Verslag van een wetgevingsoverleg, gehouden op 28 oktober 2013, over het Belastingplan 2014 - Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2014)

Dit verslag van een wetgevingsoverleg is onder nr. 73 toegevoegd aan wetsvoorstel 31700 XII - Vaststelling begroting Verkeer en Waterstaat 2009, wetsvoorstel 33752 - Belastingplan 2014 i, wetsvoorstel 33755 - Wet wijziging percentages belasting- en invorderingsrente i, wetsvoorstel 33754 - Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit i en wetsvoorstel 33753 - Overige fiscale maatregelen 2014 i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2014); Verslag van een wetgevingsoverleg; Verslag van een wetgevingsoverleg, gehouden op 28 oktober 2013, over het Belastingplan 2014
Document­datum 03-12-2013
Publicatie­datum 03-12-2013
Nummer KST3375273
Kenmerk 33752, nr. 73
Commissie(s) Financiën (FIN)
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2013–2014

33 752

Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2014)

Nr. 73

VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 3 december 2013

De vaste commissie voor Financiën heeft op 28 oktober 2013 overleg gevoerd met Staatssecretaris Weekers van Financiën over het Belastingplan 2014 c.a.

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Van Nieuwenhuizen-Wijbenga

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Berck

Voorzitter: Van Nieuwenhuizen-Wijbenga Griffier: Maas

Aanwezig zijn elf leden der Kamer, te weten: Bashir, Dijkgraaf, Groot, Klein, Koolmees, Neppérus, Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, Van Ojik, Omtzigt, Schouten en Van Vliet,

en Staatssecretaris Weekers van Financiën.

Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2014) (Kamerstuk 33 752);

het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2014) (Kamerstuk 33 753);

het wetsvoorstel Wijziging van enkele wetten met het oog op de bestrijding van fraude in de toeslagen en fiscaliteit (Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit) (Kamerstuk 33 754);

het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van de Invorderingswet 1990 in verband met de wijziging van de percentages belasting- en invorderingsrente (Wet wijziging percentages belasting- en invorderingsrente) (Kamerstuk 33 755).

Aanvang 10.00 uur.

De voorzitter: Goedemorgen allemaal. Van harte welkom bij dit wetgevingsoverleg over het Belastingplan 2014, het hoogtepunt natuurlijk voor alle belastingwoordvoerders. Er zijn indicatieve spreektijden afgesproken, waarvan de leden kennis hebben kunnen nemen. Wij starten met de woordvoering van de zijde van de Kamer. Ik geef als eerste het woord aan de heer Van Vliet namens de PVV.

De heer Van Vliet (PVV): Goedemorgen iedereen. Het is weer bijzonder druk op de publieke tribune, zogenaamd. Ik begrijp dat nooit, want dit is toch hét debat waarin de centen van Nederland worden verdeeld. Vooral goed opletten met zijn allen dus.

De heer Dijkgraaf (SGP): Alle belangrijke mensen zijn er!

(hilariteit)

De voorzitter: Mag ik de Kamerleden die niet het woord hebben, verzoeken om dan ook niet het woord te nemen? Wij starten deze vergadering gedisciplineerd, want anders komen wij er niet goed doorheen, vrees ik. Het woord is aan de heer Van Vliet en alleen aan de heer Van Vliet.

De heer Van Vliet (PVV): Er liggen vier wetsvoorstellen voor, waarop ik dadelijk inhoudelijk zal ingaan. Ik heb begrepen dat de heer Groot van de PvdA zo collegiaal was om mij een paar minuten van zijn riante spreektijd toe te schuiven, waarvoor hartelijk dank. Ik denk dat ik ook wel wat meer kritiek heb dan de partijen die een akkoord hebben gesloten. Ik heb hier een alternatieve Miljoenennota. Er zit ook iets in dit kistje. Ik maak het even open. Dan kunt u zien dat er echt geld in zit.

Mevrouw Neppérus (VVD): Namaak!

De heer Van Vliet (PVV): Ja, het is valsemunterij, maar dat is in Nederland vaker het geval. Deze alternatieve Miljoenennota is van de

Duitse deelstaten Nordrhein-Westfalen en Niedersachsen. Ik zou haar graag aanbieden aan Staatssecretaris Weekers, vanwege de geraamde meeropbrengst van de belasting in deze Duitse deelstaten door het abominabele weglekeffect in de Nederlands accijnswetgeving. Ik reik dit, met uw permissie, voorzitter, via de bode aan.

Ik kom straks terug op die accijnzen en het weglekken daarvan. Er zijn al heel veel namen verzonnen voor de diverse akkoorden die de VVD en de PvdA met andere partijen in het parlement hebben gesloten. Wij hebben nu een nieuw akkoord, het begrotingsakkoord 2014 tussen VVD, PvdA, D66, ChristenUnie en SGP. Ook daarvoor zijn verschillende namen verzonnen. Ik noem het zelf alsnog «het boekhoudakkoord», want het draait natuurlijk vooral om de boekhoudkundige trucs om de Brusselse CFO van de bv Nederland tevreden te stellen. Over die boekhoudkundige trucs zal ik zo dadelijk een aantal vragen stellen.

Een afgewogen totaalpakket zou naar de mening van mijn fractie eigenlijk moeten neerkomen op een combinatie van lastenverlichting en een gelijktijdige verkleining van de overheid. Als je dat doet, zul je zien dat de cyclus binnen een jaar of drie, vier zal leiden tot een opwaartse spiraal van meer koopkracht, die leidt tot meer consumentenvertrouwen, dat leidt tot meer binnenlandse bestedingen – waarvan wij voor 70% afhankelijk zijn – die leiden tot meer investeringen, die weer leiden tot meer werkgelegenheid en dus tot nog meer koopkracht. Uiteindelijk leidt dit tot minder socialezekerheidsuitgaven. Hierdoor komen meer belastingen binnen en daalt het begrotingstekort vanzelf. Dat is het pad dat wij graag zouden bewandelen. Het is dus een kwestie van keuzes maken. Het begrotingsakkoord 2014, waarvan dit Belastingplan financieel het belangrijkste onderdeel is, heeft een ander uitgangspunt. In plaats van met een heel lange lijst van geschrokken burgers en bedrijven geconfronteerd te worden, of ze nu Vewin heten of TLN of LTO of VNO-NCW of de Woonbond of BOVAG-RAI, pomphouders et cetera, et cetera, zouden wij met het eerder genoemde uitgangspunt juist een positieve drive kunnen krijgen, die er wel toe bijdraagt om Nederland uit het slop – met een p – te trekken.

Het resterende Belastingplan zit echter nog steeds vol met lastenverzwaringen en nivelleringen. Ik kan dus in ieder geval de heer Groot van de PvdA feliciteren, want de PvdA komt behoorlijk aan haar trekken met dit Belastingplan. Ik wil ook graag collega Bashir van de SP feliciteren, want ik heb gehoord dat op het eerstvolgende SP-congres Staatssecretaris Weekers tot erelid van de SP wordt benoemd, gezien de warme relatie tussen deze Staatssecretaris en de S P. Dat vind ik wel heel bijzonder.

De heer Bashir (SP): Ik weet nergens van. De heer Van Vliet weet blijkbaar meer dan ik.

De heer Van Vliet (PVV): Het komt door het zware nivelleringskarakter van dit pakket en het overwegend linkse karakter ervan. Ik denk dus dat de SP vandaag aardig in haar nopjes is met dit totaalpakket. Juist vanwege de warme band die ik altijd zie tussen de Staatssecretaris en de heer Bashir van de S P, gaat dat volgens mij dus helemaal goed komen. Ik wil beginnen met het goede nieuws van de zijde van de PVV. Wij hebben als zeer constructieve partij in dit parlement constructief gekeken naar de onderhavige vier wetsvoorstellen. Ik begin met het wetsvoorstel over de fiscale maatregelen 2014. De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat dit wetsvoorstel bestaat uit een aantal goede elementen en ik bekijk goede elementen met een goed oog. Er zitten thema’s in als het mogelijk worden van onderhandse aktes en periodieke schenkingen. We gaan ook meer doen aan de integriteit van anbi’s en we gaan meer doen aan constructie-bestrijding in de ab-sfeer, met schimmige stichtingen en trusts om aandelen in weg te proppen. Ook gaan we de overdrachtsbelasting voor de onroerendezaaklichamen verduidelijken. Over deze maatregelen kan ik vrij kort zijn: bij dit wetsvoorstel over de fiscale maatregelen in 2014 neig ik ernaar voor te stemmen. Daarom zeg ik: de PVV is, zoals altijd, constructief.

De heer Dijkgraaf (SGP): De heer Van Vliet zegt «ik neig...»

De heer Van Vliet (PVV): Ik kan natuurlijk nog niet het achterste van mij tong laten zien. Dat kan toch niet? Ik moet eerst de antwoorden van de Staatssecretaris afwachten.

Bij de overige fiscale maatregelen 2014 ligt het voornamelijk in de uitvoering. Collega Omtzigt is ook vaak druk in de weer met de anbi’s en de integriteit van die anbi’s. Mijn vraag is hoe we in de praktijk de Belastingdienst afbakenen. Waar ligt de grens om een instelling de anbistatus te ontnemen vanwege een integriteitskwestie? Is er niet een soort gedachtevorming geweest binnen de Belastingdienst die zou kunnen leiden tot een lijstje met criteria waaraan men moet voldoen om in ieder geval geen anbistatus meer over te houden? Ik zou hierover graag wat nadere info krijgen van de Staatssecretaris. Met betrekking tot het wetsvoorstel Wet aanpak fraudetoeslagen en fiscaliteit 2014 heb ik de afgelopen tijd verschillende voorbeelden gezien van fraude; fraude die naar boven komt en in de pers komt voordat het de Tweede Kamer bereikt, maar vooral fraude die iedere keer een topje van de ijsberg is. Ik heb nu iets gezien over drugsbaronnen die zich eenvoudigweg uitschrijven uit de burgerlijke stand en vervolgens voor de fiscus onvindbaar zijn. Ik heb de afgelopen weken meer van deze voorbeelden gezien. Het wetsvoorstel dat voorligt ziet er positief uit, maar voordat ik stelling neem of wij voor of tegen dit wetsvoorstel stemmen – wij zijn een sterk voorstander van een zeer strenge fraudeaanpak – wil ik de visie van de Staatssecretaris horen hoe hij zichzelf ziet als voorman van de Belastingdienst en degene die de fraudebestrijding oppakt. Ik stel deze vraag nogmaals omdat wij er een week of twee geleden mee werden geconfronteerd dat de vereniging van hoger financieel personeel van de Belastingdienst opnieuw vraagtekens zet bij het voorgestelde beleid van de eigen Staatssecretaris. De Staatssecretaris staat aan de top van de fiscale piramide, als ik dat zo mag omschrijven, dus dan mag je ook verwachten dat in die piramide in dit cascadestelsel van beslissingen en overwogen beleid sprake is van eenheid in het beleid binnen de organisatie. Dat moet wat er aan de top van de piramide is bedacht ook gedragen worden door degenen die het moeten uitvoeren. Ik hoor nu via de pers dat ambtenaren hier vraagtekens bij zetten, dus mijn vraag aan de staatsecretaris is: hoe ziet hij dit zelf? Hij staat aan de top van de piramide, maar heeft hij de Belastingdienst wel helemaal in de hand? Als dat het geval zou zijn, dan gaat een vereniging voor hoger personeel toch niet de pers opzoeken om kritiek te spuien? Dat doe je normaal binnen de organisatie, zeker waar het gaat om de uitvoering van fraudebestrijding. Ik hecht zeer grote waarde aan de fraudebestrijding, dus wil ik graag een uitgebreid antwoord van de Staatssecretaris. Is de Belastingdienst een eenheid waar het gaat om fraudeaanpak en wat vindt de Belastingdienst zelf van de kritiek van de hogere ambtenaren? Leidt dat wel of niet tot een nadere wijziging op dit wetsvoorstel?

Het verkorten van navorderingstermijnen heeft in principe ook niet mijn sympathie. Dit is een element in fraudeaanpak dat ik niet zo geweldig vind. Ik ben heel benieuwd of het antwoord van de Staatssecretaris mij bevredigt. Anders overweeg ik toch een amendement om de termijnen ongemoeid te laten. Mijn fractie neigt ernaar om voor dit wetsvoorstel te stemmen, maar of wij dat daadwerkelijk doen, hangt af van de antwoorden van de Staatssecretaris.

Ik kom nu bij het inhoudelijke stuk, het wetsvoorstel Belastingplan 2014. Daarin zitten alle inhoudelijke en materiële zaken die betrekking hebben op budgettair beslag, koopkracht, nivellering et cetera. Als je naar het verdelen van geld kijkt, is dat met afstand het belangrijkste voorstel. Hierover ben ik aanzienlijk negatiever. De lijst van klachten en vragen vanuit de samenleving is oneindig lang aan het worden. Ik heb hier zelf ook de nodige vragen bij. Het leeuwendeel van dit Belastingplan draait namelijk om lastenverzwaring en niet om lastenverlichting. Natuurlijk heb ik ook gezien dat het tarief in de eerste schijf van box 1 voor één jaar lang daalt, maar één jaar is slechts één jaar en zo gigantisch is die daling niet. Ik heb grote twijfels of dit nu het stukje lastenverlichting is waarmee wij de economie gaan vlottrekken, zeker als je het afweegt tegen de rest van het pakket. Daar zitten namelijk aanzienlijke lastenverzwaringen in. Deze eenjarige tariefsverlaging in de eerste schijf zal daarbij in het niet vallen. Volgens mij gaat het Belastingplan 2014 ten diepste uit van lastenverzwaring en niet zozeer van lastenverlichting. Was er geen methode om de mogelijkheden voor werkelijke, structurele lastenverlichting op tafel te krijgen? Wat vindt de Staatssecretaris zelf van deze één jaar durende marginale aftopping op de eerste schijf van box 1? Wordt dat echt het tovermiddel om de Nederlandse economie vlot te trekken? Ik betwijfel dat ten zeerste.

In box 2 van de inkomstenbelasting zit het aanmerkelijk belang. In het voorliggende pakket en in de deal die met drie andere partijen is gesloten, zie ik opnieuw een verlaging van één jaar, een verlaging van het tarief in box 2 van 25% naar 22%. Een aantal jaren geleden is zoiets ook al eens gebeurd in box 2. Welke berekeningen zijn er om aan te tonen dat dit materieel iets gaat doen met investeringen in de Nederlandse economie, met geld dat gaat vrijvallen en dat onttrokken wordt aan vennootschappen door aandeelhouders en ab-houders? Waarop is de veronderstelling gebaseerd dat dit geld in de Nederlandse economie wordt gestoken? Als dit niet voldoende is aangetoond, is dan niet gewoon sprake van een eenjarig douceurtje voor aanmerkelijkbelanghouders? Overigens moet je jezelf afvragen in hoeverre de staatskas daardoor op termijn geen grote schade lijdt. Immers, als je één jaar toestaat dat alles tegen een lager tarief uit de bv wordt getrokken en het tarief daarna weer laat teruggaan, dan zul je zien dat daarna amper nog dividenden worden onttrokken. Ik vraag mij af welke berekening er is van het weglekeffect voor de staatskas op een later moment.

Overigens hoor ik kritiek van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs en anderen. Zij stellen dat het pijnlijk wordt om geld aan je bv te onttrekken als er een pensioenkarakter aan zit en als je wordt geconfronteerd met een uiteindelijke druk van 72%. Is dit meegewogen in dit voorstel voor een eenjarige tariefsverlaging? Als je deze tariefsverlaging toepast en mensen gaan geld onttrekken aan die vennootschap, terwijl de marge op het gebruikelijk loon tegelijkertijd daalt, hoe verhouden deze zaken zich dan tot elkaar? Wordt dat eenmalige belastingvoordeeltje niet via de achterdeur binnen geharkt via de loonheffing op het – dan hogere – gebruikelijk loon?

Dit wilde ik zeggen over de eenjarige verlaging in box 2. Ik twijfel of dit serieus iets voorstelt. Ik zie het nu meer als een boekhoudkundige truc. Het is een heel zachte maatregel. Je kunt de opbrengsten daarvan met geen enkele zekerheid ergens inboeken. Hoe solide is het fundament onder deze begroting en meer specifiek onder dit Belastingplan dan? Hetzelfde geldt voor het schenkingsrecht op eigen woningen. Ook daar weet ik niet hoeveel mensen € 100.000 op de plank hebben liggen om aan hun kinderen te schenken, zodat die het in hun woning kunnen steken. Ik vind het allemaal vrij zacht. Dus over solide tegenbegrotingen of begrotingen gesproken: ik vind dit er niet zo solide uitzien. Graag krijg ik daarop de visie van de Staatssecretaris. Vindt hij dit wel solide? Wordt ook rekening gehouden met een mogelijke miscalculatie op dit terrein, namelijk dat het helemaal niet zal loslopen met het onttrekken van dividenden uit die vennootschappen?

Heel veel mensen zeggen dat de geraamde opbrengst van deze accijnsverhogingen per 1 januari niet gehaald zal worden, omdat de rand van de Nederlandse grens naar het midden van Nederland om het shoppen over de grens interessant te maken steeds breder wordt. Dat komt omdat we al extreem hoge tarieven in de accijnzen hadden. Nu wordt er weer een portie bovenop gedaan en het effect zal zijn dat die rand steeds verder naar het binnenland komt te liggen. Als je in Utrecht woont, loont het tegenwoordig de moeite om een dag in Duitsland te gaan shoppen. Dan heb ik het niet alleen over een tank en een jerrycan benzine, maar natuurlijk ook over tabak, sterke drank, bier – Duits bier is overigens erg lekker – en frisdranken. We zien dat de colataks opnieuw wordt verhoogd in plaats van afgeschaft. De boodschappentas in België en Duitsland wordt steeds voller voor de Nederlandse shopper. Tot nu was Venlo Einkaufshaupstadt für West-Deutschland, maar dat zal veranderen. Duitsers komen niet meer naar Venlo, maar Nederlanders gaan naar Mönchengladbach en naar Aken, omdat ze daar deze extreme tarieven niet hebben. Daarom wil ik de Staatssecretaris de open vraag stellen of dit weglekeffect, waar iedereen het over heeft, een onbespreekbaar taboe is bij Financiën. Of is er wel degelijk ook naar gekeken? Als wij straks evalueren hoeveel er aan meeropbrengst op accijns binnenkomt, zal dit naar mijn stellige indruk sterk tegenvallen. In de tussentijd verliezen ondernemers in de grensstrekken hun omzet, hun marges en heel veel klanten. Nogmaals, de grensstreken waar ondernemers het moeilijk hebben, worden steeds breder. Dat betekent dat uiteindelijk de werkgelegenheid kapot gaat als bedrijven failliet gaan of de deur moeten sluiten. In hoeverre is in de accijnsberekening meegenomen dat je in de grensstreek een heel zwaar effect hebt van ondernemers die dit niet meer trekken en die kapot gaan?

Onlangs was ik in een sigarenzaak in het zuidoosten van het land. Ik rook sigaren; dat weet iedereen volgens mij. De eigenaar vertelde mij dat hij de vrijdag daarvoor klanten had die een hele baal shag kwamen kopen om sigaretten te draaien. De hulzen kochten ze erbij. Nu kopen ze alleen nog maar de hulzen, stukjes papier waar je 0,0001% marge op maakt. Daar houdt hij dus niets aan over. Dit is dus een lege huls. Hij verkoopt een lege huls omdat deze accijnsverhoging een lege huls is. Is er nu echt serieus gekeken naar enerzijds al die weglekeffecten door het shoppen over de grens en het feit dat je hier geen belastingopbrengst hebt en anderzijds het weglekeffect doordat de werkgelegenheid in het grensgebied wordt aangetast? Dat is voor ons een zeer serieuze kwestie. Vanmorgen stond Transport en Logistiek Nederland hier op het Plein. Daar komt natuurlijk het gouden koffertje ook van, maar het is wel een heel serieus verhaal. Het gaat om werkgelegenheid en het gaat om belastingopbrengsten. Wat mijn fractie betreft, kan het wel een tandje minder. De brandstofprijzen zijn schrikbarend en behoren wel degelijk tot de absolute wereldtop. Die wereldtop komt niet zozeer door de extreme olieprijs, maar door de belastingen die Nederland daarover heft. Wij weten allemaal dat autorijdend Nederland de melkkoe is. Ook daar gruw ik van, want het is gewoon een keer genoeg geweest. We zien het nu weer aan de wegenbelasting en de bpm, ook op de oldtimers. Daar zijn ze weer. Oldtimers zitten niet alleen in het vakje van de heer Klein, maar ze zitten ook in autorijdend Nederland. We hadden een uitstekend werkend system. Dat is er nu nog, maar zoals het er nu uitziet, zal het helaas op 1 januari 2014 aflopen. Dat uitstekende systeem is gebaseerd op het amendement-Van Vliet. Dat betekent dat je toegroeit naar een leeftijd van 30 jaar voordat je op een auto een fiscale faciliteit geniet. In alle ons omringende landen wordt die leeftijd acceptabel geacht om een auto een oldtimer te mogen noemen, althans in fiscale zin. De deal die nu voorligt, is dat wij toegroeien naar 40 jaar met een heel mager overgangsregime. De cijfers waarop die deal is gebaseerd, klopten niet; ze waren veel te mager. Ik roep de Staatssecretaris nog eens op om hier serieus naar te kijken, want het rijdende culturele erfgoed wordt op deze manier wel degelijk aangetast. Dat vind ik erg cru.

Terug naar de accijnzen. Wij hebben duizenden mails gehad – ik neem aan dat dit ook voor de collega’s geldt – over de koppeling van propaan aan lpg. Waar ligt de crux van dit probleem? Het gaat natuurlijk over mensen die nog propaangas gebruiken voor de verwarming van hun woning en die er meestal ook nog op koken. Is er bij Financiën gesproken over dit propaangas toen de accijnsverhoging op lpg ter sprake kwam. Zo ja is er toen ook over gesproken of dit ontkoppeld kan worden? Is het voor de berekening van de fiscale grondslag voor btw en vooral accijns mogelijk om propaan los te koppelen van lpg? Ik overweeg op dit punt een motie dan wel een amendement. Ik moet even kijken hoe dat het best uitpakt, maar ik wacht wel het antwoord van de Staatssecretaris af. Ik neem al die klachten, de duizenden mails die ik heb gehad, erg serieus. Je zult maar afhankelijk zijn van propaan voor de verwarming van je huis. De winter komt eraan en je bent straks in één klap letterlijk honderden euro’s meer kwijt. Het lijkt mij niet echt verstandig in deze tijden van crisis dat je dat ook nog voor je kiezen moet krijgen. Ik krijg graag een nadere onderbouwing van de Staatssecretaris. Is dat meegenomen? Het moge duidelijk zijn dat ik van die koppeling af wil.

Ik vind het Belastingplan 2014 met al deze inhoudelijke maatregelen eigenlijk bizar. Wij hebben het over belasting op leidingwater. Het tarief gaat omhoog. Nu hoeft dat misschien in absolute zin niet zo geweldig veel pijn te doen als ik naar het bedrag kijk, maar het is wel de enige echte eerste levensbehoefte. Ik heb ook kritiek uit de watersector gezien. Er zat tot nu toe een plafond van 300 kuub op de belasting op leidingwater. Dat ken ik nog uit de tijd dat ik fiscalist was bij een energie- en waterbedrijf. Dat plafond gaat ervan af. Als je grote hoeveelheden drinkwater afneemt omdat je die nodig hebt in je bedrijfsvoering of anderszins, bijvoorbeeld omdat je een verzorgingshuis hebt, zul je geconfronteerd worden met aanzienlijk hogere lasten. Dan gaat het niet om een paar duizend euro, maar kan het wel om een paar miljoen gaan. Dat zijn serieuze getallen voor deze eerste levensbehoefte. Hoe ziet de Staatssecretaris dat nu zelf? Er is toch wel nagedacht over de effecten voor de grootverbruikers, die er vaak niets aan kunnen doen dat zij grote hoeveelheden water nodig hebben? Ik hoorde geluiden van de Vewin, die bang is dat die grootverbruikers dan zelf aan de slag gaan met waterwinning. Hoe zij dat doen, weet ik even niet. Ongetwijfeld komt er weer een oplossing uit de bus waar Financiën nog niet aan gedacht had en moeten wij die ook weer repareren. Dan kom je weer in zo’n spiraal van eeuwig achter de feiten aanhollen. Mijn fractie is een fervent tegenstander van deze belastingverhoging op leidingwater.

Hetzelfde geldt voor de storttaks, de afvalbelasting. Ik vrees dat straks heel wat rommel in sloten terechtkomt en dat ook deze belastingverzwaring niet het effect heeft dat de regering voorstaat, namelijk dat een soort vergroening optreedt. Die vergroening zie ik niet. Dat afval zal gewoon in sloten, op straat en in bossen worden gedumpt. Ik hoor graag van de Staatssecretaris of er ook is nagedacht over de materiële weglekeffecten: niet financieel, maar materieel dat mensen dat afval niet meer naar de stort brengen, maar het elders dumpen. Ik zou dat jammer vinden van ons mooie, nog redelijk schone Nederland.

Ik wil nog even aandacht besteden aan het wetsvoorstel wijziging percentages belasting- en invorderingsrente. Ik heb er kennis van genomen en ik begrijp ergens wel waarom het gebeurt. Het is namelijk een verkapte lastenverzwaring. Ik heb met gigantische verbazing gekeken naar de 8% op de bedrijfsmatige belastingstromen in de sfeer van de vennootschapsbelasting. Ik vind 8% een totaal absurd percentage, op alle mogelijke manieren.

Je kunt dat wel linken aan wat men noemt wettelijke rente, maar ik vind 8% echt bizar. Dit is een extreme lastenverzwaring via rente. Dat vind ik een oneigenlijke weg. Dus principieel ben ik het er niet mee eens. Dit wetsvoorstel kan dan ook zeker niet mijn goedkeuring wegdragen. Mijn vraag aan de Staatssecretaris op dit punt is of er ooit bij Financiën is nagedacht over een andere manier van renteberekening. Ik begrijp wel dat hier een budgettair beslag achter zit, maar het kan natuurlijk veel simpeler. Je kunt je bij de renteberekening op fiscale stromen baseren op actuele marktrentes vanaf 1 januari van het lopende belastingjaar en daar dan het gemiddelde van pakken op het moment van verrekening. Dat kun je gewoon in een spreadsheet gieten, zonder zware uitvoeringslasten voor de fiscus. Ik overweeg op dit punt een amendement in te dienen. Die 8% vind ik in ieder geval echt belachelijk. Dus ik krijg graag van de Staatssecretaris zelf zijn visie hoe hij aan 8% komt in tijden van zulke lage rentestanden, die ook al lang zo laag zijn en misschien nog een tijd zo laag zullen blijven. Dit wetsvoorstel vind ik dus echt helemaal niets.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik heb even gewacht tot het eerste punt voorbij kwam waar ik het mee eens was. Dat is dit punt. Het is interessant dat de heer Van Vliet met een amendement komt, maar is dat ook gedekt, in die zin dat het dezelfde opbrengst heeft?

De heer Van Vliet (PVV): Als je de dekking vindt in het feit dat je rente gebruikt als lastenverzwaring en een verkapte belastingheffing, dan denk ik dat je principieel fout bezig bent. Als ik een dekking plak aan het amendement, doe ik eigenlijk mee aan die principiële foute uitgangspunten. Dat ga ik dus niet doen. Als je hier verlies op gaat maken, zou je erover kunnen nadenken in hoeverre er een balans moet zijn tussen de rente die wordt vergoed op wat mensen hebben uitstaan bij de fiscus ten opzichte van wat ze aan de fiscus schuldig zijn over een lange periode. Dan zou je kunnen kijken naar de renteperiode, die op de ene stroom langer is dan op de ander. Zelfs daar twijfel ik aan, maar een dekking voor een amendement vind ik niet op zijn plaats als ik het uitgangspunt van het wetsvoorstel überhaupt principieel onjuist vind.

De heer Dijkgraaf (SGP): Dat is een vreemde redenering. Ik kan mij voorstellen dat de heer Van Vliet het niet wil dekken binnen de rentepercentages, maar dan moet er uit een andere post op de begroting een dekking komen. Anders kan de heer Van Vliet wel een amendement indienen, maar dan weet hij van tevoren dat dat het niet gaat halen. Dat zijn leuke dingen, maar daar heb je niets aan.

De heer Van Vliet (PVV): Of ik van tevoren zeker weet dat het het niet gaat halen, dat houd ik maar even voor me. Ik probeer het natuurlijk toch, dat is mijn vrijheid als parlementariër. Mijn dekking is een wezenlijk ander belastingplan, namelijk een met lastenverlichting en een verkleining van de overheid. Dat leidt in 2017 tot een veel hogere belastingopbrengsten, zoals ook het CPB heeft doorgerekend. Dat is mijn eigenlijke echte dekking voor voorstellen die ik doe. Ik wil het woord «dekking» eigenlijk niet hanteren bij dit wetsvoorstel, want ik vind het principieel onjuist om rente te gebruiken als extra belastingheffing. Dat is net zoiets als die zogenaamde administratiekosten op verkeersboetes. Dat is een gruwel in de ogen van 99 van de 100 Nederlanders. Dat is allemaal een verkapte boete waar je niet onderuit kunt. Dat geldt ook voor deze rente. Als we al iets doen met dit wetsvoorstel, dan in ieder geval niet met 8%.

