Verslag van een schriftelijk overleg nzake Kiescollege BES - Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een constitutionele basis voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en het regelen van de betrokkenheid van hun algemeen vertegenwoordigende organen bij de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer

Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. K toegevoegd aan wetsvoorstel 33131 - Constitutionele basis voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Grondwetswijziging, eerste lezing) i en wetsvoorstel 33268 - Wijzigingen in de Kieswet (o.a. vereenvoudigen van het stemmen in het buitenland en de wijze van inleveren van de kandidatenlijsten) i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een constitutionele basis voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en het regelen van de betrokkenheid van hun algemeen vertegenwoordigende organen bij de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer; Verslag van een schriftelijk overleg nzake Kiescollege BES
Document­datum 22-01-2014
Publicatie­datum 22-01-2014
Nummer KST33268K
Kenmerk 33268; 33131, nr. K
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2013–2014

33 268

Wijziging van de Kieswet houdende maatregelen om het eenvoudiger te maken voor Nederlanders in het buitenland om hun stem uit te brengen, wijziging van de wijze van inlevering van de kandidatenlijsten, aanpassing van de datum van kandidaatstelling en stemming, alsmede regeling van andere onderwerpen

33 131

Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een constitutionele basis voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en het regelen van de betrokkenheid van hun algemeen vertegenwoordigende organen bij de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer

K1

VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 21 januari 2014

De vaste commissies voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning2 en voor Koninkrijksre-laties3 hebben in hun vergadering van 19 november 2013 gesproken over de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 6 november 2013 inzake toezegging T01709.4 Deze toezegging hield in dat de Minister de Eerste Kamer een notitie zou sturen over het kiesrecht en de verkiezingen voor de eilandsraden op de BES.

De letter K heeft alleen betrekking op wetsvoorstel 33 268.

Samenstelling Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning:

Holdijk (SGP), Kox (SP), Sylvester (PvdA) (vice-voorzitter), Engels (D66) (voorzitter), Thissen

(GL), Nagel (50PLUS), Ruers (SP), Van Bijsterveld (CDA), Duthler (VVD), Hermans (VVD),

Huijbregts-Schiedon (VVD), Van Kappen (VVD), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Vliegenthart

(SP), De Vries (PvdA), De Vries-Leggedoor (CDA), Lokin-Sassen (CDA), Th. de Graaf (D66), De

Boer (GL), De Lange (OSF), Ter Horst (PvdA), Koole (PvdA), Van Dijk (PVV), Sörensen (PVV),

Schouwenaar (VVD), Kok (PVV), Duivesteijn (PvdA).

Samenstelling Koninkrijksrelaties:

Holdijk (SGP), Linthorst (PvdA) (voorzitter), Terpstra (CDA), Slagter-Roukema (SP), Engels (D66),

Nagel (50PLUS), Van Bijsterveld (CDA), Van Kappen (VVD), Koffeman (PvdD), Quik-Schuijt (SP),

Th. de Graaf (D66) (vice-voorzitter), Ganzevoort (GL), De Lange (OSF), Koole (PvdA), Schrijver

(PvdA), Sörensen (PVV), Reynaers (PVV), Van Dijk (PVV), Ester (CU), De Grave (VVD), Beckers

(VVD), Swagerman (VVD).

Zie de website van de Eerste Kamer, www.eerstekamer.nl.

De commissies danken de Minister voor de toegezonden notitie en beschouwen de genoemde toezegging als voldaan. Toch hebben de commissies de Minister nog een vraag gesteld bij brief van 27 november 2014.

De Minister heeft op 20 januari 2014 gereageerd.

De commissies brengen bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier voor dit verslag, Bergman

BRIEF AAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Den Haag, 27 november 2013

De commissies voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning en voor Koninkrijksrelaties hebben in hun vergadering van 19 november 2013 gesproken over uw brief van 6 november jl. inzake toezegging T01709.5 Deze toezegging hield in dat u – kort gezegd – de Eerste Kamer een notitie zou sturen over het kiesrecht en de verkiezingen voor de eilandsraden op de BES. De commissies danken u voor de toegezonden notitie en beschouwen de genoemde toezegging als voldaan. Niettemin wensen de commissies nog een vraag en een opmerking aan u voor te leggen.

In uw brief van 6 november jl. wijst u de variant van een kiescollege op de BES dat uitsluitend tot taak heeft om de leden van de Eerste Kamer te kiezen af. De commissies vragen u uw bezwaren nader te motiveren. Het is hen in het bijzonder niet duidelijk waarom de instelling van een dergelijk kiescollege ertoe kan leiden dat de Grondwet niet vóór 2019 is aangepast. Het enkele feit dat het thans aanhangige wetsvoorstel tot wijziging van de Grondwet (Kamerstukken 33 131) niet in deze optie voorziet en dus een nieuw wijzigingsvoorstel nodig is, kan toch niet doorslaggevend zijn.

