleren en over de alternatieven die er voor het gebruik van dit middel zijn. In deze brief wordt aandacht besteed aan de juridische aspecten. Tevens wordt gekeken naar de mogelijkheden voor de financiering van alternatieven vanuit de tweede pijler van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid.
– De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu informeert de Kamer met betrekking tot laagrisicomiddelen over stappen die in de EU gezet worden en over parallelle trajecten.
– De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu informeert de Kamer over de uitfasering van uitzonderingen met betrekking tot chemische gewasbeschermingsmiddelen.
Op deze toezeggingen zal het kabinet schriftelijk reageren.
Er is een VAO aangevraagd. Er wordt nog gekeken naar de suggestie van mevrouw Dik-Faber. Ik hoor nu dat de aanvraagster van het VAO het daar niet mee eens is. Er wordt dus een apart VAO ingepland na afloop van het komende reces.
Ik sluit dit algemeen overleg.
Sluiting 21.03.
Volledige agenda
1. Uitvoering van de motie van het lid Ouwehand over verkoop van neonicotinoïden aan particulieren
Kamerstuk 27 858, nr. 213 – Brief regering d.d. 12-07-2013 Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld – Uitvoering van de motie van het lid Ouwehand over verkoop van neonicotinoïden aan particulieren
2. Heffing op gewasbeschermingsmiddelen
Kamerstuk 27 858, nr. 214 – Brief regering d.d. 02-09-2013 Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – Heffing op gewasbeschermingsmiddelen
3. EU beslissing t.a.v. fipronil en herbeoordeling acetamiprid en thiacloprid
Kamerstuk 27 858, nr. 216 – Brief regering d.d. 08-10-2013 Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – EU beslissing t.a.v. fipronil en herbeoordeling acetamiprid en thiacloprid
4. Bevindingen van de internationale visitatie van het Ctgb
Kamerstuk 27 858, nr. 217 – Brief regering d.d. 18-10-2013 Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – Bevindingen van de internationale visitatie van het Ctgb
5. Toezending onderzoeksrapport LEI/CLM i.v.m. tweede nota Duurzame Gewasbescherming
Kamerstuk 27 858, nr. 219 – Brief regering d.d. 01-11-2013 Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – Toezending onderzoeksrapport LEI/CLM i.v.m. tweede nota Duurzame Gewasbescherming
6. Actieprogramma Bijengezondheid
Kamerstuk 27 858, nr. 224 – Brief regering d.d. 15-12-2013 Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – Actieprogramma Bijengezondheid
7. Alternatief voor gewasbeschermingsplan
Kamerstuk 27 858, nr. 223 – Brief regering d.d. 16-12-2013 Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – Alternatief voor gewasbeschermingsplan
8. literatuuronderzoek «Resistentieontwikkeling van Aspergillus fumigatus tegen triazolen door gebruik van biociden en gewasbeschermingsmiddelen»
Kamerstuk 27 858, nr. 225 – Brief regering d.d. 19-12-2013 Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld – literatuuronderzoek «Resistentieontwikkeling van Aspergillus fumigatus tegen triazolen door gebruik van biociden en gewasbeschermingsmiddelen»
9. Reactie op de publicatie «Di Prisco, Cavaliere, Annoscia, Vaaricchio, Caprio, Nazzi, Gargiulo & Pennacchio. Neonicotinoid clothianidin adversely affects insect immunity and promotes replication of a viral pathogen in honey bees»
Kamerstuk 32 372, nr. 98 – Brief regering d.d. 14-01-2014 Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – Reactie op de publicatie «Di Prisco, Cavaliere, Annoscia, Vaaricchio, Caprio, Nazzi, Gargiulo & Pennacchio. Neonicotinoid clothianidin adversely affects insect immunity and promotes replication of a viral pathogen in honey bees»
10. Uitvoering van twee moties van het lid Ouwehand m.b.t. biociden
Kamerstuk 27 858, nr. 228 – Brief regering d.d. 10-02-2014 Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld – Uitvoering van twee moties van het lid Ouwehand m.b.t. biociden
11. Resistentieontwikkeling van Aspergillus fumigatus tegen triazolen
Kamerstuk 27 858, nr. 229 – Brief regering d.d. 18-02-2014 Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld – Resistentieontwikkeling van Aspergillus fumigatus tegen triazolen
14. Reactie op het rapport «A Poisonous Injection» van PAN Europe
Kamerstuk 27 428, nr. 266 – Brief regering d.d. 19-02-2014
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers – Reactie
op het rapport «A Poisonous Injection» van PAN Europe