De heer Groot (PvdA): Dit is toch een beetje te gemakkelijk. Als je een amendement indient, doe je dat uiteraard omdat je het ergens niet mee eens bent. Het is dan goed gebruik om, als je een amendement indient, daar ook een dekking voor aan te geven. Dat zijn de spelregels. Wil de heer Van Vliet zich daar niet gewoon aan onderwerpen? Dat zijn de normale parlementaire mores.

De heer Van Vliet (PVV): Ik begrijp wat de heer Groot zegt. Hij zegt hetzelfde als de heer Dijkgraaf. Dit wetsvoorstel gaat echter over rentestromen. Door er een tarief van 8% op te zetten, ga je aanzienlijk meer geld innen dan in het verleden op geldstromen tussen de belastingplichtige en de fiscus van toepassing was. Van mij hoeft er niet meer uit voort te komen, want rente mag geen verkapte belastingheffing zijn, zeker niet in een tijd van crisis. Ik vind dit dus principieel onjuist. Ik zal er nog een keer over nadenken of ik het anders vorm wil geven in dit amendement, waardoor je in ieder geval niet met die 8% hoeft te werken, want dat was mijn voornaamste bezwaar, naast het principiële uitgangspunt dat ik niet juist vind. Ik zal erover nadenken.

De voorzitter: Ik zie dat u nog een halve minuut officiële spreektijd hebt. Ik weet niet hoeveel u nog nodig hebt en ik weet niet hoeveel de heer Groot bereid is om te doneren aan u. Hoeveel tijd hebt u nog nodig, mijnheer Van Vliet?

De heer Van Vliet (PVV): Ik ga afronden, voorzitter. Ik gun de heer Groot ook zijn spreektijd en ik denk dat ik er wel doorheen ben.

De voorzitter: Prima, gaat uw gang.

De heer Van Vliet (PVV): Voorzitter. De Staatssecretaris is van VVD-huize. De VVD heeft ooit lastenverlichting en een kleinere overheid als uitgangspunten gehad. Dit Belastingplan voldoet daar niet aan. Wat is de visie van de Staatssecretaris op dit liberale vraagstuk, dat boven de markt blijft zweven? In hoeverre biedt het plan een solide basis om een begroting voor het jaar 2015 in elkaar te sleutelen als er een aantal zachte punten in zit, waarvan ook fiscalisten zeggen dat het volstrekt onzeker is dat die centen daadwerkelijk binnenkomen? Ik heb op dit punt een aantal moties in voorbereiding, maar het is goed gebruik om daarmee te wachten tot een latere fase in dit debat. Volgens mij gaan we namelijk vier dagen met elkaar om de tafel. De komende anderhalve week kom ik met moties en eventuele amendementen.

Mevrouw Neppérus (VVD): Voorzitter. We spreken vandaag over het Belastingplan, maar mijn eerste opmerking is gericht aan de voorzitter. Het doet mij namelijk goed dat vandaag een voorzitter van deze commissie dit wetgevingsoverleg over het Belastingplan voorzit. Ik kan mij van de afgelopen jaren herinneren dat ik de heer Omtzigt weleens een deel heb zien voorzitten. Ook de heer Van Vliet heb ik zien voorzitten. Vorig jaar deed ik het zelf. Ik spreek hierbij mijn waardering daarvoor uit.

De voorzitter: Ik zou het niet willen missen, mevrouw Neppérus.

Mevrouw Neppérus (VVD): Dat dacht ik al, want wij hadden beiden gisteren een slechte zondagmiddag.

Voorzitter. Er zijn de afgelopen jaren veel akkoorden geweest, met af en toe verschillende partijen. Hieruit blijkt dat veel partijen een stuk verantwoordelijkheid willen nemen in een tijd die moeilijk is. Ze willen meedenken in een economisch moeilijke tijd. De ene keer kan het een partij zijn die een andere keer weer net niet meedoet en de andere keer een andere. Ze voelen toch een stuk betrokkenheid. Het zijn immers geen leuke tijden, hoewel er lichtpuntjes zijn. De VVD is positief. Natuurlijk zijn er punten die we niet zelf zouden hebben bedacht en waarvoor we niet meteen de vlag uitsteken, maar we nemen wel verantwoordelijkheid. We vinden het belangrijk dat werken wordt beloond. Gelukkig kan de zelfstandigenaftrek grotendeels behouden blijven. Ik heb hier in het verleden aan meegewerkt op het Ministerie van Financiën. Een aantal dingen spreekt ons erg aan omdat werken daarmee wordt beloond, maar een aantal andere dingen zouden we niet zelf bedacht hebben. Echter, als je dingen krijgt die je leuk vindt, moet je er rekening mee houden dat anderen dingen krijgen die zij meer van belang vinden om hun verantwoordelijkheid te kunnen nemen. Wij zijn gewoon tevreden. Een van de eerste dingen op de lijst betreft de stamrecht-bv’s. Net als collega’s heb ik jarenlang brieven en inmiddels veel meer mails gekregen waarin werd gevraagd of er iets kan gebeuren aan al het vermogen waarop een fiscale plakker zit waardoor je er niet aan kunt komen. Vorig jaar hebben de heren Groot en Dijkgraaf en ik gezegd: kunnen we niet iets doen aan de levensloopregeling, waarop ook zo’n plakker zit waardoor je er niet aan kunt komen? Het is goed dat er nu iets gaat gebeuren en dat er ruimte ontstaat, maar er moet wel worden gekeken naar het overgangsrecht. Inmiddels heeft de Staatssecretaris de datum van 15 november geprikt. Is het dan helemaal rond? Of kunnen mensen nog aannemelijk maken dat zij al zover waren en dat zij het wellicht altijd rond die datum eens zijn, maar dat ze nog net een paar puntjes op de i moeten zetten? Het zal lastig zijn, maar het is goed om hierover na te denken. We kijken vandaag ook naar de pensioenen van dga’s. Collega Groot heeft hierover al vragen gesteld. Het is goed als mensen een pensioen in eigen beheer kunnen hebben, maar in de huidige economische situatie kan zo’n waardering grote problemen geven. De Staatssecretaris heeft eerder toegezegd dat hij met een brief zou komen over deze kwestie. We zitten inmiddels ruim in de herfst, in de wintertijd en zelfs in de storm vandaag. Wanneer kunnen we die brief verwachten? De Kamer moet kunnen praten over de vraag hoe we daarmee verdergaan. Men klaagt nu dat het te laag is. Het gaat inmiddels weer beter en er zijn lichtpuntjes. Wat is de ruimte om er af en toe iets mee te doen? Een positief punt is de lagere btw voor ...

De voorzitter: Voordat u verdergaat, mevrouw Neppérus: de heer Van Vliet heeft een vraag voor u.

De heer Van Vliet (PVV): Ik wachtte even tot mevrouw Neppérus het blokje over de stamrecht-bv’s af had. Ik heb een vraag aan haar. Ik had het net over de zachte elementen van het Belastingplan, zoals in box 2. Nu gaat het over de stamrecht-bv’s, waarin het stamrechtkapitaal zit opgepot. Het zijn interessante bedragen, maar ik heb hierover nog wel een vraag aan mevrouw Neppérus. De heren Dijkgraaf en Groot hadden het net over de dekking onder amendementen. Is dit element als dekking van het Belastingplan niet boterzacht? Als mensen onder een fiscaal gunstiger regime het geld er sneller uit halen, dan zullen ze het wegzetten op spaarrekeningen, misschien wel in het buitenland – ik weet dat niet – in plaats van het in de economie te pompen. Waarop baseert mevrouw Neppérus de gedachte dat het weghalen van deze fiscale plakker gunstig is voor het aanzwengelen van de economie?

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik heb er anders dan de heer Van Vliet, die anders in deze wereld rondkijkt dan ik, wél vertrouwen in dat het gaat gebeuren. Ik ga ervan uit dat het gewoon wordt uitgegeven. Dan komt bij de overheid geld binnen en dat zal worden besteed. Er zijn ook berekeningen gemaakt. Weet je alles voor 100% zeker? Nee, maar er is niets zeker in dit leven behalve dat er eens een einde komt aan je leven. Voor de rest staat niets 100% vast. Ik heb er echter vertrouwen in dat het goed gaat.

De heer Van Vliet (PVV): Het was te verwachten dat mevrouw Neppérus dat antwoord zou geven. Ik heb er geen vertrouwen in. Ik vind het boterzacht. Ik denk dat het geld gewoon naar de spaarrekening gaat. Is mevrouw Neppérus wel van plan om haar eigen Staatssecretaris te vragen om een evaluatie na een bepaalde periode om te bezien wat er is binnengekomen of hoe dat geld is besteed aan de economie?

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik heb er vertrouwen in. Bij alle nieuwe wetgeving bekijken we op een gegeven moment al hoe het werkt. Tegenwoordig wordt er vaker geëvalueerd. Ook op dit punt lijkt het me verstandig om te bekijken hoe het werkt. Daarmee heb ik geen moeite. Je moet het een paar jaar een kans geven om te bezien hoe het werkt. Ik heb er vertrouwen in. Ik denk dat dat ook terecht zal blijken. Het lijkt me altijd verstandig om te bekijken hoe een wet werkt. Dat gebeurt tegenwoordig ook al bij veel wetten, maar het kan ook hierbij.

De heer Bashir (SP): Voor ons ligt het Belastingplan, maar ik noem dat «het goochelplan». Er wordt namelijk met belastinggeld gegoocheld. Er zou 2,3 miljard euro worden opgehaald met de verlaging van box 2 en de vrijval van de stamrechten. Ik vraag mevrouw Neppérus hoe zeker het is dat die 2,3 miljard wordt binnengehaald. Als je de tarieven verlaagt en vervolgens een vrijstelling geeft, dan kun je er toch niet automatisch van uitgaan dat mensen het geld massaal gaan opnemen?

Mevrouw Neppérus (VVD): Zo kennen we de heer Bashir weer. Hij heeft het weer leuk over goochelen. We zullen ook nog wel wat andere hobby’s van hem tegenkomen. Meestal is het echter zijn partij die goochelt – daar komen we straks wel op, wanneer hij zijn verhaal houdt – want er mag nooit worden bezuinigd in dit land, maar als het over belastingheffing gaat, dan is het meteen helemaal mis. Ik heb er vertrouwen in. De zaken zijn ook doorgerekend op het Ministerie van Financiën en door het CPB. Nogmaals, 100% zeker zijn we niet. We zullen het moeten afwachten. Ik heb er echter voldoende vertrouwen in. Ik heb er ook vertrouwen in dat het langzaam maar zeker weer beter gaat in dit land. Daarvoor zijn echter wel harde maatregelen nodig.

De heer Bashir (SP): Ik hoor weinig vraagtekens van mevrouw Neppérus. Zij is er dus heel zeker van. We zullen er achteraf nog naar kijken en erover oordelen. Maar stel dat ze gelijk heeft, dat die 2,3 miljard wordt binnengehaald, dan gaat dat wel ten koste van de toekomstige belastinginkomsten. Immers, wat je nu binnenhaalt, zul je in de toekomst missen. Is dat degelijk financieel beleid? Is dat niet op de pof leven ten koste van de toekomst?

Mevrouw Neppérus (VVD): De SP gebruikt wel weer heel grote woorden. Maar goed, de SP-woordvoerder blijft tot nu toe tenminste nog zitten. Dat is een duidelijk pluspunt. Er worden wel heel grote woorden gebruikt. En straks zullen we dan horen dat een paar rijken zullen moeten betalen. Maar goed, het brengt nu meer geld op. Dat geld zal worden geïnvesteerd in de economie en dat leidt weer tot extra belastinginkomsten. Als bedrijven beter gaan draaien, komt er immers meer belasting binnen. Ik heb daar vertrouwen in. Laten we het nu doen. Dan lopen we wel ietsje vooruit, maar dat doen we heel bewust. Zo gaat de motor van de economie, die nu zachtjesaan weer beter gaat draaien, nog veel beter draaien.

Voorzitter. Ik kom op een punt dat ik goed vind: de verlenging van de lagere btw voor verbouwingen. De huizenmarkt begint immers ook weer wat te lopen. Vanavond gaat het hierover verder met Minister Blok. Ik denk dat de verruiming van het schenkingsrecht in dat kader ook goed kan zijn. Het is verruimd tot een ton, maar je hoeft geen ton te geven. Ik heb mij er ook altijd druk om gemaakt om die groep ruimer te laten zijn dan alleen maar kinderen, hoe aardig kinderen ook kunnen zijn. Ik zie aan de heer Koolmees dat de kleintjes Koolmees meeluisteren, of dat kan nog komen. Het verruimen van die groep is een belangrijk aspect.

Er is nog een ander punt waarvoor ik aandacht vraag bij de erfbelasting. Die wet is een aantal jaren geleden helemaal bekeken en gemoderniseerd. Toen zijn er ook beperkingen aangebracht met betrekking tot het aantal mensen dat samen een huishouden kan vormen of elkaar als partner kan beschouwen. Ik krijg hierover regelmatig brieven. Die groep mailt niet, maar stuurt er brieven over. Het zijn bijvoorbeeld drie broers en zussen die samen zijn blijven wonen in het huis van hun ouders. Als een van de drie komt te overlijden, slaat de erfbelasting hard toe, want de vrijstelling voor een broer of zus is maar heel beperkt. Juist in die gevallen zouden mensen gedwongen worden om te verhuizen.

Ik heb uit de antwoorden van de Staatssecretaris begrepen dat het een vrij overzichtelijke groep is, waarvan de gemiddelde leeftijd niet al te jong is. Het kost een paar miljoen per jaar. Ik wil de dekking wel gaan zoeken uit andere dingen, maar als de Staatssecretaris daarbij zou willen helpen, zou ik dat toch wel prettig vinden. Het is een beperkte groep, die te overzien is, dus het gaat om een stukje overgangsrecht.

De accijnzen vormen een gevoelig onderwerp. Hierover zijn vorig jaar afspraken gemaakt die kraakhelder in het regeerakkoord staan, dus ik heb dat er maar bij gepakt. Met Prinsjesdag heeft het kabinet, aangezien de grenseffecten bij tabak duidelijk zichtbaar werden, gezegd dat we dit een jaar uitstellen en kijken hoe het zich ontwikkelt. Daarnaast heeft er een matiging plaatsgevonden van de accijns op bier en wijn, waarbij het vooral gaat om Limburg.

Over andere dingen hebben wij in het nadere begrotingsoverleg gezegd: laat het zoals het is. Dat zijn vervelende dingen, laten we daar eerlijk over zijn, maar ik zeg erbij dat we een totaalpakket aan maatregelen moeten nemen. Het accent ligt op het stimuleren van arbeid. Dit zit er gewoon bij. Bij alle kabinetten in het verleden, ongeacht hun politieke kleur of naam, is er altijd sprake geweest van dit soort zaken. Ik zeg erbij dat de SP niet in een kabinet heeft gezeten en ook geen gedoogsteun heeft gegeven, dus zij gaat vrijuit. Het gebeurt dus altijd, ook met de SGP.

Ik wil nog wel even kijken naar propaangas. Ik heb begrepen dat Staatssecretaris De Jager de vrijstelling een aantal jaren geleden heeft geschrapt, omdat deze moeilijk uitvoerbaar zou zijn en er wellicht fraude was. Deze argumenten werden toen valide gevonden om het geheel te steunen. Nu ik het geheel overzie, vraag ik de Staatssecretaris om in te gaan op de vraag of er een oplossing kan worden gevonden voor mensen die niet op het aardgasnet zijn aangesloten. Deze moet wel praktisch uitvoerbaar zijn, want anders komen we weer in de problemen.

De heer Omtzigt (CDA): Begrijp ik het goed dat mevrouw Neppérus er net als de CDA-fractie naar streeft om lpg en propaangas eventueel los te koppelen? Kan er een methode worden gevonden waardoor de accijnsverhoging voor mensen die propaan gebruiken voor de verwarming van hun huis, wordt beperkt of niet doorgaat?

Mevrouw Neppérus (VVD): De heer Omtzigt kan heel goed luisteren. Dat vraag ik, maar ik zeg erbij dat Staatssecretaris De Jager enkele jaren geleden bewust heeft besloten om dat niet meer te doen, omdat er sprake was van fraude en geknoei en omdat het moeilijk uitvoerbaar was. Ik wil nog een ultieme poging van de Staatssecretaris zien. Als het niet uitvoerbaar is, moeten we daar eerlijk over zijn. Ik vraag de Staatssecretaris om daar nog eens op in te gaan, want kennelijk waren er argumenten om er juist mee te stoppen.

De heer Bashir (SP): Ik heb een vraag over de accijnzen. Mevrouw Neppérus geeft eigenlijk iedereen de schuld van het verhogen van de accijnzen, behalve de SP. Dat kan, maar daarmee los je het probleem van de mensen die in de grensstreken wonen, niet op. Ik doel niet alleen op de mensen zelf die naar Duitsland gaan en dus meer brandstof verbruiken om daar goedkoper te tanken, maar ook op de ondernemers in de grensstreken, die massaal failliet gaan. Je kunt natuurlijk zaken verhogen, maar in de loop van de tijd kom je erachter dat dit niet werkt of dat mensen er last van hebben. Je kunt daar toch ook van leren en veranderingen aanbrengen? Hoe ver gaat de VVD erin om blind de accijnzen te verhogen in de grensstreek en iedereen failliet te laten gaan?

Mevrouw Neppérus (VVD): De grenseffecten werden duidelijk zichtbaar in het onderzoek. Ik heb zelf, net als collega’s, altijd gevraagd naar het onderzoek naar de grenseffecten. Bij bier en tabak werd een en ander zeer zichtbaar. Bij tabak is er sprake van uitstel, om zo de situatie te kunnen bekijken. Hoe ontwikkelt een en ander zich? Bij bier en wijn is het omlaag gebracht.

Ik blijf de verdere grenseffecten gewoon volgen. Ik woon zelf in de Randstad. Als ik wil tanken, heb ik drie mogelijkheden. Ik kan naar een pomp gaan waar ik bediend word, als ik daarvoor wil betalen. Ik kan ook naar een pomp gaan waar niemand mij bedient en waar ik het zelf moet doen. Daarnaast kan ik ook langs de snelweg tanken. Dat laatste is duurder, maar is wel handig als ik van a naar b onderweg ben. Wandelen heeft namelijk weinig zin en roeien kun je ook niet op de autoweg. Er zijn nu dus al verschillen in prijs en accijnzen, bijvoorbeeld in de prijs van benzine. Laten we dus niet doen alsof het maar om één ding gaat en niet om andere dingen.

Wij blijven een en ander echter volgen. Uit de effecten tot nu toe is een en ander mij niet gebleken. Benzine is gespaard. Voor lpg en diesel ligt het anders. Diesel was bij ons goedkoop, in vergelijking met andere landen. Die wordt inderdaad duurder. Ik blijf dit volgen. Voor tabak, wijn en bier hebben we stappen gezet om de effecten, die zichtbaar waren, te verminderen.

De heer Bashir (SP): Als ik wil tanken, kijk ik gewoon waar het goedkoop is en daar ga ik heen. Als je in een grensstreek woont, tank je natuurlijk over de grens. Kijk maar naar de verschillen bij diesel en lpg. Als de verschillen heel klein zijn, kun je natuurlijk ook nog kijken naar drank en tabak. Als je eenmaal over de grens bent, zul je daar ook de rest van je boodschappen doen. Dan missen we niet alleen de accijnzen, niet alleen de verhoging ervan maar ook de totale accijnzen, maar ook de btw-opbrengsten. We missen ook de inkomstenbelasting die de ondernemers zullen betalen als ze winst hebben gemaakt. Het is dus een opstapeling van belastingen die we mislopen. Het gaat nu primair om de belastinginkomsten. Wanneer gaat de VVD zich eindelijk het lot van de ondernemers aantrekken die het heel moeilijk hebben in de grensstreken?

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik neem aan dat de heer Bashir zijn huiswerk heeft gedaan. Dan weet hij dat de diesel tot nu toe in Nederland altijd goedkoper was. Mensen kwamen dus ook naar Nederland toe. Er zijn echter meer punten waarnaar je moet kijken. Zijn er grenseffecten, ja of nee? Wij hebben gezegd dat wij dit doen. Dat hebben wij ook eerder afgesproken. Wij hebben een en ander bij tabak gematigd. Je ziet ook vaak dat het gebruik na een jaar langzaam maar zeker weer toeneemt. Ik weet niet of het altijd zo aantrekkelijk is. Ik begrijp dat de heer Bashir nooit over de autoweg rijdt. Daardoor kan hij altijd in de gemeente Zoetermeer tanken. Dat is heel prettig voor hem. Anderen rijden echter ook weleens en tanken wel degelijk langs de autoweg en kopen daar dingen. Wij blijven dit volgen. Wij hebben ons vooral ingezet voor een aantal faciliteiten voor ondernemers. Er is bijvoorbeeld wat gedaan voor de dga’s. Voor de kleinere ondernemers wordt er gekeken naar een verruiming van de arbeidskorting. Dat doen wij gewoon. Wij kijken ook naar de standaardaftrek. Wij blijven een en ander wel kritisch volgen.

Nogmaals, juist vanwege de grenseffecten hebben wij gezegd dat wij het voor tabak eerst beter willen bekijken.

De heer Omtzigt (CDA): Ik vind het heel goed dat de VVD zegt dat zij het blijft volgen. In het antwoord van de Staatssecretaris staat dat dit jaar de accijnsopbrengsten met 800 miljoen naar beneden zijn bijgesteld. Vanwege de economisch tegenvallende conjunctuur zou je een vermindering van ongeveer 100 tot 200 miljoen verwachten, omdat 2% minder groei leidt tot een vermindering van 2% accijnsopbrengst. Dan blijft er een tegenvaller van 600 miljoen over die niet anders verklaard kan worden dan uit het feit dat mensen over de grens gaan. Aangezien de accijnsinkomsten in België, in Nordrhein-Westfalen en in Niedersaksen meevallen, hebben wij een goed idee waar dat zou kunnen zitten. Nu wordt de diesel in Nederland naar aanleiding van dit Belastingplan duurder dan in Duitsland. Denkt de VVD dat dit grenseffecten zal hebben en dat mensen over de grens zullen gaan tanken? Ik noem de 80 miljard aan goederen die jaarlijks per vrachtwagen en per boot van Nederland naar Duitsland wordt vervoerd. Of denkt de VVD dat het geen grenseffecten zal hebben?

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik luister geboeid. Het CDA was gelukkig betrokken bij het Lenteakkoord en ik merk dat er nog steeds sprake is van een grote betrokkenheid bij de accijnzen. Ik volg die ontwikkeling. Enkele collega’s hebben gesproken over grenseffecten. Wij hebben in de afgelopen jaren echter enorm geprofiteerd van dergelijke grenseffecten. Toen de diesel in Duitsland duurder was, hoorde ik niemand roepen dat het anders moest. Nu gaat het wellicht wat veranderen, nu worden de prijzen wat meer gelijk getrokken en is het huis meteen te klein. Wij hebben die stap genomen voor de tabak en wij hebben ook wat gedaan met wijn en bier. Mensen kunnen zelf de keuze maken waar zij gaan tanken. Ik waag echt te betwijfelen dat iedereen altijd zo veel kilometers wil omrijden, maar wij zullen dat uiteraard wel volgen.

De heer Omtzigt (CDA): Mijn vraag was heel simpel: denkt de VVD dat er grenseffecten zullen optreden? Dat is de kernvraag. Ik wijs de VVD erop dat 80 miljard aan goederen jaarlijks de Nederlands-Duitse grens passeert. De vrachtwagen die kan stoppen bij een Nederlands of een Duits tankstation, hoeft niet om te rijden. Die rijdt gewoon van A naar B. Gaat dit grenseffecten hebben en vindt de VVD het interessant om daarvan een inschatting te hebben? Het zou immers ook nog minder kunnen opleveren. Of maakt het niet uit voor de VVD?

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik ben nog steeds onder de indruk van de betrokkenheid bij de accijnzen van de heer Omtzigt. Zijn partij is jarenlang betrokken geweest bij accijnsverhogingen en nu klaagt hij ach en wee. Maar goed, hij meent het natuurlijk oprecht. Hij woont in Twente, in een grensgebied. Jarenlang was het voor het vrachtverkeer aantrekkelijker om in Nederland te tanken. Dat was dus ook het geval voor vrachtwagens in het buitenland. Daar heb ik indertijd geen vraag over gehoord. Ik heb al eerder vragen gesteld over de grenseffecten. Ik zal dat blijven doen en ik zal die ontwikkelingen blijven volgen. Dat lijkt me hoe dan ook verstandig. Maar laten we hier nu niet meteen een complete paniek creëren. De heer Omtzigt kan in Twente tanken. Hij pakt gelukkig ook vaak de trein. Hij kan echter overal tanken waar hij wil. Ook in dit land is sprake van een fors prijsverschil.

De heer Klein (50PLUS): Ik kan de redenering van mevrouw Neppérus niet helemaal volgen. Zij zegt dat het in het verleden hier goedkoper was dan in Duitsland en dat er toen niemand gepiept heeft. Dat is logisch. Als het hier goedkoper is, moeten ze immers in Duitsland gaan piepen. Je gaat hier niet zeggen dat de accijnzen omhoog moeten worden geschroefd, omdat het in Duitsland duurder is. Dat is een wat merkwaardige redenering. Mevrouw Neppérus zegt dat mensen overal kunnen tanken. Dat maakt helemaal niets uit. De accijnzen blijven natuurlijk hetzelfde. Het gaat erom dat de marges voor de ondernemers extra onder druk komen te staan. Accijnsverhogingen zijn juist erg slecht voor de ondernemers. Je krijgt wel degelijk een weglekeffect. Wil de VVD daar rekening mee houden? Wil mevrouw Neppérus daadwerkelijk tegen ondernemers zeggen dat het niet geeft, dat zij de broekriem maar moeten aantrekken en dat de put pas gedempt wordt als het kalf verdronken is?

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik heb gezegd dat er in Nederland zelf al gigantische prijsverschillen zijn in de brandstofsector. Laten we dat gewoon eerlijk zeggen. Het maakt dus uit waar iemand tankt. Ik blijf dat verdedigen. Wat doen wij wel voor ondernemers? Het kabinet en de partijen die meedoen aan het Herfstakkoord hebben gekozen voor een totaalpakket. Daar zitten ook zaken in waar ondernemers beter van worden. Dit is best een vervelend punt voor een aantal ondernemers, maar de VVD kijkt naar een totaalpakket en wil dat verdedigen. Wij houden de zelfstandigenaftrek, het tarief van de eerst schijf verandert iets en de ondernemer heeft ook voordeel van de arbeidskorting. Laten we dat ook even vaststellen. Er zitten minnen, maar dus ook plussen in. Het gaat de VVD echt om het totaalpakket. Natuurlijk blijf ik gewoon volgen wat er gebeurt. Dat blijven wij doen. Ik bleef vragen om de grenseffecten. Ik was een van de eersten, samen met de heer Omtzigt. We blijven het volgen, maar ik kijk naar het totale pakket. Dat is een pakket waarmee Nederland verder kan komen en waarin juist voor ondernemers ook plussen zitten.

De heer Klein (50PLUS): Ik luister ook naar mevrouw Neppérus. Ik begrijp dat zij kijkt naar het totaalpakket, hetgeen betekent dat op een gegeven ogenblik de ondernemers wat kunnen worden geholpen en dus eigenlijk gecompenseerd. Bedoelt zij dat zij de ondernemers aan de grens, die nadelige effecten hebben van de hogere accijnzen omdat er een weglek-effect is naar het buitenland, wil compenseren?

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik vrees dat de heer Klein mij niet goed heeft begrepen. Ik zal het daarom maar eventjes herhalen, want het kan aan mij liggen. Wellicht was ik niet duidelijk. Ik heb gezegd dat het gaat om het totaalpakket van maatregels dat bij Prinsjesdag kwam en nu is aangevuld met de afspraken over de begroting. Daarin zitten ook duidelijk plussen voor ondernemers, niet alleen in de grensstreek maar overal. Verder blijven wij natuurlijk volgen wat er gebeurt, maar er zitten duidelijk plussen in het pakket. Het gaat ons erom, te kijken naar het totaalpakket dat er ligt. Compenseren in de regio wordt door de Europese Commissie vast als staatssteun beschouwd, zo kan ik de heer Klein vertellen. Dat zeg ik er maar eventjes bij om het nog ingewikkelder te maken. Voorzitter. Ik kom bij de giften, een onderwerp dat wij vaker aan de orde hebben gesteld. Ik denk dat datgene wat voorligt, een verbetering is. De Belastingdienst zal af en toe wel moeten controleren. Ook moet een status kunnen worden afgepakt. In de tekst staat dat er een uitspraak van de rechter moet zijn. De heer Koolmees stelde daarover al een vraag in het verslag. Ik zou daaraan willen toevoegen dat het een Nederlandse rechter moet zijn. Het lijkt me toch wel ietsje zuiverder als we dat doen, want anders kan het erg ingewikkeld worden. Dit is iets waarvan je zegt dat het nu toch gewoon eens moet kunnen.

Ik kom te spreken over de vergroeningsmaatregel. Ik zie dat de heer Van Ojik gaat luisteren, want hij veert helemaal op! Hij luisterde steeds, maar veert nu extra op.