De commissies ontvangen ook graag een nadere onderbouwing van uw bezwaar dat vreemdelingen in het Europese deel van Nederland met een beroep op het gelijkheidsbeginsel kiesrecht voor de provinciale staten zouden kunnen gaan claimen. De commissies kunnen dit bezwaar niet volgen. Immers, een dergelijke claim kan alleen aan de orde zijn in het geval dat niet-Nederlanders in het Caribisch deel van Nederland invloed zouden kunnen uitoefenen op de samenstelling van de Eerste Kamer. In het voorstel voor het instellen van een kiescollege is daarvan nu juist geen sprake. Het kiesrecht voor en het lidmaatschap van het kiescollege voor de Eerste Kamer zouden in het geopperde voorstel immers voorbehouden zijn aan ingezetenen met de Nederlandse nationaliteit.

Verder krijgen de commissies graag een nadere toelichting op uw bezwaar dat de verkiezing van twee colleges in de context van Caribisch Nederland te complex is.

Aan het slot van uw brief geeft u de commissies in overweging de behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Grondwet (Kamerstukken 33 131) voort te zetten. De commissies brengen in herinnering dat zij in eerdere correspondentie6 hebben aangegeven dat zij de behandeling voort wensen te zetten ná de evaluatie van de nieuwe staatskundige structuur binnen het Koninkrijk in 2015. De commissies hebben dit besluit genomen mede naar aanleiding van gesprekken met de bestuurders van de openbare lichamen en zij hebben u tevens verzocht de evaluatie voortvarend ter hand te nemen. Voor de commissies bestaat er thans geen reden op hun eerdere beslissing terug te komen.

5  Zie de website van de Eerste Kamer, www.eerstekamer.nl.

6  Kamerstukken I 2012/13, 33 131, C en F.

De commissies kijken met belangstelling uit naar uw reactie en ontvangen deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

De voorzitter van de commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning, J.W.M. Engels

De voorzitter van de commissie voor Koninkrijksrelaties, M.Y. Linthorst

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 januari 2014

De commissies voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning en voor Koninkrijksrelaties hebben mij bij brief van 27 november jl. gevraagd nader te motiveren waarom ik een kiescollege op Bonaire, Sint Eustatius en Saba dat uitsluitend tot taak heeft om de leden van de Eerste Kamer te kiezen, afwijs. In de memorie van antwoord bij het thans aanhangige wetsvoorstel tot wijziging van de Grondwet (Kamerstukken I 2012/13, 33 131, B), alsmede in mijn brief van 6 november jl. (Kamerstukken I 2013/14, 33 268, I), heb ik daarvoor verschillende redenen aangevoerd. Hieronder licht ik deze, in de volgorde van uw vragen, nader toe.

Regeling in de Grondwet van een kiescollege vóór 2019 onzeker

Het grondwetsvoorstel breidt het kiesrecht voor de Eerste Kamer uit naar de leden van de algemeen vertegenwoordigende organen van de openbare lichamen (de eilandsraden). Een kiescollege is niet een algemeen vertegenwoordigend orgaan, zoals genoemd in het door de Tweede Kamer aanvaarde grondwetsvoorstel. Het grondwetsvoorstel is daarom niet houdbaar als de voorkeur uitgaat naar een kiescollege boven de eilandsraad. Indien uw Kamer wil dat er een kiescollege komt, zal een nieuw grondwetsvoorstel moeten worden geformuleerd.

Nu de commissies hebben besloten de behandeling van het huidige grondwetsvoorstel voort te zetten na de evaluatie van de nieuwe staatkundige structuur, bestaat pas over geruime tijd duidelijkheid over de noodzaak en inhoud van een nieuw grondwetsvoorstel. Het hiervoor genoemde tijdpad wordt daarmee buitengewoon krap, ook als de evaluatie begin 2016 wordt afgerond, zoals de commissies suggereerden in hun brief van 23 april 2013 (Kamerstukken I 2012/13, 33 131, F). Dat geldt temeer als in ogenschouw wordt genomen dat na het afronden van de evaluatie de politieke besluitvorming daarover nog moet plaatsvinden. In dezelfde brief melden de commissies ook dat zij in geval van vervroegde Tweede Kamerverkiezingen de behandeling van de grondwetswijziging tijdig zullen hervatten, om deze voor de dan nieuwe datum van kandidaatstelling te kunnen afronden. In die situatie is afronding van het voorliggende voorstel wel mogelijk. Het is niet reëel ervan uit te gaan dat een nieuw grondwetsvoorstel, met daarin een regeling van een kiescollege, dan tijdig kan worden afgerond.