De heer Van Vliet (PVV): Mevrouw Neppérus ook! Vergroening, VVD!

Mevrouw Neppérus (VVD): Hiep hoi! Wij vinden het een goede zaak om met vergroening bedrijven tot innovatie aan te zetten. Ook vroeger, toen ik nog woordvoerder milieu was voor de fractie, heb ik gezegd dat het goed is om innovatie te stimuleren. Over het leidingwater heb ik vragen gesteld in het verslag, evenals collega’s. Daar is er een verschil tussen particulieren en bedrijven, vooral bij grote bedrijven, ook als ze gewoon industriewater gebruiken in plaats van drinkwater. Ik heb gevraagd op welke wijze er compensatie is voor de bedrijven. Daarop is een antwoord gekomen. Voor bepaalde grootgebruikers zijn de effecten echter toch wel heel groot, ook vergeleken met andere bedrijven. Ze worden toch wel veel meer getroffen dan wat via bepaalde wetten wordt gecompenseerd. Mijn fractie steunt het voorstel, maar vraagt de Staatssecretaris wel heel nadrukkelijk om nog eens te kijken of voor bepaalde bedrijven een oplossing kan worden gevonden, bijvoorbeeld door er iets van een plafond in te zetten. De antwoorden in de stukken stelden mij wat dat betreft nog niet echt gerust. Ik kom bij de afvalstoffenheffing.

De voorzitter: Voordat u daarmee verdergaat, mevrouw Neppérus, is er een vraag van de heer Van Ojik.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik wil mevrouw Neppérus niet teleurstellen, mevrouw de voorzitter! Ik wil haar toch iets vragen. Ik begrijp het niet helemaal. Ze begint met te zeggen dat ze voor vergroening is, zolang het innovatie bij bedrijven stimuleert. Vervolgens zegt ze iets over de leidingwaterbelasting, waarvan het juist zo goed is dat zij nu ook voor grootgebruikers en bedrijven geldt. De eenvoudige consument kan namelijk niet zoveel innoveren. Hij gebruikt een bepaalde hoeveelheid water om te douchen en voor nog wat dingen. Innovatie zie ik daar niet zo optreden. Juist voor de grootverbruikers kan het een geweldige prikkel zijn dat ze nu ook moeten gaan betalen voor hun gebruik. Ik proef dus een zekere inconsistentie in de opmerkingen van mevrouw Neppérus, maar misschien begrijp ik haar verkeerd.

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik vind die prikkel goed. Je moet je alleen wel afvragen of het wel de goede weg is als je in één keer een prikkel geeft die de kosten met miljoenen kan verhogen bij een bedrijf. Wellicht is het beter als je dat iets geleidelijker doet. Die prikkel vind ik dus goed. Ook die bedrijven moeten erbij worden betrokken; laten we daar helder over zijn. Op dit punt ben ik het geheel met de heer Van Ojik eens. Stel dat zulke enorme klappen in één keer zouden optreden. Dan vraag ik mij af of het niet iets gelijkmatiger kan. Daar zou ik dus over willen nadenken. In mijn visie blijft die prikkel bestaan, maar ik zeg er wel bij dat die innovatie juist door het bedrijfsleven zou moeten worden gerealiseerd. Ik denk dat de heer Van Ojik en ik het daar wel over eens zijn. De klap kan nu wel gigantisch groot zijn. Als daarmee ook de kans bestaat dat bedrijven gaan vertrekken of zelf voor pomphouder of voor waterbedrijf gaan spelen, wil ik er wel over nadenken of er toch niet ergens een overgangsrecht kan gelden of iets dergelijks. Daar wil ik een reactie op horen. Dan kunnen we er volgende keer verder over praten.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Dan ga ik ervan uit dat het niet haar bedoeling is om de prikkel te verminderen door het allemaal wat gelijkmatiger te doen. Mevrouw Neppérus kan dat misschien bevestigen. Het is juist heel belangrijk dat het een forse prikkel is, want anders werkt het niet.

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik ben voor een stevige prikkel. Daarom steunen wij dit ook. Maar als een prikkel bij heel grote bedrijven een halve doodklap kan betekenen, dan moet je nadenken over de vraag of er niet zoiets als een overgangstermijn kan worden gerealiseerd. Daar gaat het mij om.

De heer Klein (50PLUS): Ik waardeer het dat mevrouw Neppérus zegt dat zij juist de grote klappen wil opvangen voor grootverbruikers van water. Ik begrijp het echter niet helemaal dat mevrouw Neppérus deze belastingverhoging wil opvangen en wil spreiden om ondernemers niet de grens over te jagen, terwijl zij meent dat er geen compensatie mogelijk is in andere gevallen van extra belastingverhoging voor het bedrijfsleven. Ik noem bijvoorbeeld de verhoging van de dieselaccijns. Zo consistent is mevrouw Neppérus dus ook weer niet.

Mevrouw Neppérus (VVD): De heer Klein heeft net als ik de stukken gelezen. Daaruit blijkt dat het bij bepaalde grootverbruikers letterlijk gaat om miljoenen per jaar bij één bedrijf. Het zal helder zijn dat ik liever wil dat dit bedrijf in Nederland gevestigd is. Er zit echt verschil tussen. Vandaar dat ik hierover een vraag heb gesteld, maar die prikkel en die lastenverzwaring blijven bestaan. Wat dat betreft zeg ik kraakhelder dat die lastenverzwaring blijft bestaan. Daar hebben bedrijven dus last van. Maar bij het gebruik van bepaalde producten gaat het om miljoenen per jaar. Daar wil ik uitleg over van de Staatssecretaris. Ik wil dat hij uitlegt wat hij daaraan eventueel kan doen. Maar die basisprikkel blijft bestaan voor particulieren en bedrijven.

De heer Klein (50PLUS): Dat betekent dat mevrouw Neppérus willekeur wil toepassen en dat zij zegt dat het bij het ene bedrijf misschien wel zal moeten worden toegepast en bij het andere bedrijf weer niet. Ik denk dat innovaties veel meer moeten worden gestimuleerd via andere fiscale maatregelen, en niet zozeer via de prikkel op het gebied van water. Maar mevrouw Neppérus wil met betrekking tot dit onderwerp willekeur toepassen in het belastingregime.

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik heb er grote moeite mee als mij willekeur wordt verweten. Dat accepteer ik niet. Ik ben zeer benieuwd naar de inbreng van de heer Klein. Ik ben vooral benieuwd of we voor het eerst in het debat in deze Kamer mogen horen op welke wijze 50PLUS die dekking vindt. Ik ben zeer benieuwd of in die dekking wordt voorzien. We hebben voorstellen die in het regeerakkoord zijn gedaan op het gebied van bepaalde accijnsproducten aangepast. Ik zal die voorstellen niet herhalen. Andere voorstellen gaan wel door. Dat zij zo. Er ligt een totaalpakket en wij blijven volgen wat er is. Als er bij bepaalde grootverbruikers van industriewater zulke extreme effecten zouden zijn, wil ik daarnaar kijken. Dat is geen willekeur, maar dat is verstandig.

De heer Van Vliet (PVV): Ik heb mevrouw Neppérus erg hoog zitten. Dat weet ze ook. Ik maak mij echter een beetje zorgen om het VVD-gehalte in het verhaal. Mevrouw Neppérus zegt dat de VVD die prikkel ook zoekt, maar dat die dan gelijkmatiger moet zijn. Maar ik kan mij herinneren – toen was ik zelf al Kamerlid – dat de VVD samen met de PVV zei: we gaan een aantal belachelijk kleine heffingen afschaffen, waaronder de belasting op leidingwater. Ik heb hierover nog steeds dezelfde mening. Onze dekking zit in ons hele Belastingplan. Maar nu hoor ik dus dat die belasting niet wordt afgeschaft maar wordt verhoogd. Ik had het begrepen als mevrouw Neppérus gezegd zou hebben dat dit ook in het totaalpakket zit en dat zij dat niet zo fijn vindt. Maar nu zegt zij zelfs dat zij op het punt van de prikkels aan de zijde van de heer Van Ojik staat.

Mevrouw Neppérus (VVD): De heer Van Ojik stelde mij een vraag, want er zat een stukje gelijk gevoelen in en een stukje waarover we anders denken. Ik zie dat hij begint te lachen.

Ik zeg zelf: zou je deze belasting ... We hebben het destijds geschrapt. Daar waren we sterk voor. Ik zeg wel: we hebben totaalafspraken gemaakt en hierin zit een stukje innovatie. Dat moet ik toegeven. Je zou het wellicht ook op andere manieren kunnen doen, maar dan komen we terecht bij de begroting van EZ. Je kunt zeggen: het is er. Je kunt dan wel weer zeggen: het kan wat innovatief werken. Dat is daar ook nodig, maar wel met het punt dat je zegt: als het bij bepaalde grootgebruikers gekke effecten heeft, dan zet ik het gewoon stop.

De heer Van Vliet (PVV): Als de financiën in de toekomst – wanneer dat ook wezen mag – anders liggen, zal de VVD dan wel weer streven naar het afschaffen van de belasting op leidingwater?

Mevrouw Neppérus (VVD): Het antwoord op als-danvragen is «als, als, als». Ik kijk er dan gewoon naar. Ik wacht het af. De partijen die gelukkig willen samenwerken, zeggen gewoon: wij willen dit land weer op orde brengen. Dat is voor de VVD wezenlijk.

De heer Bashir (SP): Het is niet echt mijn probleem, maar ik maak me wel zorgen over het VVD-gehalte van het verhaal van mevrouw Neppérus. Vroeger was de VVD tegen belastingen en belastingverhogingen, maar nu is de VVD opeens voor een douchebelasting, een wc-doorspoelbelasting en een drinkbelasting. Waar gaat dat naartoe? Krijgen we binnenkort ook een praatbelasting of een luchtadembelasting?

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik herinner de heer Bashir dan toch maar aan het eerste deel van mijn verhaal, want kennelijk is dat een beetje weggezakt. Ik betreur dat, maar ik zal het herhalen. Wij zijn blij dat de belasting op arbeid wat omlaag gaat, dat de arbeids-korting omhoog gaat, dat er iets gebeurt in de eerste schijf en dat ondernemers kunnen blijven bestaan. Ik hoop dat dit ook in de alternatieve begroting van de heer Bashir zit. Als dat zo is, dan verheug ik mij op zijn bijdrage.

Dat doen we dus allemaal wel, maar we geven tegelijkertijd toe dat er ook kleine ongemakken zijn. Ik betaal nu zelf die drinkwaterbelasting. Ik heb € 7,50 betaald over het laatste jaar. Ik zeg dan eventjes: wat gebeurt er als het wat hoger wordt dan die € 7,50? Ik drink thuis zelf altijd water. Gelukkig wordt mij hier ook water gegeven. Er zijn ook twee katten die water in hun bakje hebben. Ze zijn bekend.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Twee?

Mevrouw Neppérus (VVD): Sjors is niet langer alleen, want Ramses is erbij gekomen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Een kattenbelasting?

Mevrouw Neppérus (VVD): Sjors en Ramses willen er geen kattenbelasting bij! Sjors en Ramses drinken dus ook wat water. Verder wil mijn tuin af en toe ook wat water hebben. Die heeft er het meest onder te lijden.

Voorzitter. Wij vinden dus dat het kan. Je hebt het dan wel over een bescheiden aantal euro’s. Laten we dat vooral ook erkennen en niet alles gigantisch opblazen. Het gaat mij om dat totaalpakket, waarin juist ondernemers stimulansen krijgen en waarin arbeid wordt gestimuleerd. Dat is voor de VVD wezenlijk.

Van de afvalstoffenbelasting word ik niet echt blij, maar ik zeg er meteen bij: we hebben het gewoon afgesproken. Ik heb de brieven gelezen en ik vraag mij dan wel af of ... Er zijn producten. Recyclen krijgt van ons alle tijd, want we zeggen tegen iedereen: als je producten kunt hergebruiken,

is dat natuurlijk het beste wat je kunt doen. Zijn er nou echt spullen die alleen maar terechtkunnen bij een afvalstortplaats, spullen waarvoor geen enkele andere mogelijkheid bestaat? Ik sluit mij aan bij de vraag van de heer Van Vliet hierover, want ook ik wil weten of er misbruik van wordt gemaakt. We willen zo veel mogelijk hergebruik van spullen. Daar zijn we het volgens mij allemaal over eens. Dat vinden we allemaal goed, maar is het ook mogelijk dat mensen daar maar gewoon dingen weggooien? Ik vind dat wel even een punt van aandacht.

De heer Dijkgraaf (SGP): Pleit mevrouw Neppérus nu eigenlijk voor twee tarieven, een tarief voor spullen die uit de recycling komen en alleen nog maar naar de stortplaats kunnen en een tarief voor de andere spullen? Is het ene tarief hoger dan het andere of is het eerste tarief wellicht nul? Welke tarieven heeft zij nu precies voor ogen?

Mevrouw Neppérus (VVD): Dat is natuurlijk het punt. Als je het apart wilt doen, bestaat de kans op misbruik. Ik zou hierop gewoon graag een reactie horen van de Staatssecretaris. Is het denkbaar of leidt het alleen maar tot ellende? Als dat laatste het geval is, dan moeten we het natuurlijk niet doen. Zou een verschil tussen die tarieven hanteerbaar kunnen zijn? Ik wil gewoon weten of er spullen zijn die je nergens kwijt kunt en wat het risico van misbruik is. Als het allemaal gedoe geeft, dan houden we het natuurlijk gewoon bij het voorliggende voorstel.

De heer Dijkgraaf (SGP): Wij hadden natuurlijk een stortbelasting die veel hoger is dan de nu voorgestelde stortbelasting. Maximaal was die € 100, dacht ik, en deze is € 51. Daar is dus wel ruimte. Wij hebben in het verleden ruimschoots ervaren dat er niets in de natuur verdween, wat sommigen ook mogen beweren. Zulke grote hoeveelheden zou je ook zien. Ik begrijp de woorden van mevrouw Neppérus zo dat zij in ieder geval recycling niet wil ontmoedigen – dat willen wij ook niet – en aan de Staatssecretaris de vraag voorlegt of wij kunnen komen tot een systeem dat niet per se lineair is en voor alle stoffen geldt, maar waarin wij onderscheid maken tussen stoffen waarbij er een prikkel moet zijn om er iets nuttigs mee te doen en stoffen die onherroepelijk op stortplaatsen terechtkomen.

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik denk dat dit een goede formulering is. Hoe kunnen wij bereiken dat dit wordt aangepakt? Wij moeten recyclen waar dat mogelijk is – ik ben altijd voor hergebruik – maar je moet wel nagaan bij welke zaken dat niet kan. De formulering van de heer Dijkgraaf vind ik een heel goede.

Ik ga over tot het internationale. Ik ben halverwege de tweede bladzijde van mijn drie bladzijden spreektekst.

De voorzitter: Qua tijd is er nog geen probleem.

Mevrouw Neppérus (VVD): Terecht worden er door de Staatssecretaris voorstellen gedaan voor meer uitwisseling van inlichtingen. In de afgelopen maanden, evenals in de jaren daarvoor overigens, hebben wij in de Kamer veel gesproken over de activiteiten van sommige bedrijven. Stellen die wel altijd wat voor? Daartegenover staat dat hier bedrijven uit Amerika zijn waarmee wij blij kunnen zijn, omdat ze ontzettend veel werkgelegenheid opleveren.

In de nota van wijziging staan enkele stappen die het kabinet gaat zetten. De VVD gaat daarmee akkoord. De kern is dat er internationaal wordt samengewerkt en dat daarbij veel meer uitwisseling van inlichtingen plaatsvindt. In het voorstel staan ook punten waarmee wordt beoogd om te verruimen, in de vorm van minder kennisgevingen vooraf. Dat vind ik goed. In de stukken las ik echter vragen van de ChristenUnie en het CDA

over de rechtsbescherming. Ik wissel graag veel uit, ook acuut, maar ik vind de vraag hoe het gaat met de rechtsbescherming wel belangrijk. Wij zouden namelijk ook weer kunnen doorschieten. Meer doen heeft de duidelijke voorkeur van de VVD. Wij willen graag internationaal samenwerken waar dat mogelijk is, want dat is de kern. Het punt van de rechtsbescherming blijft daarnaast echter staan.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Ik ben blij dat mevrouw Neppérus nu ook wat vragen heeft bij dit punt. Laten wij vooropstellen dat wij allemaal vóór fraudebestrijding zijn. Een goede samenwerking lijkt mij daarvoor ook cruciaal. Er wordt echter wel een heel principiële stap gezet door iemand niet meer te informeren als zijn privacygevoelige gegevens worden doorgespeeld. Hoor ik mevrouw Neppérus nu zeggen: laten wij dat dan toch maar niet gaan doen?

Mevrouw Neppérus (VVD): Zo ver ben ik niet, want ik vind echt dat er internationaal meer informatie moet zijn. Van de kennisgeving vooraf en het jarenlang procederen daarna heb ik in mijn oude vak jaren hoofdpijn gehad; dat moet ik erbij zeggen. Misschien valt te denken aan zoiets als dit: kan iemand, als het wel wordt gedaan, vervolgens een schadeclaim indienen of iets dergelijks? Ik vind het een lastig dilemma. De uitwisseling van inlichtingen kon vaak enorm worden vertraagd. Dat was een eindeloos gedoe. Wij willen dus meer doen, vooral internationaal. Voor de VVD is juist internationaal samenwerken belangrijk. Ik vind het punt van de rechtsbescherming echter wel een lastige kwestie. Wellicht kun je achteraf iets doen, maar ik vind het lastig. Vooral zou ik van de Staatssecretaris willen weten hoe andere landen hiermee omgaan. Hoe doen andere lidstaten in de EU dit? Zij moeten ook met het probleem zitten waarmee wij nu worstelen. Wij willen namelijk fraude aanpakken door meer uitwisseling van inlichtingen, maar er kunnen ook gevallen zijn waarbij je je kunt afvragen of die niet beter eerst hadden kunnen worden bekeken met het oog op de rechtsbescherming. Hoe doen andere landen dit, binnen Europa en direct daaromheen?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Mevrouw Neppérus maakt zich er zorgen over, maar zegt tegelijkertijd: ik wil niet oneindig procederen. Dat laatste willen wij ook niet. Ik constateer wel dat de Staatssecretaris nu in één keer de meest vergaande stap heeft gezet. Ik zoek wat mevrouw Neppérus precies wil, naast internationale vergelijking en dat soort zaken. Wij moeten hierover namelijk straks wel stemmen. Is mevrouw Neppérus met mij van mening dat wij moeten bekijken of er bijvoorbeeld pragmatische oplossingen zijn voor het te veel procederen, maar niet meteen die heel vergaande stap moeten zetten waarbij gegevens worden uitgewisseld zonder kennisgeving?

Mevrouw Neppérus (VVD): Voorlopig wil ik die grote stappen wél zetten, maar ik wil wel de gedachten van de Staatssecretaris hierover horen. Op dit moment wil ik die grote stappen wel zetten. Er is jarenlang over gesproken wat we kunnen doen, maar ik wil er wel bij hebben hoe het in andere landen zit. Ik wil graag dat de Staatssecretaris nog een keer ingaat op het punt van de rechtsbescherming en mogelijke schade. Ik neem aan dat mevrouw Schouten daar in haar eigen inbreng op ingaat. Ik zeg er een ding bij. We zijn de afgelopen maanden kritisch geweest over de vraag of iets inhoud heeft. We noemen dat dan substance. Ik krijg van bedrijven die zich hier graag willen vestigen de vraag om duidelijkheid. Zij willen hier echt werkgelegenheid brengen, maar moeten lang wachten voordat dingen duidelijk worden. Enerzijds zijn we kritisch over oneigenlijk gebruik en fraude, maar we moeten er ook voor zorgen dat bedrijven die aan de slag willen, geholpen worden. Daar is iedereen bij gebaat.

Er ligt een rapport voor van de commissie-Van Dijkhuizen over de vereenvoudiging. Hierover is ook bij de financiële beschouwingen al een en ander gezegd, maar bij een Belastingplan moet dat ook aan de orde komen. Het is een goed rapport. De eerste hervorming die ik mij bewust kan herinneren stamt uit eind jaren tachtig, toen de commissie-Oort haar rapport uitbracht over herziening van de inkomstenbelasting. Dat werd ook uitgevoerd. Alle beperkingen van aftrekposten zijn door de Kamerleden uit dat rapport weg geamendeerd, maar wanneer je een vereenvoudiging wilt doorvoeren, heb je geld nodig. Dat is een punt om over na te denken. Het speelde ook net iets meer dan tien jaar later toen de heren Vermeend en Zalm hun herziening van de inkomstenbelasting presenteerden. Als je de inkomstenbelasting eenvoudiger wilt maken – het rapport van de commissie biedt daarvoor heel goede suggesties – dan moet je wel bekijken of er geld is.

Ik heb begrepen dat de Staatssecretaris in het voorjaar met een reactie komt op dit rapport. Wat mij betreft doet hij dat eerder, maar wellicht zijn er stukjes die je al wel zou kunnen doen. We willen er wel over nadenken, maar met de Wet uniformering loonbegrip hebben we een enorme operatie gedaan waar mensen op vooruitliepen, maar anderen weer op achteruit om binnen de marges te blijven. Als je een belastingherziening wilt doorvoeren, heb je geld nodig. Maar zoals gezegd, misschien kunnen sommige stukjes wel, dus ik wacht gespannen op de reactie van de Staatssecretaris.

Er is al veel gesproken over fraude en gelukkig liggen er in dit plan voorstellen om hiervoor een aantal maatregelen te nemen. Daar is de VVD voor: fraude mag niet lonen. Dat geldt zowel voor de toeslagen als voor de belasting. We hebben het vaak over toeslagen, maar het geldt ook voor belastingen. Dan heb je in de wet instrumenten nodig. Er gaan verschillende dingen gebeuren en daar is de VVD blij mee. Je moet natuurlijk hoe dan ook naar de toeslagen kijken en het kabinet gaat dat doen met de huishoudtoeslag. Wellicht kan dat anders, want zo’n groot percentage van de huishoudens is wat vreemd.

Er staan goede dingen in het wetsvoorstel, maar we zouden het instrumentarium van de belastinginspecteur en van de deurwaarder toch graag wat zwaarder willen maken door de wet op bepaalde punten aan te scherpen. Mensen die zelf frauderen of knoeien met hun belastingen kunnen een boete krijgen en met de toeslagen kan dat ook deels. Laten we de belastingen helpen door ook een bestuurlijke boete mogelijk te maken voor iemand die aanzet tot fraude.

Ik zou ook willen dat mensen die eenmaal in de fout zijn gegaan, voorlopig geen voorschot meer krijgen. Als mensen een strafrechtelijke veroordeling of een vergrijpboete hebben gehad, vind ik het vreemd om voorschotten van toeslagen toch te blijven uitbetalen. Dat moet je niet willen. Ook in de inkomstenbelasting kun je voorschotten krijgen, een voorlopige teruggave. Denk aan de hypotheekrenteaftrek. Dit zit in het hele systeem en kan allemaal per computer geregeld worden. Dat is zeer klantgericht, maar je zou hier wel beter naar moeten kijken. Iedereen kan zich een keer vergissen, maar als mensen eenmaal echt een vergrijp hebben begaan of strafrechtelijk zijn veroordeeld, moeten ze maar eens even geen voorschot krijgen. Ik hoor graag de reactie van de Staatssecretaris hierop. Ik overweeg op dit punt een amendement, want er zitten op dit moment onvoldoende mogelijkheden in de wet. Zoiets geldt ook voor kwijtschelding. Natuurlijk kun je schulden kwijtschelden als mensen echt niet kunnen betalen. Daarvoor is terecht een heel beleid opgetuigd, maar ik voel er helemaal niet voor om dit van toepassing te laten zijn op mensen die voor fraude zijn veroordeeld. Ik zou willen dat belastingen en toeslagen meer met elkaar kunnen worden verrekend. Nu staan die vaak los van elkaar. Wij moeten hier veel harder mee zijn. Daarvoor is het nodig om een aantal zaken in de wet aan te passen. De Staatssecretaris geeft met het voorliggende wetsvoorstel een goede aanzet, maar ik wil dat er meer gebeurt. Mensen die echt fout zijn geweest, moet je harder kunnen aanpakken. Ook mensen die helpen om op het gebied van belastingen of toeslagen te frauderen, moet je medeaansprakelijk kunnen stellen. Anderen mogen niet de dupe worden van het feit dat bepaalde mensen te kwader trouw zijn en frauderen. Het wetgevende koffertje van de Belastingdienst moet je dus wat voller maken.

De Staatssecretaris heeft het ook over de malafide uitzendbureaus, die hij samen met Sociale Zaken wil aanpakken. Ik lees iets over een verzuim-boete terwijl wij het over de term malafide hebben. Dat vind ik een onhandige combinatie. Ik denk dat wij het breed goed vinden als er wat gebeurt, maar moet je hier niet meer mee doen? In de invordering hebben wij de wet voor de ketenaansprakelijkheid. Bepaalde bedrijven die mensen hebben ingehuurd, kunnen daarmee aansprakelijk worden gesteld. Kun je hier niet meer mee doen? Ik wacht het antwoord van de Staatssecretaris af, maar wat er nu ligt, moet echt meer worden. Er moet meer gebeuren, willen wij verder kunnen komen.

De heer Van Vliet (PVV): Mevrouw Neppérus en ik zitten in dezen grotendeels op één lijn. Wat vindt mevrouw Neppérus van de plannen om de navorderingstermijnen in te korten en de kritiek daarop van de vereniging van hogere ambtenaren bij Financiën?

Mevrouw Neppérus (VVD): Toen deze vereniging haar reactie nog niet naar buiten had gebracht, had ik reeds de vraag op papier gezet waarom deze termijn verkort ging worden. Ik had dit al geschreven voordat een vereniging hierover vragen stelde. Misstanden en kwade trouw moeten kunnen worden aangepakt. Ik heb in het kader van dit wetsvoorstel ook gevraagd of de bewijslast bij bepaalde zaken niet te veel bij de Belastingdienst in plaats van bij de belastingplichtigen werd gelegd.

De heer Omtzigt (CDA): Weet mevrouw Neppérus hoeveel mensen van de toeslagenfraude in Bulgarije uiteindelijk hun toeslag hebben terugbetaald en hoeveel veroordelingen er op dit moment zijn voor de toeslagenfraude?

Mevrouw Neppérus (VVD): De heer Omtzigt brengt mij vanzelf bij mijn volgende punt. Ik wil dat internationaal goede afspraken worden gemaakt. Er moet ook op justitieel terrein veel meer gebeuren. Ook de mensen die hebben aangezet tot fraude of die aan uitlokking hebben gedaan, moeten kunnen worden aangepakt. Dat moet deels internationaal gebeuren. Evenals de heer Omtzigt erger ik mij hieraan groen en geel. Het is veel te weinig en moet ruimer kunnen. Daarom wil ik dat het instrumentenkoffertje voller wordt. Daar gaat het om.

De heer Omtzigt (CDA): Er zijn er nog nul opgepakt. Dat betekent dat het verhogen van straffen in dit geval niet helpt en dat het instrumentenkoffertje moet worden aangepast. Ik hoor namelijk nu helemaal niets over internationale bijstandsverlening of over de wijze waarop er internationaal mee wordt omgesprongen. Ik heb zojuist binnengekregen dat van de 100.000 mensen die uit Nederland vertrekken er slechts 20.000 belastingaangifte doen. De andere 80.000 verdwijnen als sneeuw voor de zon. Dat is heel bijzonder. Het probleem is nu juist dat mevrouw Neppérus in april om een brief gevraagd heeft om het hele overzicht te krijgen van wat er mis is, zodat wij actie kunnen ondernemen. Wij zien een aantal maatregelen in het wetsvoorstel. Een deel daarvan is ongetwijfeld nuttig, maar is mevrouw Neppérus het met mij eens dat er nu een heel pakket maatregelen moet komen? Eerst moet er een analyse komen van wat te doen met belastingnomaden, met mensen die zich gewoon uitschrijven en weg zijn. Wat doen we met 270 miljoen afschrijving en met 1,5 miljard aan toeslagen die zijn uitgekeerd voor 2010, maar die nog steeds niet zijn vastgesteld? Daar moeten we een antwoord op vinden. Wil mevrouw Neppérus er met mij voor zorgen dat daar nu eens een plan voor komt, voordat we snel een of twee straffen verhogen en denken dat we daarmee de problemen bij de toeslagen opgelost hebben?

Mevrouw Neppérus (VVD): In de eerste plaats heb ik het niet alleen over toeslagen, maar ook over belastingen. Als ik de schriftelijke inbreng van het CDA zo zie, valt het mij op dat men er zich zorgen over maakt dat het weer te hard zal zijn. Dan gaat het weer om de service. Maar goed, de heer Omtzigt spreekt nu weer op de foutentoon. Ik heb het over het geheel van toeslagen en fouten. Daar zitten situaties bij met het buitenland. Als mensen stiekem vertrekken – dat is het punt van de GBA – moet je kijken of daar iets gedaan kan worden met de fictieve belastingplicht, waardoor mensen nog aansprakelijk kunnen worden gesteld. Daarover zullen met het buitenland afspraken moeten worden gemaakt. Ik heb daar ook vragen over gesteld. Dat moet gebeuren en ik ben dat helemaal met de heer Omtzigt eens. Je moet dat ook internationaal doen. Het is te gek voor woorden dat mensen zomaar verdwijnen. Daar moeten afspraken over worden gemaakt, maar ook in Nederland met de GBA, de basisadministratie van de gemeente waar de mensen ingeschreven staan, moeten zeker dingen worden gedaan. Deze maatregelen komen ernaast, want ook in Nederland zijn er mensen die frauderen. Laten we niet doen alsof het alleen om Bulgaren gaat, want dan doen we bevolkingsgroepen tekort. Ik heb het ook over situaties in Nederland met toeslagen en met belasting. Het gaat op een breder terrein om meer instrumenten en daar horen zeker internationale afspraken bij. De ergernis daarover is bij de heer Omtzigt en mij naar mijn mening even groot.

De heer Omtzigt (CDA): Maar is mevrouw Neppérus het dan met mij eens dat er nu eindelijk een plan moet komen dat in al deze situaties voorziet of denkt zij dat dit wetsvoorstel daarvan onderdeel kan uitmaken? Hierin zit bijvoorbeeld geen aanscherping van internationale uitwisseling of een voorstel om geen paspoort meer uit te geven als iemand zijn belastingaangifte niet heeft gedaan voordat hij emigreerde. Of is mevrouw Neppérus tevreden met dit wetsvoorstel?

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik heb eerst gezegd dat ik het goed vind dat er nu een voorstel ligt, maar ik heb eraan toegevoegd dat er meer moest gebeuren, juist in de wetgevingssfeer. De VVD zegt hier duidelijk dat er meer moet gebeuren. De heer Omtzigt heeft mij dat horen zeggen, maar ik zal het ook maar herhalen. Er moet meer gebeuren om mensen die mede betrokken zijn aansprakelijk en ook strafbaar te kunnen stellen en ook vooral in de portemonnee te kunnen pakken. Dat moet gebeuren. Daarnaast moeten er internationale afspraken worden gemaakt en moet meer informatie over belastingen worden uitgewisseld. Dat roep ik al jaren. Dan gaat het niet alleen over toeslagen, maar ook over belastingen. Ook dat hoort er gewoon bij. In de nationale wetten moet meer worden gedaan, maar de internationale afspraken horen er zeker bij. Daarmee heb ik mijn betoog afgerond.

De voorzitter: Dat is ruim binnen de tijd.

De heer Bashir (SP): Voorzitter. Het Belastingplan is voor de verandering dit jaar een dik pakket geworden. Daarnaast zijn er in de nota naar aanleiding van het verslag – het voorwerk – meer dan honderd pagina’s aan vragen beantwoord. Daarom wil ik allereerst de Staatssecretaris en vooral de hardwerkende ambtenaren op het Ministerie van Financiën danken voor al het werk dat zij gedaan hebben.

In dit Belastingplan staan goede maatregelen, maatregelen die passen in een belastingplan dat de SP zelf ook zou voorstellen.

De heer Van Vliet (PVV): Zie je wel!

De heer Bashir (SP): Zo worden stimuleringsmaatregelen voorgesteld, worden de arbeidskorting en de algemene heffingskorting verhoogd, wordt het gebruik van duurzaam opgewekte energie gestimuleerd, verdwijnt de btw-integratieheffing en komt er een verhoogde schenkingsvrijstelling.

Gelukkig is de bezuiniging op zzp’ers door het afschaffen van de startersaftrek en het versoberen van de zelfstandigenaftrek van de baan. Daarom ook aan de partijen die daarvoor hebben gezorgd een compliment. Uiteraard blijven wij kritisch en zullen wij zo ook kijken naar de maatregelen om schijnzelfstandigheid te bestrijden.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik wil zeker niets afdoen aan de positieve waarderende woorden van de SP voor dit Belastingplan. Begrijp ik het echter goed dat de SP ook blij is met de verruiming van de algemene heffingskorting? Dat verbaasde mij een beetje. Mijn fractie heeft daarover altijd gezegd dat die ten goede komt aan mensen met een inkomen boven de € 55.000. Ik vind het prima, want iedereen heeft natuurlijk recht op zijn eigen waardering, maar ik vond het voor de SP een opvallend geluid.

De heer Bashir (SP): De SP is blij met de verhoging van de algemene heffingskorting. Wij zijn blij met de verhoging van de arbeidskorting. Ik kom straks terug op de afbouw en de wijze waarop die plaatsvindt. Ik wilde beginnen met complimenten, maar na die complimenten wil ik ook een beetje kritiek geven.

De heer Van Ojik (GroenLinks): De verhoging van de algemene heffingskorting heeft betrekking op de vierde schijf, de 15% van de huishoudens in Nederland die meer verdient dan € 55.000. In een tijd dat wij allemaal zeggen dat er crisis is en dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen, vind ik dat zonde van het geld. Ik dacht dat ik de SP hierin aan mijn kant zou vinden, maar zij denkt er kennelijk anders over. Dat kan uiteraard.

De heer Bashir (SP): Het is niet aan mij om de heer Van Ojik uit te leggen hoe het allemaal in elkaar zit, maar wat hij zegt klopt niet helemaal. De algemene heffingskorting wordt verhoogd en vervolgens afgebouwd. Door de wijzigingen die het kabinet met de drie partijen heeft afgesproken, stopt de afbouw vanaf de vierde schijf. Ik ben daar ook heel kritisch over, maar ik kom er zo op terug.

Tegenover de complimenten staan wel veel maatregelen waarin de SP zich niet kan vinden. Voorbeelden zijn de afbouw van de algemene heffingskorting voor mensen met een laag tot middeninkomen, het halveren van het budget voor leerwerkplekken door de afschaffing afdrachtsvermindering onderwijs en de forse verhoging van verschillende indirecte belastingen, ditmaal de accijnzen en de belasting op leidingwater.

Dit Belastingplan mist een aantal fundamentele wijzigingen, bijvoorbeeld een progressievere vermogensrendementsheffing zodat miljonairs niet alleen procentueel, maar ook naar verhouding meer belasting betalen. Wij missen de belofte van een van de twee regeringspartijen, een extra tariefschijf in de inkomstenbelasting voor de inkomens vanaf € 150.000, en wij missen de versobering van de 30%-regeling voor de expats. Mijn fractie heeft moeite met de afbouw van de algemene heffingskorting, omdat deze al bij een inkomen van minder dan € 30.000 een financieel nadeel oplevert. Dat zijn niet de hoge inkomens, maar de gewone modale inkomens. Dat er iets gedaan zou moeten worden aan de inkomensongelijkheid, juicht de SP uiteraard toe. Maar door op deze wijze de algemene heffingskorting af te bouwen, worden de echt hoge inkomens uit de wind gehouden terwijl de mensen met een laag en een modaal inkomen gepakt worden. Wat vindt de Staatssecretaris ervan dat mensen al bij een inkomen van € 30.000 minder heffingskorting krijgen? Ik had dit al eerder gevraagd, maar in de nota naar aanleiding van het verslag lees ik slechts dat volgens het kabinet de maatregelen in samenhang moeten worden bezien. Maar juist de wijze waarop deze maatregel is vormgegeven, zorgt voor veel vragen. De marginale belastingdruk stijgt voor mensen met een middeninkomen en zij worden daardoor dan ook getroffen. Graag krijg ik een reactie.

Verder maak ik mij zorgen over de afbouw van de algemene heffingskorting voor de minstverdienende partner. Ik dacht juist dat zowel de ChristenUnie als de SGP zich hiervoor zou inzetten, maar ik begrijp nu dat zij dit prima vinden en zich erbij hebben neergelegd in het akkoord. Het afschaffen van de algemene heffingskorting voor de niet werkende vrouw of niet werkende man gaat gewoon door en het interesseert beide partijen blijkbaar niet meer.

De voorzitter: Dit is wel heel erg uitlokking. Mevrouw Schouten van de ChristenUnie.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): We hebben het hier over de afschaffing van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting op de minstverdienende partner. De heer Bashir suggereert nu dat dit opeens dit jaar ingevoerd wordt. Ik kan hem vertellen dat het al sinds 2007 het geval is. Om nu net te doen alsof wij er de oorzaak van zijn dat het is afgeschaft, klopt dus niet. In ons verkiezingsprogramma staat inderdaad ons ideaal dat die overdraagbaarheid zou worden heringevoerd voor de ouders met kleine kinderen, tot en met vijf jaar. Dat staat ook in onze tegenbegroting. Dat is helaas niet gelukt. Tegelijkertijd zie ik ook – dat kan de heer Bashir niet ontkennen – dat er voor gezinnen heel wezenlijke stappen vooruit zijn gezet met dit begrotingsakkoord. Het zou hem sieren als hij dat ook onderkent.

De heer Bashir (SP): Mevrouw Schouten is akkoord gegaan met dit pakket en uiteindelijk wordt de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting afgeschaft. Dus blijkbaar was het niet belangrijk genoeg om zich hiervoor in te zetten, want ze is ermee akkoord gegaan. Ik kan het niet mooier maken, het is zoals het is.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Dat is de waardering die de heer Bashir hieraan geeft. Ik heb het bij de financiële beschouwingen ook al gezegd, want daar begon de SP ook een behoorlijk nummertje te maken over alle ouders met kinderen, maar wat heeft de SP zelf aan bezuinigingen opgenomen op de kindregelingen in hun verkiezingsprogramma? Weet de heer Bashir dat?

De voorzitter: Dit is uitlokking over en weer.

De heer Bashir (SP): Ik heb het hier over de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting. Mevrouw Schouten is ermee akkoord gegaan dat die op termijn afgeschaft wordt. Daar heeft de ChristenUnie voor getekend. Ik kan het niet mooier maken dan het is. De ChristenUnie is daarmee akkoord gegaan. Mevrouw Schouten kan mij nu wel verwijten dat wij ook allemaal bezuinigingen in ons verkiezingsprogramma hebben staan, maar het gaat er nu om dat de afschaffing van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting een grote slag gaat betekenen voor veel mensen. Dat is juist de achterban van de ChristenUnie.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Ik zeg dan nogmaals dat die afschaffing al eerder is ingezet. Dat is niet van nu. Ons ideaal is inderdaad dat het voor mensen met jonge kinderen in stand zou blijven, maar dat is helaas niet gelukt. Dat zeg ik er ook bij. Maar als ik dan zie dat de SP zelf in haar verkiezingsprogramma 1 miljard bezuinigt op gezinnen met kinderen, dan vind ik echt dat de SP een grote broek aantrekt door hier nu heel hard op te gaan tamboeren. Ik heb dat twee weken geleden ook gezegd. 1 miljard, dat raakt die gezinnen ook allemaal. En dat nog bovenop die afschaffing van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting, want die draaide de SP ook niet terug.

De heer Bashir (SP): Ik merk dat ik een gevoelige snaar heb aangeraakt bij de ChristenUnie. In 2007 is inderdaad begonnen met de afbouw van de algemene heffingskorting. Wie zat toen in het kabinet? De ChristenUnie. Het is zoals het is en ik kan het niet mooier maken. Mevrouw Schouten kan er dan wel op wijzen dat wij ook bezuinigingen hebben opgenomen, maar dit punt heeft zij gewoon laten lopen.

De voorzitter: U hebt geluk dat de SGP op dit moment even niet aanwezig is. U vervolgt nu uw betoog.

De heer Bashir (SP): Voorzitter. Belastinginkomsten die eigenlijk voor latere jaren zijn, worden door het kabinet naar voren gehaald door het tarief in box 2 te verlagen en een belastingkorting te geven op opnames uit stamrecht-bv’s. Een belangrijk deel van het 6-miljardpakket moet op deze manier worden binnengehaald. Het is volgens de SP een slechte zaak dat het in de toekomst verboden wordt om een ontslagvergoeding in een stamrecht-bv te stoppen. Een stamrecht kan dienen als een aanvulling op je inkomen en veel mensen gebruiken dat geld om een onderneming te starten. Ondanks de onderbouwing van het kabinet blijft het koffiedik kijken of de bedragen binnengehaald worden. In dit kader wijs ik op KPMG die ook stelt dat het uiterst onzeker is dat de opbrengsten worden gehaald. Is dit niet gewoon creatief goochelen met belastinggeld? Daarnaast vraag ik of de Staatssecretaris oog heeft voor de mogelijke nadelen die dit voorstel heeft, zowel voor mensen die een periode tussen werk en pensioen willen overbruggen als, en dat is zeker ook voor een VVD-bewindsman toch belangrijk, voor mensen die hun stamrecht aanwenden voor het starten van een onderneming. Is de Staatssecretaris het met mij eens dat het beëindigen van de stamrechtconstructie het opstarten van een onderneming onaantrekkelijker maakt? Net als de SP zal ook de Staatssecretaris hopelijk niet willen dat de bedrijvigheid wordt afgeremd. Wat zijn de effecten van het afschaffen van de stamrechten op de bedrijvigheid? Als de Staatssecretaris dat niet weet, wil hij dat dan laten onderzoeken?

Een ander aspect is dat er een ongelijke behandeling ontstaat van mensen die hun baan verliezen. Bij reorganisaties kan het goed zijn dat een deel van het personeel al voor en een ander deel pas na de jaarwisseling wordt ontslagen. Vindt de Staatssecretaris het terecht dat het eerste deel wel en het tweede deel niet meer gebruik kan maken van de stamrechtvrij-stelling? De SP krijgt veel ongeruste e-mails hierover en de Staatssecretaris vast ook.

Bij mij heeft zich een mijnheer gemeld die aandacht vraagt voor de situatie in zijn bedrijf. Dit bedrijf gaat sluiten en de werknemers zijn daarover al twee jaar geleden geïnformeerd. Een deel van deze werknemers heeft alle voorbereidingen getroffen om de ontslagvergoeding in een stamrecht onder te brengen om als aanvulling op de WW te gebruiken. Zij krijgen hun ontslagvergoeding echter pas in 2014 gestort. Mag ik ervan uitgaan dat zij al hun werk en al die moeite niet voor niets hebben gedaan? Wat gaat de Staatssecretaris voor deze mensen betekenen?

Tot slot. Waarom moet opeens een werkgever de ontslagvergoeding voor 15 november 2013 overgemaakt hebben? Als het de bedoeling is om zo veel mogelijk stamrechtbezitters te bewegen het gehele bedrag uit te laten betalen in 2014, is het toch heel raar dat er opeens een rem op komt omdat mensen vanaf 15 november hun stamrecht niet meer in een keer kunnen opnemen?

De uitbreiding van het maximaal onbelaste bedrag aan schenkingen klinkt positief, maar de vraag is hoeveel effect deze maatregel nu echt heeft. Zo zijn er niet erg veel mensen met € 100.000 aan vermogen. Het gemiddelde vermogen van een Nederlands huishouden is slechts een derde hiervan. Slechts 8% van de huishoudens heeft een vermogen van meer dan € 100.000. En als je dan € 100.000 hebt, lijkt het mij niet logisch om meteen alles te schenken en niets te bewaren als een appel voor de dorst. Veel mensen kunnen dus niet eens gebruikmaken van deze regeling, waardoor ik geen wonderen verwacht voor de huizenmarkt. Ik vraag de Staatssecretaris waarom deze maatregel niet binnen de schenkbelasting zelf gefinancierd wordt door een hogere schenk- en erfbelasting voor zeer grote schenkingen en erfenissen.

Het schrappen van de afdrachtvermindering onderwijs heeft de SP-fractie verbaasd. Ik heb er begrip voor dat frauduleus gebruik ervan moet worden aangepakt. Ook ben ik niet tegen een subsidieregeling als daarmee oneigenlijk gebruik wordt voorkomen. Leerwerkplekken of stageplekken mogen dan echter niet in de knel komen. Toen naar buiten kwam dat er veel misbruik van de regeling wordt gemaakt, heb ik daar samen met collega’s Jasper van Dijk en Paul Ulenbelt vragen over gesteld. Het mag niet zo zijn dat er op grote schaal misbruik van regelingen wordt gemaakt. Goedwillenden zijn daardoor namelijk de klos. Dat dreigt bij het voorstel om de afdrachtsvermindering onderwijs om te zetten in een subsidieregeling echter wel te gebeuren, omdat deze gepaard gaat met een halvering van het budget. Zeker in een tijd van oplopende jeugdwerkloosheid en een tekort aan leerwerkplekken en stageplekken lijkt me dat geen goed idee. Als je niet kunt aangeven voor hoeveel geld er onjuist gebruik wordt gemaakt van de regeling, hoe kun je dan weten dat een fors bedrag van 200 miljoen het juiste bedrag is om te bezuinigen? Uit de branche van opleidingsbedrijven krijgen wij signalen dat velen van hen het loodje zullen leggen omdat ze in liquiditeitsproblemen komen. Heeft de Staatssecretaris deze signalen ook ontvangen? Hoe gaat het kabinet voorkomen dat dit gebeurt?

Het continueren van de werkgeversheffing op hoge lonen kan mijn fractie steunen. Dat de hoogste inkomens bijdragen aan het op orde brengen van de financiële situatie van het land, lijkt mij niet meer dan logisch. Ik zie echter niet in waarom deze werkgeversheffing altijd moet worden benoemd als iets eenmaligs, of, zoals nu, iets tweemaligs. Wat de SP betreft zou deze heffing rustig kunnen worden gecontinueerd, zeker zolang het overheidstekort aan de hoge kant is. Ik heb gevraagd waarom deze heffing wel twee keer maar niet structureel zou kunnen worden geheven. Daarop heb ik helaas nog geen antwoord gekregen. Graag zou ik dat alsnog krijgen.

Een duidelijk nadeel van de heffing bij werkgevers is dat alleen de topinkomens van werknemers eronder vallen en niet alle topinkomens in Nederland. Het is dus een oneerlijke maatregel. Het zou een stuk eerlijker zijn en bovendien een extra belastingopbrengst met zich brengen als er een toptarief komt voor alle inkomens vanaf € 150.000. Ik kom bij de accijnsverhogingen. In 2014 worden opnieuw accijnzen verhoogd met als doel het op orde krijgen van de overheidsfinanciën. En ik had nog wel gedacht dat de Staatssecretaris had geleerd van de onlangs aangeboden grenseffectenrapportage, waarin onder andere staat dat er een flinke afname van de opbrengsten van tabaksaccijnzen is opgetreden sinds begin 2013. Zonder een echte onderbouwing te geven, zegt de Staatssecretaris dat de gedragseffecten van een accijnsverhoging op alcohol beperkt zullen zijn. Gelukkig hebben we dan nog het CBS, dat dit vakkundig onderuithaalt: «De consumenten laten de «dure» Nederlandse slijterijen duidelijk links liggen.» De slijterijen verkochten in het eerste halfjaar ruim 8% minder. Welke reden ziet de Staatssecretaris daarvoor, buiten de accijns- en btw-verhoging? Zijn Nederlanders opeens zo veel minder gaan drinken? Of gaan ze toch in groten getale naar het buitenland voor alcoholhoudende producten, om vervolgens ook de andere boodschappen en brandstof maar meteen daar te halen, met alle gevolgen van dien voor de Nederlandse ondernemers in de grensstreken en voor de belastinginkomsten? Je mist daardoor namelijk niet alleen de extra belastinginkomsten die waren begroot, maar zelfs ook de totale belastingopbrengsten.

Het is eigenlijk ook vreemd dat de Staatssecretaris zegt dat de gedragseffecten beperkt zullen blijven. In de grenseffectenrapportage staat toch echt dat de opbrengst van accijns op tabak in 2013 met 150 miljoen is gedaald door grenseffecten. En recentelijk heeft de Staatssecretaris gerapporteerd dat het totaal aan gemiste belastinginkomsten uitkomt op 800 miljoen euro. Hoe moet ik dit zien? De Staatssecretaris zegt dat de effecten beperkt zullen blijven. Is 800 miljoen opeens geen groot geld meer? Ik krijg hierover graag uitleg.

De accijnzen op brandstof lopen echt uit de hand. Ik begrijp ook niet dat de Staatssecretaris zo laconiek daarover kan doen. De accijns op lpg bedraagt straks inclusief btw in Nederland iets meer dan 21 cent, terwijl dat in Duitsland de helft is en in België zelfs 0 cent. Dit heeft toch gigantische effecten voor ondernemers? Hoe kan de Staatssecretaris deze gevolgen volkomen negeren? Dit is toch gewoon werkgelegenheid kapotmaken? Ik begrijp dat niet van een Staatssecretaris van VVD-huize. Ik krijg hierop graag een reactie. Ik vraag de Staatssecretaris ook om de koppeling met propaangas los te laten. Huishoudens moeten door die koppeling opeens honderden euro’s meer gaan betalen. Je moet hen ontzien in plaats van hen kapot belasten.

Ik kom op de accijns die van Europa geen accijns mag heten: de zogenaamde verbruiksbelasting op frisdrank. Volgens de beantwoording in de nota naar aanleiding van het verslag heffen verschillende landen een belasting op frisdranken. Kan de Staatssecretaris aangeven of de tarieven vergelijkbaar zijn met het tarief dat Nederland vanaf 2014 zal heffen? Als reden voor de verhoging van deze zogenaamde verbruiksbelasting geeft de regering aan dat deze belasting al tien jaar niet is verhoogd. Dat lijkt mij niet de werkelijke reden. Zo is de vennootschapsbelasting al jaren niet verhoogd. Gaat de Staatssecretaris deze dan ook verhogen? Voor de goede orde, de accijns op frisdrank wordt met 38% verhoogd. Wat heeft de Staatssecretaris tegen frisdrank?

Het kabinet gaat vanaf 2014 ook nog een forse belasting heffen op leidingwater. Om op de vorige vraag door te gaan: wat heeft de Staatssecretaris tegen mensen die douchen, hun kleren wassen of de wc doortrekken? Wat is er mis met het drinken van water? Klopt het dat het kabinet op deze manier belastingontwijking aan wil pakken nadat heel veel mensen overschakelden van drank naar water? Ook wil ik van de Staatssecretaris weten waarom er niet een belastingvrije voet is geïntroduceerd voor de leidingwaterbelasting. Voor gas en elektriciteit geldt een heffingskorting en het argument daarvoor is dat gas en elektriciteit voor iedereen een basisbehoefte is en de overheid deze basisbehoefte daarom niet belast. Kunnen we die heffingskorting, of in ieder geval een belastingvrije voet, niet ook bij de leidingwaterbelasting introduceren? Ik krijg hierop graag een reactie.

De oldtimers zijn een belangrijk onderwerp voor mijn fractie. Ik heb al een motie ingediend om de bezitters van oldtimers te redden, zodat wie de oldtimer hobbymatig gebruikt, ontzien wordt bij de wegenbelasting. Deze motie is een beetje uitgevoerd, namelijk voor oldtimers ouder dan 40 jaar. Helaas geldt de overgangsregeling, met een kwart van het tarief voor auto’s ouder dan 25 jaar, alleen voor benzineauto’s. De SP had ook graag een overgangsregeling gezien om de liefhebbers van oldtimers die op lpg of diesel rijden, te ontzien. De moties die ik over lpg- en dieselrijders heb ingediend, zijn helaas verworpen, zelfs nadat de liefhebbers van deze auto’s duizenden mailtjes hadden geschreven naar de Tweede Kamerleden. Ik constateer dat de SP en het kabinet het hierover niet eens worden. Het zou een klein gebaar zijn van het kabinet als auto’s die onder de overgangsregeling vallen, in de wintermaanden gewoon op de weg geparkeerd kunnen blijven. Kan de Staatssecretaris daarover een toezegging doen?

De heer Van Vliet (PVV): Suggereert de heer Bashir hiermee dat hij instemt met het door de Staatssecretaris voorgestelde pakket maatregelen voor oldtimers?

De heer Bashir (SP): Het is niet mijn pakket, dus ik stem er niet mee in. Ik heb hierover moties ingediend. Er zijn duizenden mailtjes met steun gekomen, maar die moties zijn helaas verworpen. We hadden graag een overgangsregeling voor alle autobezitters gezien.

Voorzitter. Dan kom ik op de overige fiscale maatregelen. Het lijkt alsof er niet al te belangrijke wijzigingen in staan, maar dat is volgens de SP-fractie niet het geval. Zo wordt de integriteitsbepaling voor anbi’s uitgebreid. Hoewel de huidige wetgeving inderdaad tekortschiet, mag het niet zo zijn dat de anbi-status per definitie wordt ontnomen wanneer er een misdrijf wordt gepleegd. In het verleden zijn er mensen bestraft voor het gooien van eieren of het dichtplakken van een deur. Hoewel ik dergelijke acties uiteraard niet goedkeur, moet het ontnemen van de anbi-status wel proportioneel zijn ten opzichte van de gedragingen. Volgens mij kan de strafrechter dat het beste beoordelen. Daarom kom ik met een amendement om het intrekken van de anbi-status bij de strafrechter neer te leggen. Ik hoor graag wat de Staatssecretaris hiervan vindt.

Samen met collega Van Bommel heb ik een amendement ingediend om organisaties die in strijd met het internationale recht handelen, uit te sluiten van de anbi-status, dit als uitwerking van een artikel in de Grondwet. Dit amendement hebben wij ingetrokken, na de toezegging van de Staatssecretaris dat hij hierop terug zou komen. In de brief van 17 september 2013 over de toezeggingen gaat de Staatssecretaris echter niet in op ons amendement. Hij heeft het over terroristische organisaties, maar daar gaat het amendement helemaal niet over. Zou de Staatssecretaris nog even rustig naar dat ingetrokken amendement kunnen kijken en zijn toezegging willen nakomen om daarop terug te komen? De SP is een groot voorstander van het stellen van substance-eisen om onbedoeld gebruik van verdragen te voorkomen en ervoor te zorgen dat er reële economische activiteiten worden ontwikkeld in plaats van alleen maar brievenbusbedrijven in Nederland te vestigen om belasting te ontwijken. Het is winst dat de Staatssecretaris na vele moties van collega Merkies en mij bereid is om substance-eisen op te nemen. Daarvoor een welgemeend compliment aan de Staatssecretaris. Helaas worden deze substance-eisen niet in de wet vastgelegd, zodat de Kamer er niet over kan meepraten. Ik vermoed dat de Kamer er wel een standpunt over heeft. Dat geldt in ieder geval wel voor de SP-fractie. Waarom wordt het niet bij wet geregeld? Is de Staatssecretaris bereid om een voorhangprocedure in de wet op te nemen, zodat de Kamer erover kan spreken? Met de Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit wordt beoogd om fraude aan de poort te bestrijden. Volgens ons mag dit nooit ten koste gaan van de dienstverlening door de Belastingdienst. Belastingplichtigen moeten zo snel en zo klantvriendelijk mogelijk worden behandeld. De goeden mogen niet de dupe worden van de fraudebestrijding. De SP-fractie is blij dat de Staatssecretaris eindelijk stappen heeft gezet om de fraudegevoeligheid van het toeslagensysteem aan te pakken. Ik ben alleen bang dat hij ook enkele stappen in de verkeerde richting heeft gezet.

De SP-fractie is ervan overtuigd dat dienstbaarheid van de Belastingdienst samen kan gaan met effectieve fraudebestrijding. Ik ben blij dat de Staatssecretaris deze mening onderschrijft. In de nota naar aanleiding van het verslag staat echter ook dat «enige uitruil» tussen fraudebestrijding en dienstverlening niet uit te sluiten is. Deze verslechtering van de dienstverlening met de gemaskeerde term «uitruil» is betreurenswaardig en wat mij betreft ook onnodig.

Deze wet vult het bestaande kader en instrumentarium van de Belastingdienst aan, en zorgt ervoor dat fraudesignalen beter opgepakt kunnen worden door zogenaamde fraudeteams, zo maak ik op uit de nota naar aanleiding van het verslag. De Belastingdienst heeft dus werknemers in dienst die zich gericht met fraudebestrijding bezig houden. Op welke manier wordt de samenwerking met de nieuw opgerichte rijksbrede expertisegroep fraudebestrijding en het Combinatieteam Aanpak Facilitators vormgegeven? In hoeverre zijn de getroffen maatregelen eigenlijk doordacht, als er in de hele wet en in de nota naar aanleiding van het verslag niets staat over de samenwerking en over de vraag of de nieuwe structuren goed op elkaar aansluiten? Goede communicatie en informatie-uitwisseling zijn hier namelijk de sleutel. Graag een reactie. De consequenties van de wet zijn veelal gestoeld op verwachtingen en vermoedens. Zo wordt er «verwacht» dat de Belastingdienst vanwege de extra capaciteit het overgrote deel van de aanvragen binnen acht weken zal kunnen afhandelen. Maar gezien het brede takenpakket van de Belastingdienst, dat met dit wetsvoorstel behoorlijk wordt geïntensiveerd, is het zeer de vraag of deze versterking voldoende zal blijken. Juist tijdens de piekmomenten, wanneer veel mensen aanvragen doen of mutaties doorgeven, zullen belanghebbenden mogelijk langer dan 13 weken moeten wachten op een beslissing, in het ergste geval zelfs 26 weken! Met name voor mensen met een laag inkomen kan dit heel slecht uitpakken.