Ook indien uw Kamer zou besluiten vooruitlopend op de evaluatie mij te verzoeken een nieuw grondwetsvoorstel te formuleren inzake een kiescollege, zal hiermee de nodige tijd gemoeid zijn, mede omdat met een kiescollege een geheel nieuwe figuur in het kiesrecht zou worden geïntroduceerd. Het nieuwe wetsvoorstel zal vervolgens opnieuw ter consultatie moeten worden voorgelegd aan de openbare lichamen en de Kiesraad. De stappen van besluitvorming door de ministerraad, advisering door de Afdeling advisering van de Raad van State en behandeling door de Tweede Kamer kosten uiteraard ook de nodige tijd. Het is niet alleen onzeker wanneer de Tweede Kamer over het nieuwe voorstel zal besluiten, maar ook of dit nieuwe voorstel zal worden aanvaard. Het is dus ook onzeker of, en zo ja wanneer, het nieuwe wetsvoorstel de Eerste Kamer zal bereiken.

Om de Grondwet aan te passen vóór de verkiezing van de Eerste Kamer in 2019 is het nodig dat de eerste lezing van de grondwetswijziging is aanvaard en bekendgemaakt voor de dag van kandidaatstelling voor de eerstvolgende verkiezing van de leden van de Tweede Kamer. Uitgaande van de eerstvolgende reguliere verkiezingen, moet de eerste lezing voor 30 januari 2017 in het Staatsblad worden bekendgemaakt. Ik acht het niet acceptabel dat het risico wordt genomen dat de Nederlandse ingezetenen van Caribisch Nederland tot 2023 hun constitutionele recht op het indirect kiezen van de Eerste Kamer niet zou worden geboden.

Kiesrecht vreemdelingen voor provinciale staten

In Europees Nederland hebben niet-Nederlandse ingezetenen, niet zijnde onderdanen van een lidstaat van de Europese Unie, na 5 jaar rechtmatig verblijf kiesrecht voor de gemeenteraad (artikel B 3 Kieswet). Niet-Nederlandse ingezetenen, met inbegrip van onderdanen van een lidstaat van de Europese Unie, hebben geen kiesrecht voor provinciale staten, omdat provinciale staten de leden van de Eerste Kamer kiezen. Het wordt onwenselijk geacht dat niet-Nederlandse ingezetenen via hun kiesrecht voor provinciale staten invloed zouden uitoefenen op de samenstelling van de Eerste Kamer. Met mijn opmerking in de eerdere brief heb ik er slechts op willen wijzen dat de invoering van een kiescollege voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba aanleiding zou kunnen geven tot discussie over de invoering van een kiescollege voor de Eerste Kamer op provinciaal niveau. Daarmee zou ook de toekenning van het actief en passief kiesrecht voor de leden van provinciale staten aan niet-Nederlanders ter discussie kunnen komen te staan. Daarbij zij gewezen op het uitgangspunt van het Verdrag inzake de deelneming van buitenlanders aan het openbare leven op plaatselijk niveau (1992). Dit houdt in dat niet-onderdanen in beginsel voor alle categorieën «local authorities» kiesrecht moeten krijgen. Tot nu toe heeft Nederland de werking daarvan beperkt tot gemeenteraadsverkiezingen, hetgeen wordt gerechtvaardigd door het feit dat de leden van provinciale staten de leden van de Eerste Kamer kiezen.

Verkiezing van twee colleges is in Caribische context te complex

Bij de gelijktijdige verkiezing van de eilandsraad en een kiescollege zou de samenstelling van het electoraat verschillen, nu immers alleen Nederlanders kiesgerechtigd zouden zijn voor het kiescollege. Nu zowel het aantal kiezers als het aantal te verdelen zetels klein is, en bij de restzetelverdeling enkele stemmen de doorslag kunnen geven, is het niet ondenkbaar dat de eilandsraad en het kiescollege van samenstelling zouden kunnen verschillen. Daarmee wordt het stemgedrag van de groep niet-Nederlanders zichtbaar, wat in de kleine (politieke) gemeenschappen op de eilanden tot (sociale) onrust kan leiden. Om dit te voorkomen zou in theorie een oplossing kunnen zijn dat de verkiezingen op verschillende momenten worden gehouden. Dan zou de verkiezing voor een kiescollege gelijktijdig met de verkiezing van provinciale staten moeten plaatsvinden, en de eilandsraadsverkiezingen gelijk met de gemeenteraadsverkiezingen. Echter, dit zal vrijwel zeker leiden tot een (zeer) lage opkomst voor de verkiezingen van het kiescollege. De animo onder de bevolking van de eilanden om naar de stembus te gaan voor een apart kiescollege, dat enkel tot taak heeft deel te nemen aan de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer, zal vermoedelijk gering zijn, temeer omdat de invloed van de eilanden op de samenstelling van de Eerste Kamer numeriek zeer beperkt is.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.