De SP-fractie wil ook graag ambities zien. Maximaal 13 weken moet voldoende zijn om een aanvraag te verwerken. Anders zijn er toch gewoon meer mensen nodig bij de Belastingdienst? Graag een reactie op de gevolgen als de Kamer de termijn van maximaal 26 weken terugbrengt naar maximaal 13 weken. Wat gaat er dan gebeuren? De Staatssecretaris stelt voor om een vergrijpboete in te stellen voor burgers die hun aanvraag voor een voorlopige teruggave onjuist invullen. De SP-fractie vindt het belangrijk dat 99% van de mensen niet gaat lijden onder de fraude van 1%. De SP-fractie heeft gevraagd hoe de Staatssecretaris gaat voorkomen dat goedwillende burgers een boete krijgen, wanneer deze hun aanvraag per ongeluk onjuist invullen. De Staatssecretaris heeft deze vragen helaas niet beantwoord. Dit is natuurlijk niet netjes, maar is waarschijnlijk per ongeluk gebeurd. De hamvraag is dan ook: zou de Staatssecretaris nu een vergrijpboete krijgen als dit een aanvraag tot voorlopige teruggave zou zijn geweest? Ik geloof in een tweede kans en dat zou de Belastingdienst ook moeten doen. De Staatssecretaris krijgt een tweede kans om mijn vraag te beantwoorden hoe de regering de 99% van de 1% gaat scheiden, los van het feit dat er een verschil bestaat tussen een foutje en opzettelijk handelen. De SP-fractie heeft de Staatssecretaris ook vragen gesteld over de aanvraag voor een voorschot op een toeslag. Zo vroeg onze fractie of de Belastingdienst momenteel al mogelijkheden heeft om contra-informatie op te vragen om de verlenging van een beslistermijn in toom te houden. Helaas heeft de Staatssecretaris deze vraag beantwoord alsof deze over de vergrijpboete zou gaan. Deze vraag is verkeerd beantwoord. De Staatssecretaris krijgt dus wederom een herkansing. Een tweede maal kan gebeuren, maar pas op, bij slag drie is de Staatssecretaris uit.

De SP-fractie zet een aantal vraagtekens bij de effectiviteit van een aantal maatregelen. Er is veel te doen om incorrecte of ontbrekende adresgegevens, maar tegelijkertijd lees ik in de nota naar aanleiding van het verslag dat er bij een toeslagenaanvraag niet wordt gevraagd om adresgegevens. Ik ben verbaasd dat het invullen van je adresgegevens niet nodig is bij een aanvraag voor een toeslag. Als je wilt controleren of een aanvraag terecht is, moet de aanvrager toch zijn of haar adresgegevens opgeven? Dat lijkt me een boerenwijsheid. De Belastingdienst kan deze dan meteen controleren met de gegevens uit bijvoorbeeld de gemeentelijke basisadministratie. Ik vraag de Staatssecretaris of dit niet gewoon in orde gemaakt kan worden. Nog vreemder is het dat de adresgegevens die verkregen zijn via de gemeentelijke basisadministratie, niet gecontroleerd worden door de Belastingdienst. Bij twijfel of onjuistheid wordt er wel een terugmelding aan de gemeente gedaan, aldus de nota naar aanleiding van het verslag. Er wordt niet gecontroleerd en toch kan er twijfel over de juistheid geconstateerd worden. Ik begrijp hier dus echt helemaal niets meer van. Ik hoor graag een heldere reactie hierop.

De SP heeft ook vragen gesteld over de doelmatigheid van het huidige toeslagensysteem. Zij heeft gevraagd of een inkomensafhankelijke zorgpremie de fraude rondom zorgtoeslagen niet flink zou kunnen verminderen. Deze vragen zijn helaas niet bevredigend beantwoord. Zo geeft het kabinet aan dat de maatregelen die door deze wet genomen worden, fraudebestrijding binnen het huidige systeem zullen bevorderen, maar dat fraude nooit uitgesloten kan worden. Dit laatste zal iedereen beamen, maar dat neemt toch niet weg dat het huidige zorgtoeslagen-systeem meer fraudegevoelig is dan bijvoorbeeld een inkomensafhankelijke zorgpremie. En dat neemt ook niet weg dat het soms nodig is om een ingeslagen weg weer te verlaten als er betere alternatieven voorhanden zijn. Ik hoor ook op dit punt graag een reactie.

Voorzitter. Ik ben toe aan mijn laatste punten. Daarna zal er een einde zijn gekomen aan mijn indicatieve spreektijd.

De voorzitter: Omdat de spreektijden indicatief zijn, wil ik de vergadering niet superstrak voorzitten. Ik wil u vragen om uw betoog in een paar minuten af te ronden en kijk even naar de collega’s of zij een minuutje spreektijd zouden willen doneren. Ik zie dat er consensus is over twee minuten.

De heer Bashir (SP): Dan wil ik tot slot spreken over fraude. De SP-fractie moest via RTL Nieuws vernemen dat de Belastingdienst meer dan 270 miljoen aan onterecht betaalde toeslagen niet meer terug kan krijgen. Onze fractie heeft zich hier in de afgelopen dagen echt flink boos over gemaakt. Wederom moet de Kamer via de media vernemen dat meer dan 270 miljoen verdwenen is. Tevens is het de vraag of er nog eens 200 miljoen aan onterecht betaalde toeslagen terug te krijgen is. Ik zou hierover graag een uitgebreide toelichting willen. Er staat in totaal namelijk 1,5 miljard aan onterecht betaalde toeslagen uit. Ook willen we de toezegging dat er extra capaciteit wordt vrijgemaakt om dit geld terug te krijgen. We willen graag dat maandelijks gerapporteerd wordt hoe het hiermee staat, want dit kan echt niet langer zo. De Kamer wordt onvoldoende geïnformeerd en kan er niet bovenop zitten. We willen op dit punt een duidelijke verbetering zien.

Dat is ook de belofte van de Staatssecretaris geweest na de Bulgarenfrau-degate. Hij zou beter zijn best doen om het vertrouwen van de Kamer terug te winnen. Dan willen we ook dat hier werk van gemaakt wordt. Een maandelijkse brief is al een stap in de goede richting. Mijn laatste punt betreft de belastingrente. Wij vinden het een heel rare zaak dat de Staatssecretaris een belastingrente als instrument wil gebruiken om gaten in de begroting te dichten. Dat moet niet de inzet zijn.

Als de Belastingdienst een bepaald bedrag niet heeft binnengehaald, moeten de lagere opbrengsten uit de belastingrente gewoon worden beschouwd als gemiste inkomsten. Ik zie dat de Staatssecretaris nu zelfs een rente van minimaal 8% wil hebben van bijvoorbeeld de vennootschappen om zijn gaten in de begroting te kunnen dichten. Wij zijn heel kritisch over dit voorstel van de Staatssecretaris. Wij willen graag dat hij hier nog eens goed naar kijkt. Het kan immers niet zo zijn dat de belastingrente wordt gebruikt als instrument om de gaten in de begroting te dichten.

De heer Groot (PvdA): Voorzitter. Ook ik bedank de Staatssecretaris voor het grote aantal overuren dat door de ambtelijke staf van de Staatssecretaris en wellicht ook door hemzelf is gemaakt. Ik begrijp dat het inclusief de tweede nota van wijziging gaat om meer dan 1000 vragen. Het is wel de moeite waard, want de antwoorden geven heel veel toelichting en opheldering.

Er is al veel gras voor onze voeten weggemaaid als gevolg van de begrotingsafspraken voor 2014. Deze afspraken bevatten immers ook heel veel fiscale maatregelen. Dat debat is al gevoerd. Ik wil niettemin van de gelegenheid gebruikmaken om mijn dank uit te spreken aan het adres van de ChristenUnie, D66 en de SGP voor de bijdrage die zij daaraan hebben geleverd. Ik doe dat vooral met het oog op de stabiliteit in het land. Ik verwijs naar de woorden van Klaas Knot, de president van de Neder-landsche Bank, die in de politieke instabiliteit een belangrijke hindernis zag voor het economisch herstel. Ik denk dat hij in ieder geval tevreden kan zijn.

Er bestaat in grote lijnen steun voor het Belastingplan. Dat neemt niet weg dat ook ik wat kritische opmerkingen heb. Ik wil eerst enkele opmerkingen maken over de autobelasting en de accijnsverhogingen. Ik heb een wat langere bijdrage over de anbi-regeling, ik wil iets zeggen over de toeslagen en ik wil ten slotte nog ingaan op de stamrechten en de relatie met de beklemde vermogens en het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen. Ik zal echter ruim binnen de tijd blijven. Ik maak eerst een paar algemene opmerkingen. Ik stel met mijn collega van de PVV in het verslag vast dat dit Belastingplan toch enige sporen draagt van fiscaal instrumentalisme. Anders dan de PVV en wellicht ook de Staatssecretaris zelf ben ik daar niet ongelukkig mee. Een slimme inzet van fiscale instrumenten is heel belangrijk voor de economische doelmatigheid. Fiscale vergroening is bijvoorbeeld dienstbaar aan duurzaamheid en kan tegelijkertijd helpen om de lasten op arbeid te verlagen. De accijnzen op tabak dienen het vullen van de schatkist en hebben als bijeffect dat ongezonde gewoonten worden ontmoedigd. De Partij van de Arbeid heeft de afschaffing van de kleine belastingen, zoals in de vorige kabinetsperiode is gebeurd, dan ook nooit gesteund. Het gaat om belastingen met in het algemeen lage uitvoeringskosten. Ik denk dus dat het een vergissing is om fiscaal instrumentalisme te verwarren met een ingewikkeld belastingstelsel.

Wat het belastingstelsel wel ingewikkeld maakt, is het grote aantal aftrekposten. Aftrekposten leiden tot ondoelmatigheid en fraudegevoeligheid en maken een stelsel ingewikkeld. Wat dat betreft is de kwetsbaarste maatregel in de begrotingsafspraken de wet tegemoetkoming specifieke zorgkosten. Ik begrijp dat een versobering in de maak is. Het behoud van deze wet wordt overigens breed gesteund, dus daarover maak ik geen opmerkingen, maar ik vraag de Staatssecretaris of hij bij de versobering nadrukkelijk ook wil kijken naar de mogelijkheden van gelijktijdige vereenvoudiging, dus of versobering en vereenvoudiging hand in hand kunnen gaan.

Daarnaast heb ook ik een vraag over de belasting op leidingwater. Het gaat om ruim drie dubbeltjes per 1.000 liter water. Ik begrijp dat er in deze maatregel een overdekking zit voor bedrijven die heel veel water gebruiken. VNO-NCW heeft het zelfs over bedrijven die miljoenen kuubs water gebruiken. Het loopt dan flink in de papieren. De Staatssecretaris heeft aangegeven dat er overdekking zit in deze maatregel. Hoe groot is die overdekking precies? De Staatssecretaris heeft gesuggereerd om een onderscheid te maken tussen simpel gefilterd industriewater en leidingwater. Is dat te maken? Kan er eventueel een tariefdifferentiatie worden doorgevoerd, zodat bedrijven die heel erg afhankelijk zijn van water niet zodanig worden belast dat het mogelijk schade aan de economische bedrijvigheid veroorzaakt? Dat lijkt mij niet de bedoeling.

De heer Van Vliet (PVV): Ik hoor nu zowel VVD als PvdA vragen stellen bij dit onzalige plan. In het kader van dit Belastingplan, dat ik niet ondersteun, moet het natuurlijk wel worden gedekt als hieraan iets wordt gedaan. Hoe ziet de heer Groot dit verhaal? Het is natuurlijk een «Grote» kwestie. We kunnen hem klein en groot maken, want de heren Klein en Groot zijn weer aanwezig, maar je moet gaan lappen. Als je gaat differentiëren – dat is gewoon een belastingverzwaring van Rutte II – wie moet het dan betalen?

De heer Groot (PvdA): Mijn opmerking zopas was dat er overdekking is in deze maatregel. Er is een opbrengst begroot van 205 miljoen. Ik begrijp echter uit het nader verslag en de antwoorden van de Staatssecretaris dat die opbrengst, als de tariefsverhoging wordt doorgevoerd, veel groter zal worden dan 205 miljoen. Dan ben je dus bezig met overkill. Mijn voorstel zou zijn dat 205 miljoen genoeg is. Als op die manier het bedrijfsleven kan worden ontzien, heb ik daar geen problemen mee. Het lijkt me niet nodig om een overdekking te dekken.

De heer Van Vliet (PVV): Weet de heer Groot dan hoeveel van de

205 miljoen – die blijkbaar sowieso al is ingeboekt – drukt op huishoudens en hoeveel op de bedrijven/grootgebruikers?

De heer Groot (PvdA): Ik heb de cijfers over het aandeel niet precies in mijn hoofd. Ik heb daar wel naar gevraagd in het schriftelijk verslag, maar ik heb de antwoorden niet meer helemaal paraat. Ik heb begrepen dat een flink aandeel van bedrijven komt.

De rekening voor huishouden is zeer bescheiden. Mevrouw Neppérus heeft daar ook al opmerkingen over gemaakt. Het gaat over 3 cent per honderd liter. Voor particulieren gaat het om een paar tientjes per jaar, maar een substantieel deel zal wel van grootverbruikers afkomstig zijn. Daar lijkt mij ook niets mis mee.

De heer Van Vliet (PVV): De heer Groot heeft het over een paar tientjes. Maar voor mensen die van een socialezekerheidsuitkering leven, zijn die tientjes toch wel een behoorlijk bedrag. Hoe gaan die mensen dat dan betalen?

De heer Groot (PvdA): Je hebt ook te maken met algemene inflatie. Gelet op het totale budget van gezinnen, denk ik dat dit nauwelijks een post is. Om in de sfeer van de tabaksaccijns te blijven: we hebben het over drie pakjes sigaretten per jaar. Het lijkt mij dat dit toch wel op te vangen moet zijn. Je kunt altijd nog wel iets besparen op je leidingwaterverbruik. Enige vergroeningsprikkel komt hierbij ook om de hoek kijken.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Mevrouw Neppérus en ik waren het er in ieder geval nog over eens dat de waterbesparingsprikkel vooral bij de grootverbruikers zit. Ik ben nu toch een beetje in verwarring. Als ik de heer Groot goed begrijp, zegt hij: als er inderdaad sprake is van overdekking, moeten we dat compenseren bij de grootverbruiker. Dat zou betekenen dat hij nu al zegt dat die prikkel wat hem betreft wel wat minder mag zijn.

Ik zou bijna denken dat ik dat niet goed begrepen heb, maar misschien vergis ik mij.

De heer Groot (PvdA): Voor de duidelijkheid, ik vind het prima dat die cap op 300 kuub waterverbruik per jaar eraf gaat en dat bedrijven maar bijvoorbeeld ook ziekenhuizen meer zullen betalen voor water. Maar ik heb het nu over een beperkt aantal bedrijven dat te maken heeft met enorme hoeveelheden. Dan gaat het niet over gezuiverd leidingwater of gezuiverd drinkwater, maar dan gaat het over eenvoudig gefilterd industriewater. Als je dit soort bedrijven gaat belasten met zo’n hoog tarief, kunnen ze omvallen. Ik denk dat je dat niet moet willen. Misschien lopen de meningen van GroenLinks en de Partij van de Arbeid hierover wel vaker uiteen. Wij vinden ook niet dat je aan bedrijven als Hoogovens een kleinverbruikerstarief voor energie kunt opleggen. Dat is misschien een enorme prikkel om te innoveren, maar het zal in de praktijk betekenen dat Hoogovens morgen zijn deuren kan sluiten. Ik denk dat dit niet de bedoeling kan zijn.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik ben toevallig zelf pas bij Hoogovens geweest. Hoogovens is juist een prachtig voorbeeld van een bedrijf dat verschrikkelijk veel kan besparen op energie op het moment dat de energieprijs daartoe noopt en de investering die daarvoor nodig is, rendabel wordt gemaakt. De heer Groot komt zelf met dit voorbeeld. Ik nodig hem uit om dezelfde redenering toe te passen op bedrijven die kennelijk heel veel water gebruiken. Vanochtend lazen we naar aanleiding van de reactie van VNO-NCW in Het Financieele Dagblad dat bedrijven die nu € 50 betalen straks 5 miljoen euro gaan betalen. Als dat waar is, is er kennelijk sprake van een zo verschrikkelijk groot watergebruik, om niet te zeggen «watermisbruik», dat het hoog tijd wordt dat daar eens wat aan gebeurt. Het gaat dus niet om het laten omvallen van bedrijven. Anders dan de heer Groot suggereert, is er op dat punt geen enkel verschil van mening tussen de Partij van de Arbeid en GroenLinks. Het gaat juist om het maximaal inzetten van die fiscale prikkel, om ervoor te zorgen dat in dit geval water wordt bespaard door de grootverbruikers.

De heer Groot (PvdA): Ik merk dat we toch bij elkaar komen als we gezamenlijk vaststellen dat het niet de bedoeling is dat die bedrijven omvallen. Ik ben het er ook helemaal mee eens dat er een vergroenings-prikkel van uit zou moeten gaan. Ik bepleit geen nultarief voor dat soort grote bedrijven. Ik zeg ook dat die cap op 300 kuub eraf moet. Maar het lijkt erop dat er op het gebied van industriewater toch wat overkill zit in deze maatregel. Kan met behoud van die vergroeningsprikkel niet beter worden gekeken naar de effecten, om te voorkomen dat bedrijven omvallen? Ik denk dat wij elkaar op dit punt goed kunnen vinden, maar ik wacht ook de antwoorden van de Staatssecretaris af op de vraag hoe hij hierin staat en waar het optimale tarief ligt, opdat je een maximale vergroeningsprikkel kunt geven, zonder dat je onevenredige schade toebrengt aan die bedrijven.

De heer Klein (50PLUS): Ik vind het jammer dat de heer Groot wel heel makkelijk aan de gevolgen voor de consumenten voorbijgaat. Hij zegt eigenlijk: het gaat om drie pakjes sigaretten en dat moet iedereen op kunnen vangen. Je zou bij deze berekening echter de stapeling moeten betrekken van al die maatregelen die tot een lastenverhoging leiden voor mensen met alleen AOW. Als je de lasten verhoogt, kun je dus niet zeggen: ach, het gaat maar om € 17 per jaar. Het gaat namelijk om die € 17 plus de stijging van de frisdrankaccijns, plus de andere belastingverhogingen, plus de koopkrachteffecten van andere maatregelen. Zou de heer Groot niet moeten zeggen dat de Partij van de Arbeid een sociaal beleid wil en dat zijn fractie daarom de stapeling van alle maatregelen in ogenschouw neemt? Daar zit onder meer die verhoging van de leidingwaterbelasting bij. Alleen als het effect van die stapeling in beeld is, kan de heer Groot zeggen of het wel of niet meevalt.

De heer Groot (PvdA): Die stapeling komt in beeld bij de jaarlijkse augustusbesluitvorming over het koopkrachtbeeld voor het komende jaar. Dan zien we de gevolgen van alle kabinetsmaatregelen voor de koopkracht. Ik ben blij dat dat beeld vooralsnog evenwichtig is en dat de lage inkomens worden ontzien en de hoge inkomens relatief meer bijdragen.

De heer Klein (50PLUS): De koopkrachtplaatjes moeten volgens mij nog worden bijgesteld naar aanleiding van het begrotingsakkoord, want dat akkoord wordt nog uitgewerkt. We zien nu echter al dat met name mensen met AOW en mensen met AOW en een klein pensioen te maken zullen krijgen met een verhoudingsgewijs forse koopkrachtdaling. Mijn stelling is dus dat de heer Groot het niet mag bagatelliseren door te zeggen dat het maar drie pakjes sigaretten zijn. Het gaat erom dat mensen meer kosten moeten maken en meer geld kwijt zijn aan hun belastingen. De gevolgen van alle maatregelen moeten bij elkaar worden opgeteld, want alleen dan kun je aangeven wat het daadwerkelijke effect op de koopkracht is. Hij mag niet zeggen dat het maar een klein beetje is, want als je alleen maar naar die kleine beetjes kijkt, valt het misschien wel mee per klein onderdeeltje, terwijl het in totaal wel heel groot is. En daarmee heb je toch een klein groot verschil.

De voorzitter: Een klein groot verschil.

De heer Groot (PvdA): Natuurlijk werkt een stapeling van maatregelen door in de koopkracht. Ik houd echter vol dat de belasting op leidingwater in vergelijking met die stapeling maar een heel klein onderdeeltje is. Ik denk dat deze belasting dan ook niet het grootste probleem is van de begrotingsafspraken. Daar staat bovendien tegenover dat bedrijven een aanzienlijk deel van de rekening zullen betalen en dat betekent dat er sprake is van een vergroeningsaspect.

De heer Bashir (SP): Bij gas en elektriciteit werken we met een belastingvrije voet, bijvoorbeeld in de vorm van een heffingskorting. Hoe beoordeelt de PvdA-fractie de mogelijkheid om een vrije voet te introduceren bij leidingwater? Ik vraag dat, omdat het principe hetzelfde is, namelijk dat je een basisbehoefte niet belast.

De heer Groot (PvdA): Nogmaals: het gaat om een zeer beperkte belasting. Bovendien maakt een heffingsvrije voet deze belasting een stuk ingewikkelder. Een van de voordelen van kleine belastingen is dat het relatief simpele belastingen zijn die bij een beperkt aantal inhoudings-plichtigen op een relatief simpele manier kunnen worden opgehaald. We zouden dus zeker ook moeten kijken naar wat het betekent voor de uitvoeringskosten. Misschien dat de Staatssecretaris hierover nog iets meer kan zeggen, maar de charme van de leidingwaterbelasting is dus juist dat het een simpele belasting is.

De heer Bashir (SP): Stel dat mensen gemiddeld 100 kuub gebruiken, dan betalen mensen gemiddeld nog steeds evenveel belasting als je een belastingvrijevoet van 50% invoert. Tegelijkertijd stimuleer je mensen nog steeds om minder water te gebruiken doordat de belasting over die tweede 50 kuub hoger is. Is de heer Groot ook tegen een belastingvrije voet als het vergroeningseffect dat PvdA en VVD zeggen te beogen, zo toch wordt bereikt?

De heer Groot (PvdA): Ik zeg niet dat ik ertegen ben. Het is wellicht een interessant idee, maar ik zou aan de Staatssecretaris de vraag willen doorgeleiden wat dit betekent voor de uitvoeringskosten en voor de robuustheid van deze belasting.

Voorzitter. Het volgende punt betreft de autobelasting en de accijnsverhogingen. De Partij van de Arbeid kan zich goed vinden in de keuze voor een extra schijf in de CO2-belasting voor auto’s. Ik begrijp heel goed dat de autobranche hier niet blij mee is, maar de belastingopbrengsten van de bpm zijn nog steeds een stuk lager dan vijf jaar geleden. In de reacties van de autofabrikanten merk ik op dat er op zich instemming bestaat met de maatregel om de fiscale voordelen voor semi-elektrische auto’s wat te verminderen, omdat die toch enigszins buitensporige trekken begonnen te krijgen. Er is wel kritiek op de lastenverzwaring als zodanig, maar er zijn ook complimenten voor de manier waarop deze is vormgegeven. Ik ben benieuwd naar de verdere uitwerking van de maatregel in het tweede deel van de Autobrief. Vooruitlopend daarop heb ik nog wel een vraag. Door de indeling in klassen voor de CO2-uitstoot worden nu bepaalde automodellen sterk bevoordeeld en andere modellen sterk benadeeld. Het lijkt mij toch niet zo moeilijk om de CO2-uitstoot volgens een meer vloeiende curve te belasten. Het lijkt mij een kwestie van een tabelletje opzetten en dat aflezen. Dat zou minder concurrentieverstorend werken. Zo ben je tegelijk af van al die geforceerde pogingen bij autofabrikanten om net onder een bepaalde CO2-grens uit te komen. Graag krijg ik hierop een reactie van de Staatssecretaris. Acht hij zo’n meer vloeiende curve voor de belasting op CO2 van auto’s mogelijk?

De verhoging van het tarief op lpg heeft als bijeffect dat mensen die op propaan hun huis verwarmen, relatief fors worden aangeslagen. De Partij van de Arbeid is nog niet helemaal overtuigd door het antwoord van de regering dat een onderscheid tussen lpg voor het wegverkeer en propaan voor huishoudens zal leiden tot hoge uitvoeringskosten en de terugkeer van misbruik. De situatie is namelijk wel veranderd. Vroeger was lpg voor het wegverkeer goedkoper dan propaan. Daardoor was het lonend om lpg bij de pomp te tanken en dat thuis te verstoken. Straks wordt het echter andersom. Bovendien kunnen auto’s, naar ik heb begrepen, niet tanken bij het beperkte aantal depots dat propaan levert voor stookdoeleinden thuis. Hoe groot is de kans op misbruik en hoge uitvoeringskosten nu echt? Ziet de Staatssecretaris alsnog mogelijkheden om voor propaan voor stookdoeleinden een tarief te hanteren dat vergelijkbaar is met de energiebelasting op aardgas?

De Partij van de Arbeid heeft zeer gemengde gevoelens bij het niet doorgaan van de accijnsverhoging op tabak. Wat ons betreft, komt van uitstel in ieder geval geen afstel. Tegelijkertijd zijn wij ons ervan bewust dat grenseffecten en smokkel hierbij een beduidend grotere rol spelen dan bij bier en autobrandstoffen. Van tabak kun je in een auto een heleboel meenemen. Met een tank en met kratjes bier gaat dat wat moeilijker. Anders dan het kabinet ziet de Partij van de Arbeid de accijns op tabak niet primair als een middel om de schatkist te vullen maar vooral als een manier om gezondheidswinst te bereiken.

Uit de grenseffectrapportage komt naar voren dat naast voorraadvorming ook substitutie-effecten een grote rol spelen bij de accijnsverhoging op tabak. Als wij het over substitutie hebben, gaat het, naar ik aanneem, vooral om substitutie van sigaretten door shag. Is de Staatssecretaris bereid om de accijnsdruk op shag gelijk te trekken met die op sigaretten? Zo ja, hoeveel levert dat op?

Uit de antwoorden in het schriftelijk verslag maak ik verder op dat Duitsland en België zouden overwegen om de accijns op tabak verder te verhogen. Is de Staatssecretaris bereid om hiervoor ook in Europees verband te pleiten, en zo Duitsland en België te helpen om die afweging naar de goede kant te laten doorslaan? Ik heb nog een klein puntje over de zogenoemde walstroom.

De heer Van Vliet (PVV): Ik begrijp dat de heer Groot het accijnsgedeelte van zijn betoog heeft afgesloten, maar ik heb daar nog wel een vraag over. Ik heb de heer Groot horen zeggen dat hij alles onderschrijft wat hier gebeurt en dat hij zelfs de accijns op tabakwaren nog wil opschroeven. Laten we met elkaar geen mistgordijn creëren: het Belastingplan bevat heel expliciet ook nog eens een btw-tarief van 21% en een assurantietaks van 21%. Wij weten dat de btw wordt geheven over een grondslag inclusief andere kostprijsverhogende belastingen zoals accijns, dus dat werkt dubbel door. Ik heb de PvdA-fractie eerder horen verkondigen dat men de btw-verhoging naar 21% rampzalig vindt voor de Nederlandse economie. Nu is er een stapeling op deze accijnsproducten waar die extreem hoge btw ook nog eens op rust. Hoe kijkt de heer Groot daar nu tegenaan?

De heer Groot (PvdA): De btw over accijns is een punt dat de heer Van Vliet al een jaar lang maakt. Het lijkt mij niet zo productief om dat nu te herhalen. De btw-verhoging naar 21% is een uitvloeisel van het Kunduz-akkoord geweest. Ik zou nu niet willen pleiten voor verlaging van het btw-tarief, zeker niet als er ook opbrengsten gehaald moeten worden om bijvoorbeeld belasting op arbeid te verhogen. Dat lijkt mij geen goede weg.

De heer Van Vliet (PVV): Ik dank de heer Groot voor zijn duidelijkheid in dezen. De PvdA heeft definitief afscheid genomen van haar standpunt en wil het btw-tarief gewoon handhaven. Dat heeft altijd een beetje in de mist gehangen. Het zit wel degelijk als basis in het belastingplanpakket. Laten wij vooral niet vergeten dat de btw gewoon 21% blijft en extreem doorwerkt in de accijnsproducten.

De heer Bashir (SP): Ik vroeg mij af of bij de laatste onderhandelingen is geprobeerd om de btw te verlagen. Of heeft de PvdA zich hierbij neergelegd?

De heer Groot (PvdA): Ik heb die onderhandelingen niet zelf gevoerd, dat heeft collega Henk Nijboer gedaan. Wellicht kunnen mijn collega’s ter linkerzijde daar meer over zeggen, maar ik kan mij zomaar voorstellen dat verlaging van de btw niet aan de orde is geweest. Niet voor zover mij bekend en zoals ik net heb gezegd, zou ik daar ook niet voor willen pleiten.

De heer Bashir (SP): De heer Groot zegt dat hij daar niet voor wil pleiten. Het was echter een belangrijk onderdeel van de verkiezingscampagne van de PvdA om de btw voor de gezinnen niet te verhogen. Er is dus niet eens geprobeerd om die btw weer te verlagen naar 19%! Ik vind dat een raar verhaal. Je gaat de verkiezingen in met een belofte en vervolgens probeer je het niet eens waar te maken.

De heer Groot (PvdA): De btw-kwestie en de lastenverzwaring in zijn algemeenheid in de verkiezingscampagne hadden te maken met wat heet het sprintje trekken naar 3%. Dat is niet gebeurd. We hebben nu een regeerakkoord waarin een beter evenwicht is bereikt. We hebben afgelopen jaar die 3% niet gehaald en zullen dat ook komend jaar misschien net niet doen. De fixatie op die 3% is van tafel. Dat neemt niet weg dat we op de langere termijn wel degelijk de begroting op orde moeten brengen en in de richting van een structureel evenwicht moeten gaan. Daar zijn wij nooit voor weggelopen.

De voorzitter: Ik dank u wel. U kunt verder met de problematiek van de walstroom.

De heer Groot (PvdA): Ik was het bijna vergeten. De walstroom is een klein puntje, maar ik wil het toch even maken. Schepen die nu in Rotterdam of in andere havens aanmeren, draaien op zelf opgewekte elektriciteit. Dat betekent dat de dieselmotoren in de haven blijven draaien en daar CO2 uitstoten. Schepen zouden ook energie kunnen afnemen van het net, maar dat is met een energieheffing op elektriciteit heel onaantrekkelijk. Ik vraag de Staatssecretaris of het niet mogelijk is om een speciaal laag tarief voor de energiebelasting te heffen voor schepen die aangemeerd liggen. Het voordeel daarvan is dat per saldo minder vervuiling plaatsvindt in de Nederlandse havens, terwijl de overcapaciteit van ons stroomnet iets vermindert en we tegelijkertijd enige belastinginkomsten binnenhalen die we anders niet zouden krijgen. Graag krijg ik een reactie van de Staatssecretaris op dit punt. Nogmaals, het is een klein puntje, maar ik krijg er graag aandacht voor.

Een wat groter punt gaat over de anbi’s. Wij zijn het allemaal met elkaar eens dat overtreding van de wet niet bijdraagt aan het algemeen nut, laat staan dat het gebruik van geweld dat zou doen. Dat is niets nieuws. Het is vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dat instellingen die geweld gebruiken om hun doelen te bereiken, geen anbistatus mogen hebben. Ik denk dat de vele anbi’s die Nederland telt, deze uitspraak van de Hoge Raad niet eens nodig hebben. In deze tijd van snelle media en internet weten anbi’s dat ze afhankelijk zijn van de sympathie van het publiek. Wie geweld gebruikt of aanzet tot haat, zet zijn bestaansrecht op het spel. anbi’s, waaronder ook milieuorganisaties, kiezen hun actiemiddelen zorgvuldig. De tijd van al te wilde vormen van actievoeren, die wij soms in het verleden hebben gezien, is echt wel voorbij. De PvdA ziet nut en noodzaak van de aanscherping die nu wordt voorgesteld, dan ook niet in. Als ik het goed lees, is het voorstel dat een veroordeling door de rechtbank op grond van het in gevaar brengen van de veiligheid van personen of goederen, min of meer automatisch leidt tot intrekking van de anbistatus. Afgezien van de overbodigheid van die maatregel zie ik hiermee twee problemen.

Ten eerste is er het probleem van de selectiviteit: waarom zou je alleen de anbistatus intrekken als de algemene veiligheid van goederen en personen in gevaar wordt gebracht? Waarom zou dit niet gelden als bijvoorbeeld belastingfraude of valsheid in geschrifte plaatsvindt door gezichtsbepalende personen van een maatschappelijke instelling of politieke partij? Dan heb ik het nog niet eens over bijvoorbeeld seksueel misbruik in kerkgenootschappen of andere misdrijven. Waarom worden zulke zaken niet gekoppeld aan de anbistatus? Deze anbibepaling riekt een beetje naar eenzijdig aan banden leggen van milieuorganisaties dan wel vakbonden.

Ten tweede hoort de beslissing om een anbistatus in te trekken, niet thuis bij de belastinginspecteur, zoals de heer Bashir al zei. Die hoort thuis bij de strafrechter. Deze kan bij een veroordeling beoordelen of intrekking van de anbistatus proportioneel is of niet. Zoals de heer Bashir ook al opmerkte, kan onder het begrip «geweld» ook het gooien met een paar tomaten of eieren vallen. Ik kan mij voorstellen dat daaruit een veroordeling volgt, maar nu moet dan automatisch de anbistatus worden ingetrokken omdat de belastinginspecteur dit moet afvinken. Dat lijkt mij niet de bedoeling. Ik begrijp deze route niet geheel. Laat het liever aan de strafrechter. Die wordt ook geadviseerd door de Raad van State. De vereniging van goede doelen, de VFI, heeft hierover een goed betoog gehouden.

Kortom, ik verzoek de Staatssecretaris om deze contraproductieve en overbodige aanscherping in te trekken. Kan hij toezeggen dat de regering het sanctie-instrument van het intrekken van de anbistatus gewoon via de strafrechter laat lopen?

De heer Van Vliet (PVV): Een interessant betoog van collega Groot. Ik ben het principieel met hem oneens, want de fiscale faciliteit hoort uitsluitend bij de belastinginspecteur te liggen, en eventueel bij een belastingrechter als je hierover vragen hebt. Het argument dat de Raad van State een adviesrol heeft, vind ik interessant. De Raad van State heeft behoorlijk negatief geadviseerd over het Belastingplan 2014: de fiscale impact op de economie is slecht en er is geen sprake van een bestendige gedragslijn. Wat vindt de heer Groot op dit punt van de Raad van State?

De heer Groot (PvdA): De Raad van State maakt heel veel opmerkingen. Je moet altijd aandacht geven aan advies van de Raad van State. Je moet naar het hele begrotingsbeeld kijken. Het kabinet kiest voor een aanpak met maatregelen op korte termijn die zo min mogelijk schade toebrengen aan de economie, terwijl op langer termijn maatregelen worden uitgezet om de begroting op orde te krijgen. Dat lijkt mij een heel goede mix. Op dit punt steun ik het kabinetsbeleid en denk ik dat wij op de goede weg zijn.

De heer Van Vliet (PVV): Ik wil nog even terugkomen op de anbi’s en de strafrechter. Als er duidelijk omschreven criteria zouden zijn wanneer je integriteit schendt of veiligheid in gevaar brengt, is dat toch een mooi handvat om de fiscale faciliteit ook door een inspecteur te kunnen laten herbeoordelen?

De heer Groot (PvdA): Dat heb ik nagekeken, maar dan moet je gaan werken aan een heel lange en per definitie nooit uitputtende lijst criteria. Dat lijkt mij niet het werk van een belastinginspecteur. Daar hebben we nu juist een strafrechter voor die de wetsovertreding kan bestraffen. De strafrechter kan de afweging maken welke straf daarbij past nadat hij het verweer van de verdediging heeft gehoord. Daarbij kan ook gekeken worden of het intrekken van de anbi-status proportioneel is. Als er een ernstig geweldsmisdrijf is gepleegd en een bestuurder daar geen afstand van neemt, kan ik mij voorstellen dat de strafrechter de gevolgtrekking maakt dat het geen anbi meer kan zijn. Als het echter gaat om het gooien van een paar tomaten of het blokkeren van een hek, zal de strafrechter wel tot een veroordeling komen, maar het intrekken van de anbi-status niet proportioneel achten.

Ik dank de Staatssecretaris voor de voortvarende uitwerking van de wettelijke maatregelen om de fraude met toeslagen drastisch in te dammen. Zoals eerder aangekondigd, zullen die stappen onvermijdelijk leiden tot een zekere spanning met de snelheid van de dienstverlening. Toch – en dat compliment wil ik de regering ook maken – zal het overgrote deel van de goedwillende burgers in dit land weinig merken van deze aanscherpingen.

Strengere regels zijn mooi, maar ze moeten ook daadwerkelijk worden gehandhaafd. De PvdA-fractie is er blij mee dat meer mensen bij de Belastingdienst worden vrijgemaakt voor de controles op de toeslagen. Uit de antwoorden begrijp ik dat het om 154 fte gaat. Dat klinkt indrukwekkend, maar kan de Staatssecretaris toch wat meer beeld en geluid geven van wat dat in de praktijk betekent? Hoeveel extra controles kan je met 150 man doen? Kunnen alle verdachte aanvragen – dat zijn er ongeveer 30.000 per jaar – ook echt met die 150 man extra worden uitgepluisd of moet een bepaald percentage van die 30.000 worden weg gestempeld, zoals het in kringen van belastingambtenaren eufemistisch heet?

De PvdA blijft bezorgd over de capaciteit van de Belastingdienst. Ik heb al vaker gezegd dat steekproefcontroles in combinatie met milde straffen alleen werken in een samenleving waar de belastingmoraal hoog is en fraude tot de zeldzaamheden behoort. Wat we de laatste jaren echter zien, is de opkomst van een nieuw soort fraude van georganiseerde netwerken en soms van goed geïnformeerde malafide oud-belastingadviseurs, die kijken naar een lage pakkans en milde straffen, die met elkaar vermenigvuldigen en dan de conclusie trekken dat fraude in Nederland lonend is. Wat dat betreft, staat die Bulgarenfraude niet op zichzelf. Om die geest in de fles te krijgen, moeten de pakkans en de strafmaat omhoog. In dit verband heb ik nog een vraag over malafide uitzendbureaus die hun depot- of stortingsplicht verzaken. Die kunnen, zo lees ik in het Belastingplan, worden beboet met maximaal € 4.920. Dat lijkt mij een lachertje, vergeleken met de bedragen aan ontweken loonbelasting en sociale premies waar het in deze branche al gauw om kan gaan. Het kabinet stelt in antwoord op onze vragen – de VVD had er ook vragen over gesteld – dat die bestuurlijke boete adequaat is, omdat die aansluit bij de boetes in de Algemene wet rijksbelastingen en de Invorderingswet. Het is maar net wat je adequaat noemt. Blijkt hieruit niet dat die boetes in de AWR en de Invorderingswet veel te laag zijn vastgesteld? Is het kabinet van plan er iets aan te doen?

Dan kom ik bij de stamrechten, box 2 en de commissie-Dijkhuizen. De PvdA steunt van harte de inspanningen van het kabinet om beklemde vermogens vrij te spelen ten behoeve van het economisch herstel. In de begroting voor volgend jaar worden daarvoor forse bedragen ingezet: 1,2 miljard voor de stamrechten en 1 miljard voor de eenmalige verlaging van het tarief in box 2. Wij moeten natuurlijk afwachten of die bedragen worden gehaald, maar de antwoorden in het nader verslag geven toch enig vertrouwen. Ook ik stel vast dat er twijfel was of de 1 miljard die voor de levensloopkorting werd ingezet wel zou worden gehaald. Ik begrijp nu uit de antwoorden dat inmiddels de helft van de levenslooptegoeden al is opgenomen. Wij zijn nog maar in oktober en er zijn nog een paar maanden te gaan. Als ik het goed begrijp, zal die 1 miljard aan extra belastingopbrengsten uit het ontklemmen van de levensloopregelingen worden gehaald. Dat geeft ook enig vertrouwen in de ramingen die het Ministerie van Financiën maakt.

Ik dank de Staatssecretaris voor de toezegging in het nader verslag dat er binnenkort een brief komt over de mogelijkheden van ontklemming van pensioen-bv’s. Die pensioen-bv’s zijn echt een molensteen voor vele ondernemers. Wanneer kunnen wij de brief daarover verwachten? Ik heb nog een vraag over de revisierente en de problematiek rondom koopsompolissen. Ik krijg heel veel mails van mensen die van die polis af willen om daarmee de eigenwoningschuld te verminderen. Vaak wil de verzekeraar dan ook nog meewerken, maar is de revisierente een sta-in-de-weg. Is de Staatssecretaris bereid om in ieder geval kleinere koopsompolissen te ontklemmen op dezelfde manier als bij levensloop en nu ook stamrechten?

Het kabinet komt voor april met een reactie op het rapport van de commissie-Dijkhuizen. Dank voor de toezegging in de antwoorden dat in die reactie een vergelijking zal worden opgenomen van de belastingdruk op ondernemers in de ib en de Vpb en ook van de belastingdruk op werknemers. Ik had die integrale vergelijking van belastingdruk graag nu al in het nader verslag gezien, maar ik begrijp dat dit gezien de drukte bij Financiën wat al te veel gevraagd was. Ik wil nog wel weten om welke totaalbedragen het gaat. Hoeveel belasting wordt er opgehaald in box 2? Wat is de grondslag in box 2? En hoeveel belasting bij elkaar betalen de 950.000 ib-ondernemers die dit land inmiddels telt? Wat moeten wij van de kabinetsreactie op het rapport-Dijkhuizen precies verwachten? Gaat het alleen om een inhoudelijke beoordeling van de voors en tegens van het rapport? Of is het de bedoeling om in die kabinetsreactie al meteen lijnen uit te zetten naar een nieuwe fiscale agenda? Daar wil ik wat meer helderheid over hebben, maar dat hoor ik dan graag volgende week.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik vind dat een interessante vraag; die had ik zelf ook. Begrijp ik het goed dat de heer Groot eigenlijk ook vindt dat er binnen de kabinetsperiode stappen zouden moeten worden gezet met dit rapport?

De heer Groot (PvdA): Een van de sterke punten in het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen vond ik de grote nadruk die wordt gelegd op de mogelijkheden om de last op arbeid te verlagen. Ik denk dat dat ook heel belangrijk is voor de werkgelegenheid in het land. Als dat spoor bewandeld zou kunnen worden, zou ik ervoor pleiten om zo mogelijk al deze kabinetsperiode stappen te zetten.

De heer Klein (50PLUS): Ik krijg de indruk dat de heer Groot nu vraagt om een integrale visie. Dat zou ik ook willen bepleiten: een integraal antwoord, een integrale reactie op het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen. Maar betekent dat dan ook dat de heer Groot niet meer selectief gaat winkelen? Ik constateer namelijk dat er op dit moment toch wel selectief gewinkeld wordt, dingetjes die leuk worden gevonden, worden naar voren gehaald en dingetjes die minder worden gevonden, worden even geparkeerd. Dus als de heer Groot zo’n pleidooi wil houden, zou hij moeten zeggen: eigenlijk moeten we een integrale visie afwachten en niet meer selectief winkelen in de voorstellen die er nu al liggen.

De heer Groot (PvdA): Je moet natuurlijk altijd goed kijken naar de samenhang van de voorstellen. Ik denk dat de commissie-Van Dijkhuizen niet als voorwaarde heeft gesteld dat alles wordt overgenomen of niets. Dat zou ook onzinnig zijn. Er is ook een rapport geweest van, ik meen, de commissie-Stevens, dat heette «Graag of niet». Die commissie benadrukte heel erg dat alles over moest worden genomen of niet. Toen werd het natuurlijk niets. Ik denk dat er ook afzonderlijk heel veel goede voorstellen in het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen zitten, maar we zijn politieke partijen en we moeten altijd zelf onze politieke afwegingen maken. Maar het is evident dat er altijd oog moet zijn voor de samenhang in de voorstellen.

De heer Klein (50PLUS): Dat betekent dus eigenlijk dat er nu geen maatregelen moeten worden genomen die in feite ook al door de commissie-Van Dijkhuizen zijn aangegeven en die nu naar voren worden gehaald. Dan zou je die samenhang ook moeten handhaven. Het gaat er niet zozeer om of de commissie-Van Dijkhuizen selectief winkelt, maar het gaat erom dat de Partij van de Arbeid en dat het kabinet niet selectief moeten winkelen door er alvast dingetjes uit te gaan halen. Een integrale behandeling betekent dat er ook dan pas daadwerkelijk maatregelen worden overgenomen en niet nu alvast wat dingen worden gedaan.

De heer Groot (PvdA): De heer Van Dijkhuizen deed zelfs zelf een oproep om selectief te winkelen. Hij zei: er zijn een paar maatregelen die je er zo uit kunt pikken en die kun je morgen invoeren. De voorwaarde is dus niet gesteld om alles of niets te doen. Sterker nog, er staan in het rapport goede en minder goede voorstellen. De hoofdlijn is het verlagen van de lasten van arbeid. Die hoofdrichting lijkt mij goed. Als het kabinet al in deze periode stappen in die richting kan zetten, lijkt mij dat alleen maar goed. Ik kan mij ook voorstellen dat sommige maatregelen een langere voorbereidingstijd nodig hebben. De ene maatregel kun je snel invoeren en de andere niet. Ik wacht wat dat betreft de reactie van het kabinet af.

De voorzitter: Dit lijkt mij een goed moment om te schorsen voor de lunchpauze.

De vergadering wordt van 12.50 uur tot 13.30 uur geschorst.

De heer Omtzigt (CDA): Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de dankzegging van de collega’s voor het snelle werk. Het begrotingsakkoord was wat laat. Ik ben mij er zeer wel bewust van dat dit betekende dat op het Ministerie van Financiën overuren gedraaid zijn om al onze vragen te beantwoorden. Er zijn een aantal aandachtspunten, maar de meeste vragen zijn helder beantwoord.

Het Belastingplan zelf kan eenvoudig worden samengevat: de Staatssecretaris regelt met dit Belastingplan een enorme hoeveelheid belastingverhogingen. Het is ongehoord dat de burgers door het herfstakkoord – dat is nu ook echt een herfstakkoord – 2,2 miljard extra aan belastingen moeten betalen terwijl de overheid zelf een stuk minder snijdt. Mensen thuis moeten aan de keukentafel bekijken waarop nog kan worden bespaard, want er komt nogal wat op hen af. Ze moeten meer belasting betalen door de afbouw van de algemene heffingskorting en de afbouw van de arbeidskorting. Ook vindt er geen inflatiecorrectie plaats, wat een miljard extra belastingen per jaar is. De accijnzen op alcohol en brandstoffen worden fors verhoogd. Er komt een heffing over stamrechten. De werkgeversheffing, die eenmalig was, wordt verlengd. De leidingwaterbelasting wordt meer dan verdubbeld. De autobelasting wordt verhoogd. De afvalstoffenbelasting wordt geherintroduceerd, net nadat deze was afgeschaft. Ook wordt de belastingrente verhoogd, zeg maar de creditcard van de Belastingdienst. Al deze belastingenverhogingen maken dat mensen minder loon overhouden op hun loonstrookje na een maand werken. Dat is zelfs nog erger na wat overwerk. De marginale druk stijgt voor grote groepen Nederlanders immers naar 56%. De belastingverhogingen zorgen ervoor dat ondernemers hun winsten nog verder zien verdampen of hun activiteiten zelfs moeten staken. Werk en ondernemen moeten juist lonen; dat is de weg uit de crisis. Er moet niet verder worden genivelleerd. We moeten toe naar een vereenvoudiging en verlaging van belastingen, naar een sociale vlaktaks, die in het CDA-programma en in het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen wordt voorgesteld. Dat levert 142.000 banen op. De plannen van dit kabinet leiden tot een ambitie van 50.000 banen, wat een heel stuk minder is. Het verhogen van belastingen of het verlagen van toeslagen moet dus eigenlijk gekoppeld worden aan lastenverlichting. Ik geef één voorbeeld. In de antwoorden van de Staatssecretaris staat dat de afbouw van de arbeidskorting 0,2% van het aantal banen in Nederland kost. Dat zijn 15.000 banen, 15.000 banen door één maatregel. Is dat de bedoeling? Vindt de regering het gepast om 15.000 banen verloren te laten gaan om een hobby, zeg maar het feestje van Spekman, te financieren? Wij wachten de reactie op het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen af. We vinden het jammer dat er enigszins selectief uit het rapport gewinkeld is, zoals de structurele bezuiniging van 1,2 miljard door de invoering van de huishoudtoeslag, zonder de bijbehorende lastenverlichting. In het verleden zijn hervormingen van toeslagen nog al eens gepaard gegaan met enige problemen, ook wanneer wij in de regering zaten. De invoering van de huishoudtoeslag heeft zeer veel potentie in dezen. De definitie van een huishouden is namelijk helemaal niet zo heel duidelijk. Dit betekent dat we andere units gaan vormen die dat uitbetaald gaan krijgen. De plannen zijn niet ons idee, maar als ze worden ingevoerd, moet dat zorgvuldig gebeuren. Ik krijg van de regering graag een tijdsplanning wanneer de wetgeving hier is, zodat die zorgvuldig kan worden behandeld en we fouten zo veel mogelijk aan de voorkant kunnen wegnemen in plaats van aan de achterkant.

Wat het CDA betreft, is het onverantwoord om belastinginkomsten naar voren te halen. Denk daarbij aan de stamrechtvrijstelling en de verlaging van het box 2-tarief. Daarmee haal je alleen belasting naar voren en verhoog je de belasting niet. Het vervallen van de stamrechtvrijstelling kost veel geld later. Het tijdelijk verlagen van het box 2-tarief kost ook veel geld omdat je geld naar voren haalt. Doet het de VVD-Staatssecretaris dan geen pijn om in verkiezingstijd posters te plakken met «Niet doorschuiven maar aanpakken» om vervolgens in begrotingstijd een Belastingplan in te dienen waarvan de titel «Niet aanpakken maar doorschuiven van de lasten» zou kunnen zijn?

Bovendien dient de overheid zich als een goede koopman en verantwoorde huisvader op te stellen door bij de raming realistisch en zo nodig voorzichtig te zijn. Vergeet niet dat in de afgelopen drie jaar iedere keer ongeveer 10 miljard minder aan belastingen is binnengekomen dan was geraamd. Ook nu zien we bepaalde posten waarvan we vermoeden dat de geraamde bedragen niet zullen binnenkomen. We zullen het straks nog hebben over de naar het buitenland weglekkende accijnzen. De opbrengst van de werkgeversheffing wordt aangevochten. De nieuwe afvalstoffenheffing kan ertoe leiden dat afvalstoffen, met name gevaarlijke afvalstoffen, vooral in Duitse mijnen zullen worden gestort. De opbrengst van de stamrechten wordt veel te hoog ingeschat. De Staatssecretaris heeft zelf aangegeven dat moet worden uitgegaan van de commerciële waarde, maar veel stamrecht-bv’s zullen onder water komen te staan door de lage rentestand en de hoge rentes waarmee de afkoopsommen zijn opgerent. Tot slot is ook de geraamde opbrengst van het box 2-tarief niet haalbaar, nog afgezien van de vraag of het verstandig is om in een crisis die juist wordt gekenmerkt door te weinig eigen vermogen bij bedrijven, bedrijven aan te moedigen om het eigen vermogen uit het bedrijf te halen en naar de aandeelhouders over te maken. Dat is niet echt de meest logische stap. Bezuinigingen die wel zullen worden gehaald, zijn bijvoorbeeld de bedragen die binnenkomen door het korten op chronisch zieken. Wij vinden die wat te ver gaan. We willen wel graag weten wat het tijdpad daarvoor is. Nu is een gedeelte uit het wetsvoorstel van VWS gehaald en in het wetsvoorstel van Financiën gezet. Wanneer kunnen de koopkrachtplaatjes van de hele operatie integraal worden behandeld? Ik heb het dan over de operatie inclusief de belastingen, waarin wel degelijk veranderingen plaatsvinden, inclusief de compensatie van het eigen risico en inclusief de WTCG-toeslag. We vragen om in ieder geval de koopkrachtplaatjes die we bij de behandeling van de WTCG hebben gevraagd, naar de Kamer te sturen.

Ik kom nu op de afzonderlijke onderdelen, allereerst de bijbetalingsplicht ...

De voorzitter: Daar wacht u nog heel even mee, want de heer Koolmees heeft een vraag.

De heer Koolmees (D66): Ik heb even gewacht tot het einde van de inleiding. Ik sloeg een beetje aan op de opmerking van de heer Omtzigt dat het onverantwoord is om belastingen naar voren te halen. Als ik het mij goed herinner, stond in de tegenbegroting van het CDA dat de stamrechtconstructie door het CDA werd overgenomen. Hoe verhoudt het een zich tot het ander?

De heer Omtzigt (CDA): Wij halen een stuk minder zaken naar voren. Wij hebben niet in een week alle andere zaken eruit kunnen halen. Maar inderdaad, de stamrechtconstructie staat in onze tegenbegroting.

De heer Koolmees (D66): Mag ik concluderen dat het argument van de heer Omtzigt op dit punt dus niet heel sterk was?

De heer Omtzigt (CDA): Ik spreek de heer Koolmees graag volgend jaar. Het is sowieso een plezier om met hem te spreken. We vermoeden namelijk dat de wijze waarop het is uitgewerkt, grote problemen zal geven. Dat zullen we zo ook aantonen in onze inbreng. Ik denk dat het tot heel onbillijke situaties zal leiden. Dat heeft niets te maken met het laten vrijvallen van beklemd vermogen. Het is namelijk geen beklemd vermogen omdat het beklemd is. Het is beklemd, voor een aantal mensen en niet voor alle stamrechten, omdat die mensen drie jaar lang geen inkomen hebben, zodat ze het drie jaar lang in drie porties kunnen opdelen. Als je dan in één keer tegen 52% mag aftikken in plaats van dat je elk jaar een stuk in het lagere tarief kunt binnenhalen, dan kun je het een vrijval van beklemd vermogen noemen, maar door de mensen die nu worden ontslagen, wordt dat absoluut niet beleefd als een fijne vrijval van het beklemd vermogen. Voor die groep is het een lastenverhoging die 20% tot 30% koopkracht kan kosten. Je moet er wel eerlijk in zijn dat dat de consequentie ervan is.

De voorzitter: Een heel korte slotvraag.

De heer Koolmees (D66): Heel kort, inderdaad. Ik hoop de heer Omtzigt eerder te spreken, namelijk in het voorjaar, wanneer het gaat over de Voorjaarsnota, met misschien wel een doorkijkje naar de begroting voor 2015.

De heer Van Vliet (PVV): Na de verkiezingen dus!

De heer Koolmees (D66): Inderdaad, na de gemeenteraadsverkiezingen. Dat klopt, mijnheer Van Vliet.

Het is nu, in de huidige constructie, nog steeds mogelijk om het over drie jaar te middelen. Het enige punt waarop ik aansloeg, was dat de heer Omtzigt het onverantwoord vindt om belastingopbrengsten naar voren te halen, terwijl dat in de tegenbegroting van het CDA ook stond. Er zijn een heleboel inhoudelijke discussies mogelijk – die zullen we zeker ook voeren – maar dit punt vond ik dus niet heel sterk.

De heer Omtzigt (CDA): De andere door mij opgesomde maatregelen hebben wij wel degelijk eruit gehaald. Het is een heel complex, waarmee een behoorlijke verschuiving plaatsvindt. Het middelen over drie jaar kan alleen achteraf en biedt verdraaid weinig soelaas. De heer Koolmees brengt dit nu naar voren en dat biedt mij de gelegenheid om de Staatssecretaris te vragen hoe hij verwacht dat dit behulpzaam zal zijn in een standaardgeval. Iemand die een uitkering krijgt van € 70.000 of € 80.000 om vier jaar te overbruggen, wat dus € 20.000 per jaar is, heeft meer dan drie jaar waarover hij kan middelen. Klopt het dat hij alleen aan het eind kan terug middelen? Is de regering bereid om maatregelen te nemen, zodat die mensen eerder kunnen gaan middelen? Dan hebben zij er iets aan in de tijd dat zij dat geld nodig hebben. Dat zou een kleine pleister op deze wonde zijn.

Wij zijn tegen de afbouw van heffingskortingen, daarover ben ik duidelijk geweest. Een vrij groot probleem is dat een groot aantal belastingplichtigen door de afbouw van deze heffingskortingen aan het eind van het jaar een fors bedrag zal moeten terugbetalen. Het gaat al snel om enkele honderden euro’s, maar het kan ook om wat meer gaan. Er zijn vier nadelen:

  • 1. 
    het is een nare verrassing aan het eind van het jaar;
  • 2. 
    meer mensen moeten aangifte doen;
  • 3. 
    dat betekent meer werk voor de Belastingdienst;
  • 4. 
    de Belastingdienst int de inkomstenbelasting na afloop van de aangiftetermijn. Dat is vervelend want men wilde juist zo veel mogelijk cash naar voren halen en men mist daarop de rente.

Ik hoor graag een reactie van de Staatssecretaris op deze vier punten. Waarom heeft hij niet het bijzondere tarief verhoogd naar 56%? Dat is het marginale tarief waartegen veel mensen belasting betalen, hoe pijnlijk het ook is om dat te moeten constateren.

Hoe werkt de samenloop van het afbouwen van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting met de afbouw van die algemene heffingskorting uit? Levert deze niet al te veel problemen op, wanneer het inkomen van de partner nihil is? Ik vrees dat dit technisch lastig gaat worden.

Het tweede onderdeel is dat in het begrotingsakkoord is besloten om iedereen € 140 of € 150 extra te geven door het tarief van de eerste schijf te verlagen. Die belastingkorting is een betere maatregel in de ogen van de CDA-fractie dan de armoedemaatregel van € 100 voor elke groep onder een bepaald inkomensniveau. Maar er is één probleem. In het antwoord van de Staatssecretaris staat dat de belastingkorting voor iedereen is, behalve voor mensen die getrouwd zijn en alleen een AOW-uitkering hebben, omdat zij uit de belastingheffing getrokken zijn. Weliswaar is er een bescheiden verhoging van de AOW door de netto/ netto-korting, maar het is toch wel heel zuur dat precies deze groep geen gebruik zou kunnen maken van iets wat iedereen in Nederland krijgt, zeg ik vooral tegen mijn collega van de Partij van de Arbeid. Werkloos of werkend, met een minimuminkomen of een inkomen van twee ton, dat maakt niet uit; iedereen krijgt die € 150, behalve de getrouwde AOW’er die alleen AOW heeft of een heel klein aanvullend pensioen. Deelt de Staatssecretaris de opvatting dat dit niet de bedoeling is? Is de regering bereid om met een nota van wijziging te komen, om ervoor te zorgen dat deze groep, van circa honderdduizend personen, ook aanspraak kan maken op de volledige korting?

Over de accijnzen is al veel gezegd, vooral in het debat dat ik met mevrouw Neppérus had. Volgens de Staatssecretaris is er dit jaar sprake van een tegenvaller van 800 miljoen euro; voor de helft bij de brandstofaccijnzen en voor de helft bij tabaksaccijnzen. Het verhogen van de accijnzen heeft dus geleid tot een stagnerende en zelfs iets dalende accijnsopbrengst in het afgelopen jaar. De redenen daarvan zijn volgens de regering nog onduidelijk, maar volgens mij vrij duidelijk. Als grensstreekbewoner wil ik het geheim best verklappen. Door mijn buren word ik voor gek aangezien dat ik in Nederland tank met mijn benzineauto. Ik heb vaak haast, dus ik ga geen rondjes rijden, maar ik heb de omzetgegevens van de tankstations kunnen bekijken en er wordt geen benzine meer getankt in de grensstreek. Ik woon in Enschede.

Als we de diesel ook nog duurder gaan maken dan in Duitsland, terwijl wij voor 80 miljard handel hebben met Duitsland, zodat die vrachtwagens toch al heen en weer rijden, met een tank van 1.000 liter eronder, dan weten wij toch waar zij gaan tanken? Het zijn Nederlandse transportbedrijven, dus als het over de grens 2 cent goedkoper is, dan weet men heel goed waar zij tanken, zeker in een business waar de winstmarges onder zeer grote druk staan, maar dat is een ander debat, dat wij met Minister Asscher kunnen voeren.

Denkt de regering echt 300 miljoen extra op te halen of zitten we hier gewoon een spelletje voor de heer Rehn op te voeren? We moeten er een hogere raming in doen. Dat kan. Iedereen moet meer betalen. Ondertussen tanken we in Duitsland en moeten we eigenlijk gewoon een bloemetje krijgen van mevrouw Merkel en van de Belgische regering, omdat we hun kas spekken. Daar stijgen de accijnsopbrengsten, bij ons dalen of stagneren ze.

De Staatssecretaris heeft de externe studies naar de gedragseffecten aan de Kamer laten zien, maar waar zijn de studies die de regering zelf gedaan heeft? Waar zijn de memo’s? Is er echt geen interne memo of mail te vinden over de grenseffecten van alle accijnzen, behalve dan de autobrief en die over de rode diesel? Daar hebben we Kamervragen over gesteld. Wordt er bij de Belastingdienst en het ministerie niet uitgezocht wat er gebeurt als zich een tegenvaller voordoet van maar liefst 800 miljoen? Vindt de Staatssecretaris het verhogen van de accijnzen een betrouwbare inkomstenpost, gezien dit alles?

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik zit geboeid te luisteren, maar tot wanneer zat het CDA ook alweer in het kabinet?

De heer Omtzigt (CDA): Voorzitter, voor zover ...

Mevrouw Neppérus (VVD): Mag ik mijn vraag afmaken?

De heer Omtzigt (CDA): Oké.

Mevrouw Neppérus (VVD): De heer Omtzigt staat te springen. Dat mag hij doen. Dan springt hij bijna naar Duitsland toe. Laat ik even serieus zijn. Het CDA zat in het kabinet-Rutte I. Het CDA was zeer betrokken bij het Lenteakkoord, waarin ook sprake was van accijnsverhogingen. Nu worden er allemaal vraagtekens gezet bij de verhogingen van toen. Ik heb die toen in het Kamerdebat echter niet gehoord. Ik vind dat men kritisch mag zijn en dat men zeker vragen mag stellen over grenseffecten. Ik heb het echter eerder, in mei, gehad over een klontje boter. Ik denk dat ik dat klontje weer moet noemen. Op welke wijze gaat de heer Omtzigt zijn eigen positie van destijds hierbij betrekken? In de tegenbegroting staat volgens mij ook nog het een en ander. Laat ik me echter op het eerste concentreren.

De heer Omtzigt (CDA): Over de tegenbegroting kan ik heel helder zijn: hierin draaien wij de verhoging op lpg en diesel terug. Laat daar geen enkel misverstand over bestaan. Die verhoging wordt teruggedraaid.

Mevrouw Neppérus (VVD): Die andere dus niet?

De heer Omtzigt (CDA): Welke niet?

Mevrouw Neppérus (VVD): Voorzitter, ik stel vast ...

De heer Omtzigt (CDA): Voorzitter, ik heb hierover ...

De voorzitter: Ho, het gaat hier wel gestructureerd. Mevrouw Neppérus heeft een vraag gesteld en dan mag de heer Omtzigt antwoorden. Wil hij ondertussen zijn microfoon even uitzetten? Het woord is aan mevrouw Neppérus.

Mevrouw Neppérus (VVD): Dank u voorzitter. Ik stel vast dat de heer Omtzigt in zijn betoog net enorme woorden sprak over de accijnsverhogingen die er zijn geweest en die al gelden, met steun van de VVD – daar doe ik niet ingewikkeld over – maar ook met steun van de partij van de heer Omtzigt. Die worden in zijn stukken niet teruggedraaid. Ik vraag hem om het verleden ook hierbij te betrekken.

De heer Omtzigt (CDA): Het lukt ons niet om naast de verhoging, ook nog de verhoging van vorig jaar terug te draaien. Dat is volstrekt helder. Degene die nu denkt dat wij posters in het land zullen plakken waarop staat «u krijgt allemaal € 1.000 belasting terug», moet zich even bij een andere partij melden in deze Kamer. Ik kan wel een adres geven. Dan wil ik nog iets zeggen over het tweede ...

De voorzitter: Mevrouw Neppérus, laatste instantie.

De heer Omtzigt (CDA): Mag ik even uitpraten, voorzitter?

De voorzitter: Excuus, ik dacht dat u klaar was en dat u met een ander punt begon.

De heer Omtzigt (CDA): Nee. In het debat over het Lenteakkoord heeft de CDA-fractie helder aangegeven dat er wat haar betreft een andere dekking geweest zou zijn dan de 250 miljoen extra die binnengehaald zou worden door het afschaffen van de rode diesel. Wij zijn er klip-en-klaar over geweest dat dit onderdeel was van een pakket. Dat gedeelte was voor ons de prijs van het pakket, maar wij waren het er niet mee eens. Nu zien wij ook dat het niets oplevert. Bij ons bestaat dan wel dat voortschrijdende inzicht dat het wellicht verstandig is om de accijnzen dit jaar niet verder te verhogen en om al helemaal niet de prijs van diesel te brengen boven het niveau van Duitsland. Van alle accijnsmaatregelen die ik zie, vind ik die misschien de meest verbazingwekkende. Je kunt namelijk op je klompen aanvoelen dat die niets zal opleveren.

Mevrouw Neppérus (VVD): Mijn verbazing neemt hier alleen maar toe. Ik zeg nogmaals dat het CDA bij alles betrokken was. Ik mis een voorstel om de verhogingen waar het toen voor was, terug te draaien. Wellicht vond het CDA de maatregel van de rode diesel toen niet leuk, maar op de rest van de voorstellen heeft het toen geen kritiek gegeven. Dat er nu zorgen zijn, begrijp ik. Ik vind wel dat je enige terughoudendheid mag betrachten als je verder, even los van de verhoging, geen voorstellen voor aanpassingen doet.

De heer Omtzigt (CDA): Ik vind dat onze begroting getuigt van veel meer realiteitszin dan de huidige. Ik zal eens bekijken wat de belastingverhogingen die door deze coalitie worden voorgesteld, opleveren. Het is werkelijk een grote zorg van de CDA-fractie. Het gaat ons erom dat de begroting echt sluitend wordt.

Wij maken dus niet alleen een inschatting of het de juiste maatregelen zijn. Er zijn ook maatregelen waarmee je het misschien niet eens bent, maar waarvan je je wel kunt voorstellen dat die worden genomen. Maar over deze maatregel denkt de CDA-fractie oprecht dat die uiteindelijk ook niets zal opleveren. Het is immers geen milieumaatregel, maar een maatregel om extra belastinginkomsten te genereren. Ook wij wilden dat het tekort teruggebracht zou worden tot 3%. Daarover kan geen misverstand bestaan. Dan zal ik ook beoordelen of deze maatregel in onze ogen daartoe een bijdrage levert. En dat doet die niet. Dat is een behoorlijk groot probleem.

De heer Groot (PvdA): Er zullen ongetwijfeld grenseffecten zijn voor de brandstofsector, maar ik probeer nu even het belang te duiden van de heer Omtzigt als vertegenwoordiger van de grensregio’s. Je kunt zeggen dat die accijnsverhoging toch vooral zal moeten worden opgebracht door mensen uit de Randstad. Mensen die in de grensstreken wonen, kunnen immers goedkoper tanken dan mensen die in de Randstad wonen. Het alternatief is dat andere belastingen omhoog zouden moeten, waardoor mensen in de grensstreken meer zouden moeten gaan betalen. Welke belangen dient de heer Omtzigt nu dus uiteindelijk? Volgens mij is het immers een maatregel waarmee de bewoners van de grensstreken er relatief op vooruitgaan.

De heer Omtzigt (CDA): Dat klopt. De mensen die aan of op de grens wonen, hebben hier geen last van. Ik ben hier echter niet alleen gekozen voor de mensen die precies op 100 meter van de grens wonen. Ik ben er als belastingwoordvoerder verantwoordelijk voor dat de essentiële diensten, die ook deze regering wil betalen, ook daadwerkelijk betaald kunnen worden, of het nu onderwijs, wegen, defensie of politie is. Het is mijn sterke vermoeden dat volgend jaar de opbrengsten uit dieselaccijnzen in dit land zullen dalen. Dat geef ik de heer Groot mee. Als hij met deze maatregel instemt, zal hij nu een tegenvaller moeten inboeken. Ik zal hierop terugkomen in april en bij de voorjaarsnota in juni. Ik zal erop terugkomen bij de bijstelling in de ramingen die we zullen krijgen. Dit kan worden voorzien. Dan is het dus anders dan bij andere belastingverhogingen, waarbij zich wel eens wat effecten voordoen die we hier niet voorzien hadden. Daarom waarschuw ik daarvoor. Ik hoop dat de collega’s dat ook gewoon willen zien. Als u bij mij langskomt, ziet u dat er op de A1 twee rijstroken ...

De voorzitter: Ik geloof dat u de heer Groot langs wilt hebben, en niet mij.

De heer Omtzigt (CDA): Voorzitter. De hele Kamercommissie is welkom! De A1 heeft één grote rijstrook met vrachtwagens en één met auto’s. Er zijn zo veel vrachtwagens omdat Nederland en Duitsland zeer grote handelspartners zijn. De grens tussen Nederland en Duitsland is één van de drukste grenzen ter wereld. Al die vrachtwagens tanken op dit moment in Nederland. Na de invoering van deze maatregel gaan ze allemaal in Duitsland tanken. Het maakt hun helemaal niet uit of ze vijf kilometer voor of vijf kilometer na de grens stoppen. En wie is daar het slachtoffer van? De Staatssecretaris van Financiën die zijn geld moet ophalen. Dat probeer ik hier te voorkomen. Niets anders!

De heer Bashir (SP): Ik ben het helemaal eens met de heer Omtzigt. Niet alleen de Staatssecretaris en de schatkist zullen hier slachtoffer van zijn, maar ook de ondernemers in de grensregio’s. De heer Omtzigt komt ook uit een grensregio. Zal het inderdaad ook een probleem opleveren voor de ondernemers? Het zal immers een kaalslag in de regio’s betekenen. Als de lokale onderneming weggaat, waar heel veel mensen terechtkunnen voor de boodschappen, zal ook de leefbaarheid achteruitgaan. Hoe kijkt het CDA daartegen aan?

De heer Omtzigt (CDA): Ik moet toegeven dat ik het met de SP eens ben, in die zin dat ik nu al in de grensregio merk dat hele stromen van bezoekers zich aan het verleggen zijn als gevolg van een combinatie van een aantal zaken die goedkoper zijn in Duitsland. Een aantal steden in de grensregio, zoals Roermond, Venlo en Enschede, had tot nu toe te maken met vrij grote groepen Duitsers die inkopen deden in Nederland, omdat er bijvoorbeeld een aantrekkelijk winkelcentrum is en een aantal zaken in Nederland goedkoper is. Ik noem de koffie waarop de Duitsers een belasting heffen die wij niet hebben. Ook de Duitsers doen wel eens dat soort dingen. Je ziet dat het nu wel eens zou kunnen veranderen. Als je op een zaterdag over de grens gaat winkelen, bijvoorbeeld in Gronau, dan zie je op een parkeerplaats van een Aldi of een Lidl meer Nederlandse dan Duitse kentekens. Dan weet je precies waar de btw en de accijnzen terechtkomen.

Voorzitter. Mijn volgende onderwerp is propaangas. Wij vroegen naar een vergelijking; niet van de accijnsdruk op propaangas en lpg maar van de belastingdruk. Die zouden we graag voor de tweede termijn krijgen. Propaangas valt onder 21% en aardgas valt onder 6%. Het zou dus prettig zijn om een vergelijking te hebben tussen mensen die aardgas gebruiken en mensen die propaangas gebruiken. Mijn fractie zou het prettig vinden als die twee niet al te ver uit elkaar lopen. Ik krijg graag een vergelijking van landen in Zuid-Europa, waar propaangas nog wat meer voor verwarming wordt gebruikt dan in Nederland, omdat er meer bergregio’s en onherbergzame regio’s zijn. Wordt in landen zoals Spanje en Italië één accijnstarief gehanteerd of hanteert men daar twee accijnstarieven, dus voor propaangas en voor lpg? Dan weten we ook iets over de uitvoerbaarheid. Ik druk de Staatssecretaris op het hart om daar goed op te letten en om te bekijken of deze verhoging gedeeltelijk dan wel geheel ongedaan kan worden gemaakt. Ik ben het eens met een aantal voorgaande sprekers dat het best onredelijk is dat je veel meer kwijt bent als je niets anders kunt dan op propaangas te verwarmen. Ik ga door naar de stamrechtvrijstelling. De Kamer is het daar min of meer over eens, maar het idee wordt niet echt goed uitgevoerd. Vorig jaar vroegen verschillende partijen om te kijken naar beklemd vermogen. Door regels te laten vervallen, krijgen mensen de vrijheid om bestedingen naar voren te halen. Het CDA juicht de regeling voor oude stamrechten dan ook van harte toe. De belastingplichtige is vrij om het stamrecht ineens of in delen te laten uitkeren. Bij een uitbetaling ineens geldt een tarief van 80% van het reguliere tarief. Dan leg je de verantwoordelijkheid en de vrijheid terug bij de belastingplichtige. Vanaf 2014 slaat de Staatssecretaris echter compleet door. Dan wordt zelfs de hele stamrechtvrijstelling afgeschaft terwijl het huidige systeem, waarin niet het stamrecht zelf maar de uiteindelijke uitkering wordt belast, is gebaseerd op rechtvaardigheid en een heffing naar draagkracht. Het volgende stuk sla ik even over, want dat heb ik in een interruptie van de heer Koolmees gebruikt. In grensoverschrijdende situaties kan het nog veel erger zijn. Inwoners van België of Duitsland met een Nederlands stamrecht betalen nu geen premies, omdat ze immers niet in aanmerking komen voor een Nederlandse uitkering. Door het vervallen van de stamrechtvrijstelling moeten zij wel premies volksverzekering in Nederland gaan betalen. Heeft de Staatssecretaris dit wel beoogd? Verder verwijs ik naar de vragen die VNO-NCW heeft gesteld over het overgangsrecht en naar een vraag die het CNV heeft ingebracht, die als volgt luidt. Als je op dit moment al een vastgesteld sociaal plan hebt waarbij stamrechtuitkeringen normaal in januari of februari kunnen worden gestort, is er dan een mogelijkheid om deze binnen het overgangsrecht te brengen? Of verwacht de Staatssecretaris dat al deze mensen de zaak nog in no-time gaan bijstellen? Ik denk dat zaken die per heden – dus niet zoals het CNV voorstelt per 15 november – zijn aangemeld bij het Ministerie van Sociale Zaken, intact moeten worden gelaten. Alles wat vanaf morgen wordt aangemeld is dan jammer.

Ik kom te spreken over de vrijstelling van de schenkbelasting. Op zich is dat een goed voorstel, maar wij vinden de verhoging van € 50.000 naar € 100.000 toch niet het meest prangende. Er zijn weinig mensen die elk van hun kinderen vrij € 100.000 kunnen en willen schenken. Dan zijn er ook nog banken die soms boeterente in rekening brengen. Geldt dat nu voor alle banken? Wij stellen de Staatssecretaris voor om ons oorspronkelijke amendement bij de wet, waarover ik vandaag al een discussie heb gevoerd met mevrouw Neppérus, te bekijken. Daarmee kan de schenking over vier jaar worden gespreid. Dat is voor veel mensen een veel betere oplossing, ook voor mensen die een wat normaler inkomen hebben. Tot slot zijn er de restschulden die eronder vallen. Als wij het goed zien, vallen de restschulden eronder als je naar een ander koophuis gaat. Als je naar een huurwoning gaat terwijl je nog een restschuld hebt, vallen ze echter niet meer onder de aftrekbaarheid en dus ook niet meer onder deze schenkingvrijstelling. Dit betreft niet zo’n heel grote groep, maar het zou wel fijn zijn als deze groep er ook voor in aanmerking komt. Iemand zou dan geen belasting hoeven te betalen als een ander hem uit de schulden wil helpen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Dat is een goed punt. De heer Omtzigt stelt voor om het over vier jaar te spreiden. Je zou ook kunnen zeggen ...

De voorzitter: Ik verzoek de heer Omtzigt nog een keer om de microfoon uit te doen. Ik doe dat niet om flauw te zijn, maar vanwege de camera’s. Degene van wie de microfoon aanstaat, is voor de mensen thuis in beeld. Het is wel zo handig als dat dan de spreker is.

De heer Dijkgraaf (SGP): Het gaat over de spreiding over vier jaar. Stel dat mensen een kind hebben van bijvoorbeeld achttien jaar en dat dit kind nog geen huis heeft, maar wel van plan is om volgend jaar een huis te kopen. Zou het bedrag dan ook mogen worden gespreid over die periode, zodat je kinderen die je in 2014 nog niet kunt helpen, later kunt helpen, aangezien ze dan wel een huis hebben?

De heer Omtzigt (CDA): Ja. Wij vinden ook dat bouwsparen moet worden geïntroduceerd. Daar zullen we het later een keer over hebben. Ik kan mij voorstellen dat je, als je bouwsparen introduceert, er ook een soort schenkingsfaciliteit in stopt. Maar inderdaad biedt het ook soelaas als je er drie jaar gebruik van kunt maken en een en ander over die drie jaar kunt spreiden. Ik zou de technische uitwerking daarvan even moeten bestuderen. Ik vind het jammer dat we het hier hebben over een beleidsbesluit, want we kunnen zo’n beleidsbesluit best lastig terugdraaien. Die spreiding is hierbij wel heel belangrijk, omdat dan ook middeninkomens er gebruik van kunnen maken. Maar van alle brieven die wij kregen, vonden wij de grens van € 50.000 niet de meest knellende; laten we het zo maar voorzichtig uitdrukken. Wij vonden het wel prettig dat deze regeling door iedereen kan worden gebruikt, dus ook door bijvoorbeeld een tante met of zonder kinderen die iets voor haar neefjes of nichtjes wil doen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Stel dat ouders al een ton geleend hebben aan hun kinderen, opdat die kinderen een huis kunnen kopen. Dan is het de vraag of ze gebruik mogen maken van deze regeling als ze die ton kwijtschelden. Volgens mij hangt dat af van de interpretatie van de regelgeving. Als je datgene wat er nu staat, letterlijk interpreteert, zou je eerst een ton moeten overmaken en zouden die kinderen dat bedrag dan weer als aflossing moeten boeken. Maar dan moet je wel een ton cash hebben. Valt kwijtschelding van een huidige lening volgens de heer Omtzigt ook eronder?

De heer Omtzigt (CDA): Wij hebben die vraag in het verslag reeds gesteld. Als ik die antwoorden goed heb gelezen en goed heb herinnerd, dan valt dat eronder. Wat dat betreft, is het prima als de kwijtschelding van leningen die onderhands zijn aangegaan, ook eronder valt. Dat is wel zo logisch. Ik overweeg overigens om op dit punt opnieuw een amendement in te dienen tijdens de plenaire behandeling. Voorzitter. Ik kom op duurzame energie. Het is positief dat de regering duurzame energie wil stimuleren, maar zij doet dit wel met een buitengewoon ingewikkelde regeling met buitengewoon weinig geld. Windenergie wordt in de SDE-plus al met 4 cent gesubsidieerd. Een nieuwe regeling geeft 7,5 cent meer dan nodig is, en dat vind ik niet wenselijk. Waarom is de fiscale korting niet beperkt tot zonne-energie, aangezien windenergie genoeg wordt gesubsidieerd? De «postcoderoos» is een nieuw begrip voor de Belastingdienst. Op dit punt kunnen we weer een leuke training opzetten voor de BelastingTelefoon, zo van: waar woont u, dan kan ik uw postcoderoos meedelen. We hebben de postcoderoos binnenkort niet meer nodig voor de postbezorging, want die schaffen we af op maandag en andere dagen, maar dan kunnen we hem toch nog ergens voor gebruiken. Het is wel een bedenksel uit Den Haag. Is een gemeentegrens niet makkelijker? Zijn andere zaken daar niet wat makkelijker onder te brengen?

Het CDA wil projecten ook op lange termijn zekerheid geven en vraagt zich af hoe hard die toezegging is. De regering heeft al bij de introductie hiervan gezegd: als er te veel gebruik van gemaakt is, zullen wij het op een verantwoorde manier afschaffen. Dat is wel erg kort door de bocht. Kan de Staatssecretaris hierop een langeretermijnvisie geven? Wat ons betreft had de regeling ook dichtgeschroeid mogen worden, zowel voor installaties die een landelijke subsidie genoten hebben als voor installaties die een provinciale subsidie genoten hebben. Het wordt nu immers wel heel interessant om zonnepanelen die met forse provinciale subsidies zijn aangeschaft, onder te brengen in een vve of te verkopen aan een vve en dan te zeggen: leuk, dit is een lokaal initiatief, dus we krijgen er nog een keer belasting over. Het hele idee hiervan was het stimuleren van nieuwe installaties en niet het herlabelen van gebruikte installaties om die opnieuw onder een soort subsidieregeling te brengen. Dat laatste lijkt mij niet zo prettig.

Op het punt van de autobelastingen sluit ik mij aan bij de heren Van Vliet en Bashir. Ik wil hierover ook een voorstel doen. Ik kan mij vinden in de overgangsregeling voor oldtimers die op benzine rijden, maar ik heb moeite met de overgangsregeling voor diesel en lpg. Ik heb ook ingestemd met de motie van de heer Bashir. Het probleem doet zich voor bij de dieselauto’s tussen de 25 en 30 jaar oud. Het gaat hierbij om Mercedessen met een verchroomde plaat, die nog prima rijden en die geweerd zijn uit Duitsland.

Is er een overgangsregeling mogelijk voor diesel- en lpg-auto’s die tussen de 30 en 40 jaar oud zijn? Als dat mogelijk is, zouden we volgens mij een hoop kou uit de lucht halen bij bijvoorbeeld de club van landroverrijders. Deze mensen hebben meestal een traditionele landrover en, geloof mij, een landrover van 35 jaar oud gebruik je niet om mee naar je werk te rijden, tenzij het heel hard stormt natuurlijk.

De leidingwaterbelasting schijnt een voor Nederland cruciale belasting te zijn. Het is verder ook cruciaal dat we deze belasting verdubbelen en dat we het maximum ervan afhalen. Ik zou eigenlijk wel willen weten wie dit bedacht heeft. De onderhandelingsstukken daarover intrigeren mij echt. In welke tegenbegroting staat dit, mijnheer Koolmees? We gaan op leidingwater meer belasting heffen dan op gokken, want de gokbelasting is 29% en de leidingwaterbelasting straks een procent of 40 en in een aantal andere gevallen zelfs nog hoger. En, oh ja, de onlinegokbelasting gaat omlaag naar 20%! Het levert ook nog eens grote problemen op voor de industrie.

In het schriftelijk overleg kwam niet naar voren welke andere landen ook een leidingwaterbelasting heffen. Ik ben heel benieuwd welke landen dat zijn en welk milieuprobleem ermee wordt opgelost. Het leidt tot grote problemen voor de landbouw, de voedselverwerkende industrie die graag met schoon leidingwater werkt, de ziekenhuizen en de recreatiesector. Het gaat om miljoenen en nog eens miljoenen aan extra lasten. Is de Staatssecretaris bereid om in overleg te gaan met de waterleidingbedrijven en de sectoren om te kijken of er een heffing mogelijk is die ongeveer oplevert wat hij wil, maar die ongewenste effecten voorkomt? Ik denk dan bijvoorbeeld aan bedrijven die zich ergens anders vestigen en aan ziekenhuizen die iets moeten gaan doen.

Ik sprak tot nu toe over het Belastingplan, maar het is ook belangrijk om de OFM erbij te nemen. In de OFM staat een mooi voorstel, namelijk dat een waterleidingbedrijf met maximaal 1.000 aansluitingen geen waterleidingbelasting hoeft te betalen. Dat biedt natuurlijk geweldige kansen aan Hoogovens, Tata Steel. Als je op grond van dit voorstel je eigen waterleidingbedrijf opricht met één aansluiting, hoef je namelijk in het geheel geen belasting te betalen. Die mogelijkheid zit op dit moment in het Belastingplan. Voor de grote bedrijven zit de loophole dus al in het Belastingplan! Was dat de bedoeling? Zo niet, was het dan niet logischer geweest om met een voet dan wel met een drempelvrijstelling te werken? Als we zo doorgaan, drukt deze belasting alleen op het mkb en de grote zorginstellingen.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik zeg toch ook nu maar weer iets over de leidingwaterbelasting, want klaarblijkelijk houdt het de gemoederen echt bezig.

Ik hoor de heer Omtzigt zeggen dat hij niet snapt welk milieuprobleem hiermee wordt opgelost. Ik kan me voorstellen dat je heel veel bezwaren hebt tegen die belasting, ook al zijn het de mijne niet, maar ik neem toch ook aan dat de heer Omtzigt weet welk milieuprobleem met zo’n belasting kan worden opgelost. Dat we met een fiscale prikkel de waterschaarste proberen aan te pakken lijkt me evident. Of denkt de heer Omtzigt wellicht dat fiscale prikkels sowieso een ineffectief middel zijn om dergelijke doelen te bereiken?

De heer Omtzigt (CDA): Je kunt hiervoor natuurlijk best een fiscale prikkel inzetten. Tot een paar jaar geleden kenden we de grondwaterbelasting. Die hebben we echter afgeschaft, omdat de milieudoelstelling, het tegengaan van verdroging, in de verste verte niet werd gehaald. Er is verder in Nederland niet een enorm tekort aan leidingwater. Voor bepaalde sectoren is het zelfs fijn dat er leidingwater beschikbaar is. Zo stel ik het zeer op prijs dat de voedselverwerkende industrie en de agrarische sector voor reinigingsdoelen grondig gereinigd leidingwater gebruiken in plaats van oppervlaktewater. Het gaat dan immers om voedsel dat wij later eten. Ik vrees al met al dat het problemen veroorzaakt en geen problemen zal oplossen.

Ik heb overigens nog niet gezien dat wij net als in andere delen van de wereld een gebrek hebben aan water. Als de heer Van Ojik mij aangeeft waar dat gebrek zich voordoet, dan wil ik best met hem meedenken over regulatie van het watergebruik, ook door middel van belastingmaatregelen. Voorlopig moeten we in dit land vooral pompen om onze voeten droog te houden en dit probleem is dan ook zeker niet zo groot dat het een belasting van 40% rechtvaardigt. Dow Chemical in Terneuzen zou hierdoor straks wel eens een miljoen of vijf kunnen gaan betalen en dat bedrijf zou daarom best eens kunnen besluiten om in Antwerpen te gaan zitten. Dat is de reactie die je dan zult zien.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Over dit laatste punt hebben wij het eerder gehad in de discussie met de heer Groot. Niemand is erop uit om bedrijven te laten omvallen. Als bedrijven die nu kennelijk € 50 belasting betalen – als ik Het Financieele Dagblad mag geloven – straks 5 miljoen euro gaan betalen, zegt dat naar mijn idee vooral iets over het excessieve gebruik van water door die bedrijven. Wij verschillen echt van mening over de stelling dat waterschaarste in Nederland geen probleem is. Waterschaarste is inderdaad een mondiaal probleem, dat zich eveneens in Nederland voordoet. De VVD vindt dat wij prikkels moeten inbouwen om zuinig te zijn met water. Ook de Partij van de Arbeid is daarvoor. Het zou toch normaal zijn dat ook het CDA erkent dat met dit soort fiscale prikkels schaarste te lijf kan worden gegaan?

De heer Omtzigt (CDA): Je zou dat kunnen doen, als het Europees wordt aangepakt. Ik denk dat dit er ten eerste toe zou leiden dat er een heleboel waterleidingbedrijven opgezet worden om deze belasting te ontlopen en ten tweede dat bedrijven zich gaan verplaatsen. Het zou misschien minder gebruik als klein neveneffect hebben, maar voor de huishoudens is de prikkel misschien net nog niet hoog genoeg, zeg ik in alle eerlijkheid. Gaat men voor die € 0,30 echt kijken of men een liter minder uit de kraan kan laten lopen? Dat is een bijkomend probleem. Het is daarmee net als met het bier. Ik denk niet dat door de verhoging van de accijns op bier, het feit dat er 1 cent extra op een glas bier wordt gezet, het alcoholisme in Nederland bestreden zal worden. Als je dat wilt doen, moet je de bierprijs echt verdubbelen of verdrievoudigen én grenscontrole invoeren. Datzelfde probleem speelt hierbij een beetje. Ik zie het dus als een vrij ordinaire lastenverhoging, waar grote bedrijven onderuit kunnen komen. Ik ben heel benieuwd wat precies de bedoeling ervan is.

De voorzitter: Ik geef de heer Omtzigt mee dat hij nog ongeveer drie minuten spreektijd heeft.

De heer Omtzigt (CDA): Ik had wat meer aan de interrupties toegerekend.

De voorzitter: Onze griffier is daar buitengewoon strikt in, en drukt meteen op het knopje wanneer er een interruptie wordt geplaatst. Dat kunt u allemaal checken.

De heer Omtzigt (CDA): Kan de Staatssecretaris nog reageren op het aanvullend commentaar van het Register Belastingadviseurs op de nota naar aanleiding van het verslag bij het Belastingplan? Ik ga over tot de OFM, het punt van de vergoedingsrechten tussen echtgenoten. Kan de Staatssecretaris reageren op de vragen van de heer Vos in zijn artikel over het Belastingplan 2014? Het gaat om het volgende. Een echtgenoot krijgt een schenking van een ton, met een uitsluitingsclausule, en gebruikt deze voor de aflossing van de hypotheekschuld op de gemeenschappelijke eigen woning. De echtgenoot krijgt een vergoedingsrecht op de andere echtgenoot. Is de vergoedingsplichtige dan in eigenwoningschuld? Zo nee, hoe zit het dan in het geval dat de echtgenoten bij overeenkomst afwijken van de wettelijke regeling voor vergoedingsrechten? Wat zijn de gevolgen bij echtscheiding en bij het aflossen van de eigenwoningreserve?

Het volgende punt betreft het partnercriterium en de uitzondering voor familierelaties. Het is goed dat dit eindelijk wordt rechtgezet. Wij vragen ons af hoe de Staatssecretaris ervoor zorgt dat met terugwerkende kracht deze mensen alsnog de kinderopvangtoeslag kunnen ontvangen. Wij vinden het jammer dat het inkomen van de ouder, of van de broer of zus, meegenomen wordt. Als de Staatssecretaris dit dan toch terugdraait, vragen wij hem om meteen even te kijken naar een paar schrijnende gevallen waarbij een van de twee partners in een AWBZ-instelling verblijft en de ander werkt. Degene die werkt krijgt dan geen kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst Toeslagen, omdat degene die in de AWBZ-instelling verblijft – vaak gaat het om iemand die helemaal verlamd is; ik zal de aanwezigen de casussen besparen – geacht wordt voor de kinderen te zorgen. Maar je verblijft in Nederland niet zomaar in een AWBZ-instelling.

Kan de Staatssecretaris reageren op de vraag van mevrouw Engelbertink en de heer Schoenmaker in het Fiscaal Praktijkblad over de erfrechtelijke vruchtgebruiker? Heeft die door de verplichte annuïtaire aflossing geen hypotheekrenteaftrek meer? Mogen erfgenamen bij een vruchtgebruiktestament de schulden van een nalatenschap aftrekken, terwijl de bezittingen gedefiscaliseerd zijn?

Wat betreft de anbi-status sluit ik me aan bij de vraag van de heer Groot. De Wet aanpak toeslagen en fiscaliteit had ik graag op een ander moment behandeld. Dit is eigenlijk veel te veel, en dat geeft de Raad van State ook aan. Met alle schandalen die nu bijna wekelijks naar buiten komen, is het toch wel duidelijk dat er eerst een analyse moet liggen en dan pas een wetsvoorstel. Die analyse wil ik graag zien. Wat is er namelijk mis met toeslagen? Dat er 217 miljoen euro wordt afgeschreven. Dat 2 miljard is uitgekeerd, maar dat niet duidelijk is hoe die uitgave gecontroleerd zal worden. Dat er nog steeds geen VECOZO-controle is. Is er contact geweest met VECOZO of niet? Op die vraag zou ik toch antwoord willen hebben. Dat 100.000 mensen emigreren en er maar 20.000 aangifte doen. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is of hij een uitgebreide analyse kan geven van de rechtsbescherming van de burger onder de huidige wetgeving. Ik vraag met de heer Bashir: moet iemand zomaar 26 weken wachten op de eerste kinderopvangtoeslag? Dat kunnen veel ouders niet! Ik heb het dan niet zoals de heer Van Vliet over mensen die een overtreding begaan hebben. Nee, elke burger moet nu tot 26 weken wachten. Dat kan voor bepaalde gevallen gewoon niet. Wij willen graag een analyse van de huidige verhouding tussen de middelen van de Belastingdienst en de rechten van de burger, van alle uitbreidingen die in het wetsvoorstel zijn opgenomen van de middelen van de Belastingdienst, per maatregel de rechtvaardiging van deze uitbreiding en waarom dit geen uitbreiding van de rechten van de burger rechtvaardigt als alternatief voor de uitbreiding van de middelen van de Belastingdienst. Daarnaast wil ik graag weten of de Belastingdienst zelf ook iets gaat doen. Elke maand moeten alle werkgevers van Nederland alle inkomensge-gevens toeleveren aan de Belastingdienst. Die inkomensgegevens worden daarna niet gebruikt om vast te stellen of iemand te veel of te weinig toeslagen krijgt. Gebruik de gegevens die in huis zijn! We hebben er meer dan 1 miljard voor uitgegeven in dit land. Omdat ik geen tijd meer heb, wil ik bij de kritiek op het laatste wetsvoorstel, de wijziging percentage belasting- en invorderingsrente, zeg maar de creditcard van Staatssecretaris Weekers, de Staatssecretaris de vraag stellen of hij een bankvergunning dan wel een vergunning voor een creditcard heeft aangevraagd. Als je 8% rente in rekening brengt en je betaalt maar 3%, dan ben je volgens mij een bank of een creditcardmaatschappij, maar geen Belastingdienst. Vindt hij dit eerlijk? Ik doel hierbij vooral op die situaties waarin het belastingplichtige bedrijf met reële redenen betwist of er belastingheffing plaats moet vinden.

Mevrouw Neppérus (VVD): we hebben de afgelopen maanden de heer Omtzigt voortdurend horen praten over fraude met toeslagen. Er was te weinig gekeken naar fraude. Hij had daar zeker een punt, dat zeg ik er ook bij. Maar nu staat het woord service weer voorop en speelt fraude een tweede rol. Begrijp ik het goed dat hij het voorstel om een aantal maatregelen te nemen vandaag niet wil behandelen? Kan dat dan uitstel dulden? Is het nu service of is het fraudeaanpak? Graag helderheid.

De heer Omtzigt (CDA): Het is service aan de belastingplichtige en de toeslaggerechtigde die niets fout gedaan heeft. Op dit moment heeft de Belastingdienst – het is goed om dat eens recht te zetten – 9 weken de tijd om een toeslag toe te kennen of niet. Binnen een paar minuten kun je via het VECOZO-systeem bekijken of iemand een zorgverzekering heeft afgesloten. Dat is meer dan genoeg, maar dat wordt met dit wetsvoorstel opgerekt tot 26 weken! Wij vinden dat een uitstel met 13 weken een met redenen omkleed besluit moet zijn waartegen bezwaar gemaakt kan worden. Als je de gegevens niet aanlevert, dan heeft de Belastingdienst alle recht om een toeslag niet uit te keren. Maar als een burger alle gegevens aanlevert, dan mag het niet zo zijn dat hij er 26 weken op moet wachten. Daarom vind ik dat dat wel goed moet zijn. Het tweede punt is dat een groot deel van deze maatregelen niet eens per

1 januari kan worden ingevoerd, dat blijkt ook uit het wetsvoorstel zelf. Sterker nog, wij wachten nog steeds op de invoering van het ene rekeningnummer waar wij hier twee jaar geleden al toe besloten hebben. De uitvoering van de moties om dat via de woningbouwcorporaties te laten lopen dan wel via de kinderopvanginstelling, loopt nog steeds vast in het overleg. Kunnen wij dat even regelen?

Fraude mag aangepakt worden, maar pak dan ook fraude aan bij burgers die frauderen en controleer een stuk meer aan de voorkant. Hier is het gewoon het vullen van een gereedschapskistje met straffen, maar niet goed opletten wanneer je uitkeert. Alle schandalen die we de afgelopen weken gezien hebben, zoals de afschrijving van 270 miljoen en die

2 miljard van voor 2010 die wel is uitgekeerd maar niet gecontroleerd, laten zien dat we dat moeten aanpakken bij de Belastingdiensttoeslagen zelf. Je kunt dat de individuele belastingplichtige nauwelijks kwalijk nemen, tenzij hij zijn belastingaangifte niet heeft gedaan. In dat geval zou het CDA er voorstander van zijn dat iemand die jarenlang geen belasting- aangifte doet, uitgesloten wordt van toeslagen. Als je de belastingaangifte niet doet die je wel had moeten doen, dan vraag je om ellende. Daarom willen wij eerst een analyse en dan pas een verdere uitwerking van het plan. Wij denken dat er in dit wetsvoorstel onderdelen vergeten worden.

Mevrouw Neppérus (VVD): De heer Omtzigt heeft heel veel woorden nodig, maar ik concludeer dat de service en uitstel bij hem heersen over maatregelen.

De heer Omtzigt (CDA): Ik stel dan maar droogjes vast dat de VVD geen enkele interesse heeft om te bekijken hoe wij ervoor kunnen zorgen dat niet nogmaals honderden miljoenen worden afgeschreven, hoe wij ervoor kunnen zorgen – de antwoorden op de Kamervragen van vanmorgen – dat niet elk jaar 100.000 mensen uit Nederland vertrekken met onbekende bestemming. Onder hen bevindt zich de top van de henneptelers van Nederland. Slechts 20.000 van die 100.000 mensen doet belastingaangifte. Van geen van die 100.000 vragen wij naar het sofinummer in het nieuwe land. Dat betekent dat wij grote poorten van fraude laten openstaan. Ik heb niet de illusie dat het voorliggende wetsvoorstel daarop antwoorden biedt, terwijl dit probleem al jaren bekend was bij de overheid. De memo’s liggen er. Wij mogen die memo’s niet eens toegestuurd krijgen! Wij mogen ze alleen vertrouwelijk inzien. Wij mogen er niet uit quoten omdat het te erg is om te lezen! Ik zou ze graag lezen en ik zou er graag wat aan doen. Dat is de insteek van het CDA, en dat is die constant bij het aanpakken van fraude. Dan zou ook wat minder belastingverhoging nodig zijn dan onder dit kabinet, hoewel niet alle belastingverhoging kan worden voorkomen.

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik stel vast dat bij alle maatregelen die zijn genomen, het CDA jarenlang alleen maar over snelheid en service sprak, terwijl de heer Omtzigt nu hij echt iets kan doen, kennelijk nog nader studeert. Maar als het CDA goede ideeën heeft, staat de VVD daar altijd voor open. Wel willen wij zaken aanpakken, ook nu.

De heer Omtzigt (CDA): Ik stel vast dat de VVD met mij deelt dat er een wetsvoorstel zonder probleemanalyse ligt. Dat is heel bijzonder. Ik zou graag willen dat er een quote was waar ik nu op vastgepind word. Ik geef aan dat er negen weken waren om toe te kennen, maar dat er niet eens een straf op zit als de belastingtoeslag er langer over doet. Ik wil dat de problemen voor eens en altijd goed worden aangepakt. Als wij dit wetsvoorstel aannemen, hebben wij over een paar maanden weer een nieuw wetsvoorstel nodig om toeslagenfraude aan te pakken. Dat had in één keer gekund en daarvoor was hier de gelegenheid.

De heer Dijkgraaf (SGP): Wij zijn nog niet in de fase beland waarin wij definitieve conclusies kunnen trekken, maar gezien de positie van het CDA, dat nog nooit tegen een belastingplan heeft gestemd, en de wording van het akkoord, ben ik erg benieuwd hoe dit bij het CDA voelt. Wat is men van plan om uiteindelijk bij de stemmingen te gaan doen? Natuurlijk zullen er amendementen en moties worden ingediend en natuurlijk zal het CDA proberen om daar steun voor te krijgen, maar ik vind dit wel een mooi moment om te horen wat het CDA uiteindelijk met het Belastingplan gaat doen.

De heer Omtzigt (CDA): Wij hebben grote moeite met het Belastingplan dat er nu ligt. Dat heeft te maken met het feit dat er maatregelen in zitten waarvan het kabinet zelf toegeeft dat die 15.000 banen kosten. Wij denken dat de belastingen die hier worden voorgesteld, niet zullen worden opgehaald. In onze tegenbegroting doen wij voorstellen om dit verbe- teren. Als daar grote concessies aan worden gedaan, valt er met ons te praten, maar wij hebben zeer grote vraagtekens bij het huidige plan.

De heer Dijkgraaf (SGP): Zeker in het akkoord zitten grote concessies aan het plan van het CDA. Ik denk aan het terugdraaien van de afbouw van de algemene heffingskorting in de vierde schijf en het verlagen van de belastingtarieven in 2014: 1,5 miljard, dus drie keer zo veel als in de CDA-tegenbegroting, die voor 0,5 miljard deed in de tweede schijf. Natuurlijk zitten er ook dingen niet in: de 1 miljard aan inflatiecorrectie zit niet in het akkoord. Toch zitten er in het akkoord heel wat dingen die in de richting van het CDA-plan gaan. Ik kan mij bijna niet voorstellen dat een constructieve partij als het CDA tegen het Belastingplan gaat stemmen terwijl die dat nog nooit heeft gedaan en terwijl een beweging in de richting van de CDA-tegenbegroting is gemaakt.

De heer Omtzigt (CDA): Met de afbouw van de heffingskortingen is 3,9 miljard gemoeid vanaf 2017. Dat heeft niets te maken met het huidige plan, maar met de ombouw. Daarvan wordt 0,5 miljard teruggedraaid. Er blijft dus 3,4 miljard overeind. Nog geen 15% wordt teruggedraaid. Dat is een stukje in de goede richting, maar de heer Dijkgraaf kan toch onmogelijk zeggen dat dit een heel grote stap in die richting is. Dat is in de doorberekening te zien. Behalve een lastenverlichting stellen wij ook bijvoorbeeld een vrij forse verlaging van de WW-premies voor. De lasten op arbeid worden ook bij ons fors verlaagd en inderdaad passen wij de inflatiecorrectie wel toe. Ook bij ons wordt dat stuk dus verschoven, maar de heer Dijkgraaf heeft gezien dat mijn grootste kritiek op de verlaging van de eerste schijf ook het weglaten van de AOW was en niet zozeer dat je hem verlaagt. Het is op zichzelf een prima maatregel, anders hadden wij die ook niet voorgelegd. Maar dat soort verschillen van 3 à 4 miljard die voor de komende vier tot vijf jaar worden vastgelegd, hebben er niets mee te maken om uit deze crisis te komen. Wij hebben er moeite mee dat voor mensen met een inkomen van € 40.000 het marginale belastingtarief straks 49% is. Daar hebben wij grote moeite mee. Daar boeken wij wereldrecords mee.

De heer Dijkgraaf (SGP): Wij delen die ergernis over de marginale tarieven, maar ik constateer wel dat in de tegenbegroting van het CDA niet meer gedaan wordt om die marginale tarieven te verlagen dan in het akkoord. Ook ik heb voor de lange termijn nog veel meer wensen dan in dit akkoord zitten. Dat zal ik straks wel aangeven en dat deel ik met de heer Omtzigt. Maar dit zet een stap in de goede richting. Ik zou het CDA dan ook wel willen uitnodigen om hom of kuit te geven over wat nu de insteek is, met alle kritiek die er is. Wat gaat het CDA uiteindelijk doen als de handen omhoog gaan of beneden blijven?

De heer Omtzigt (CDA): Ik moet een misverstand uit de weg ruimen. In onze tegenbegroting laten wij wel degelijk de stappen in 2015, 2016 en 2017 in de afbouw van de algemene heffingskorting en de arbeidskorting niet doorgaan. Dat betekent dat wij een groot gedeelte van die operatie niet laten plaatsvinden. Dat staat natuurlijk niet in het beeld van 2014, want dat is het enige wat doorgerekend is. Maar ook daar zal van ons een amendement op komen om dat niet door te laten gaan. Ik hoop dat de SGP-fractie en de andere fracties in deze Kamer dat serieus overwegen, want het heeft niets te maken met het uit de crisis komen of nu naar 3% proberen te komen. Dat heeft te maken met een bepaalde ophoging van de marginale tarieven die wij in het kader van het ook wat overhouden van je werk onwenselijk vinden.

De heer Klein (50PLUS): Voorzitter. Het is een Belastingplan in twee stappen. De eerste is het Belastingplan met de aanvullingen naar aanleiding van het begrotingstekort. Wat ons opvalt, is dat het om belastingverzwaringen gaat, hoe je het ook wendt of keert. Belastingverzwaringen moeten ergens toe leiden: bereik je daarmee een maatschappelijk doel? Belastingen hebben een maatschappelijk doel dat je wilt realiseren.

Een van de doelstellingen voor ons zou zijn dat daarmee de economie en het consumentenvertrouwen een oppepper zouden krijgen en dat er herstel in Nederland zou komen. Kan de Staatssecretaris aangeven of dat nu daadwerkelijk het geval is? Ons beeld is dat het eigenlijk alleen maar belastingverzwaringen zijn die gericht zijn op het terugdringen van de overheidsschuld, terwijl we toch heel nadrukkelijk ook het pleidooi van Nobelprijswinnaar Robert Shiller hebben gehoord dat juist een verhoging van de overheidsschuld een extra stimulans kan geven aan de economie, waarmee de economie versterkt kan worden en Nederland uit de crisis kan worden geholpen. Daarna is de economische situatie beter en kunnen de belastingopbrengsten worden verhoogd, waarmee de extra overheidsschuld kan worden afgebouwd.

Een andere ontwikkeling is de participatiemaatschappij. Dat betekent dat meer financiële verantwoordelijkheid wordt neergelegd bij de burger. Ik wijs in dit verband op eigen risico’s. De burger moet echter wel in staat worden gesteld om die verantwoordelijkheid op zich te nemen. Dat betekent niet dat lasten verzwaard moeten worden, maar dat de grondslag moet worden verbeterd en dat lagere tarieven gehanteerd moeten worden. Hiermee wordt fiscale ruimte geboden, zodat de burger daadwerkelijk meer zijn eigen financiële afwegingen kan maken. Dat zien we in dit Belastingplan en de maatregelen tot nu toe van dit kabinet nauwelijks terug. Hoe gaat de regering dit broodnodige proces intensiveren? Hoe kan de Staatssecretaris richting aangeven om daadwerkelijk te komen tot meer verantwoordelijkheid en lagere lasten? Het baart 50Plus ook zorgen dat de vereenvoudiging van de fiscale wetgeving nog steeds niet goed op gang komt. De resultaten van Van Dijkhuizen worden steeds meer vooruitgeschoven: misschien ergens in april. Zoals de Raad van State heeft opgemerkt, moet het echt veel sneller. Dit kan ook veel sneller. Daarom roepen wij de Staatssecretaris op om zo snel mogelijk in actie te komen.

Vereenvoudiging is natuurlijk mooi. Maar als je gaat vereenvoudigen, moet je tevens een budget vaststellen om onbedoelde effecten te kunnen opvangen die zich naderhand kunnen voordoen. Je moet een soort reserve inbouwen, wil je dergelijke vereenvoudigingen gaan uitvoeren. Mochten die onbedoelde effecten zich naderhand niet voordoen, dan is dat budget weer beschikbaar voor andere dingen die wij nodig vinden. In de voorstellen zie je nog steeds dat de koopkracht blijft dalen. Juist de minima, de gepensioneerden en de AOW’ers met een klein aanvullend pensioen moeten opnieuw inleveren, meer nog dan in het scenario van de Miljoenennota. 50Plus vindt dat de lastenverlichting te veel gericht is op de hogere inkomens. Het niet doorgaan van de beperking van de algemene heffingskorting voor de vierde schijf is een voordeel voor de inkomens tot rond tweemaal modaal en daarboven. Het verlagen van het belastingtarief in box 2, het aanmerkelijk belang naar 22%, zou moeten leiden tot substantiële extra opbrengsten. Onduidelijk is echter waarop deze aanname is gebaseerd. Kan de Staatssecretaris een onderbouwing daarvan geven?

Een van de doelstellingen zou zijn dat de werkgelegenheid wordt bevorderd. Het verder structureel verlagen van de lasten op arbeid is dan ook nodig. Het verlagen van de eerste schijf is een eerste stap, maar dat lijkt een tijdelijke stap te zijn. Hoe ziet de Staatssecretaris dat in perspectief?

50Plus blijft van mening dat de verschuivingen van de bezuinigingen en lastenverzwaringen als gevolg van het begrotingsakkoord niet structureel zullen leiden tot betere koopkracht en betere vooruitzichten voor de werkgelegenheid. Er zijn ook ronduit desastreuze voorgenomen maatregelen. Onbegrijpelijk is het schrappen van de werkbonus. Dat zou een structurele opbrengst opleveren van 210 miljoen, maar hiermee breekt het kabinet de belofte dat mensen met lagere inkomens met veelal een zwaar beroep compensatie zouden ontvangen voor het plotseling verhogen van de AOW-leeftijd. Wij vonden en vinden dit met de FNV een nuttige maatregel in het beleid om langer doorwerken te stimuleren. Is de Staatssecretaris bereid om de arbeidsmarktpositie van deze kwetsbare groep van 61- tot 64-jarigen te verbeteren door de afschaffing van de werkbonus te heroverwegen?

De andere sprekers hebben het ook gehad over de afschaffing van de stamrechtvrijstelling. Eigenlijk is dat een bijzonder slechte en ondoordachte maatregel. Het levert niets op, alleen maar tijdelijk doordat je iets naar voren weet te halen, maar op termijn gaat het je uiteindelijk geld kosten. Veel erger is dat er wordt geconstateerd dat door het afschaffen van de stamrechtvrijstelling een ontslaguitkering nog maar beperkt kan worden gebruikt voor het vullen van pensioengaten. Ook de mogelijkheid voor oudere ontslagen werknemers om een eigen bedrijf te beginnen met deze stamrechtvrijstelling als achtervang, wordt slechter. Hoezo bevorderen van werkgelegenheid en economische zelfstandigheid? Afschaffing van de stamrechtvrijstelling betekent, zoals de Raad van State terecht opmerkt, een aanzienlijke lastenverzwaring voor ontslaguitkeringen. Kan de Staatssecretaris alle onduidelijkheden, zoals ook genoemd in het commentaar van VNO-NCW van 25 oktober, wegnemen? Het afschaffen van de stamrechtvrijstelling heeft ook tot gevolg dat vanaf 1 januari ontvangen vergoedingen in box 1 zullen vallen, dus gewoon onder de inkomstenbelasting. Dit kan leiden tot pensioengaten als gevolg van ontslag. Mensen van wie nu al bekend is dat het ontslag na 1 januari 2014 plaatsvindt, zijn uiteraard bezorgd. Dit gebeurt nu individueel, maar ook in reorganisaties met meerdere ontslagrondes. Deze groep wordt nu geconfronteerd met een onevenredige achteruitgang ten opzichte van de directe collega’s. 50Plus ondersteunt het pleidooi van de FNV in de brief van 21 en 23 oktober om een fatsoenlijk overgangsrecht voor deze specifieke groep te regelen.

50Plus vindt het overigens ook getuigen van behoorlijk onbehoorlijk bestuur dat werkgevers die nog voor 1 januari willen reorganiseren om de werknemers het fiscale voordeel bij een gouden handdruk te gunnen, de pas wordt afgesneden. De nieuwe regels rondom de gouden handdruk worden immers zo aangepast dat de eenmalige ontslagvergoeding voor 15 november moet zijn overgemaakt. Daarvoor is het in vrijwel alle gevallen nu te laat. Dit is totaal niet te rijmen met het streven van het kabinet om mensen soepel van werk naar werk te begeleiden. In dat opzicht is er ook nog een vraag – de heer Omtzigt had het er ook over – over de discriminatie van de Nederlandse ingezetenen in het buitenland die op een gegeven moment extra zullen moeten betalen omdat de verrekening van de 31,15% premies volksverzekering uit de ontslagvergoeding betaalt gaat worden. Dat is een discriminatie in vergelijking met de gewone Nederlanders die een ontslagvergoeding krijgen.

Bovendien vindt de fractie van 50PLUS het uitermate onrechtvaardig dat de ontslagvergoedingen door het wegvallen van die stamrechtregeling onder de ib kunnen vallen. Dat kan ertoe leiden dat de betrokkene door de werkgeversheffing getroffen gaat worden, de zogenaamde crisisheffing, omdat ze eenmalig door de ontslagvergoeding een veel hoger inkomen hebben. Hoe kan de Staatssecretaris dit onbedoelde neveneffect tegengaan? Dit betekent dat als je inkomen ineens hoger is, je werkgever een extra belasting kan gaan betalen, wanneer ze boven die 150 komen. Mocht dat niet het geval zijn, dan hoor ik dat graag en hoor ik ook graag dat de bedrijven niet op extra kosten worden gejaagd.

De fractie van 50PLUS kan weinig begrip opbrengen voor de accijnsverhogingen op brandstoffen, met name voor die op lpg en propaangas. Hiermee wordt het milieu nadrukkelijk niet gediend. Propaangas zal nu zwaarder belast gaan worden dan aardgas. Wij vinden dat niet te rechtvaardigen, zeker omdat propaangas voor de mensen die niet aangesloten zijn op het aardgasnet essentieel is als een eerste levensbehoefte. Wij sluiten ons graag aan bij de vragen die zijn gesteld om een onderscheid te maken. Je zou zelfs kunnen zeggen dat ook een accijnsverhoging voor lpg onzinnig is, omdat dat juist milieuvriendelijker is dan benzine of diesel.

In het Belastingplan zitten twee maatregelen die de autobranche en de autorijder hard raken: de bpm-verhoging per 2015 en het afzien van de mrb-compensatie voor het vervallen van de vrijstelling voor de zeer zuinige auto’s. Deze komen bovenop de fikse accijnsverhoging op diesel en lpg die al eerder was aangekondigd. De BOVAG, RAI Vereniging en de VNA doen naar onze mening terecht een beroep op de afspraken die in 2011 in de Autobrief 1 zijn vastgelegd en zijn goedgekeurd door de Tweede Kamer. Of hecht de Staatssecretaris niet aan een overheid als betrouwbare partner? Kan de Staatssecretaris de afspraken zo aanpassen dat ze in lijn komen te liggen met deze Autobrief 1? Hierin werden afspraken gemaakt over de autofiscaliteit over de periode 2012–1015. 50PLUS pleit voor een gefundeerde discussie over autofiscaliteit. Nederland kent de hoogste belastingdruk op de auto in vergelijking met de ons omringende landen. Volgens de Stichting Natuur en Milieu echter bedragen de maatschappelijke kosten van de automobiliteit 15 miljard en daarmee toch meer dan de auto aan belasting en accijnzen oplevert. Hoe ziet de Staatssecretaris dit? Bestaat er überhaupt een betrouwbaar beeld van de kosten en baten van de automobiliteit in Nederland? Kan de Staatssecretaris met een visie hierover naar de Tweede Kamer komen? Dan een korte opmerking over de motorijtuigenbelasting voor de oldtimers. Er komt een betere overgangsregeling. Maar 50PLUS heeft weinig begrip voor het feit dat voor de diesel- en lpg-voertuigen niet wordt voorzien in een goede overgangsregeling, net als voor de benzine-voertuigen. Dat is vooral een nadeel voor lpg en lpg vinden we toch een heel milieuvriendelijke brandstof.

De fractie van 50PLUS kan wat betreft de andere accijnzen geen enkel begrip opbrengen voor de exorbitante verhoging van 40% van de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken. Waarom heeft de regering gemeend deze belastingverhoging toch te moeten doorvoeren? Welk doel wordt hiermee gediend? Nederland kan toch niet sterker uit de crisis komen door cola met een 40% hogere accijns te belasten? Datzelfde bezwaar hebben wij tegen de belastingverhoging op drinkwater. 50PLUS constateert dat de burger door deze belastingverdubbeling zo’n € 30 extra lasten krijgt. Hoe kan de Staatssecretaris deze verhoging op een eerste levensbehoefte rechtvaardigen? Niet alleen de consument, maar zeker ook de waterafhankelijke en waterintensieve industrie worden onevenredig getroffen. Dan hebben we het niet alleen over de industrie die water gebruikt, maar met name ook over de voedings- en genotmiddelenindustrie en over de zorginstellingen, waar innovatie niet zozeer aan de orde is, want het is gewoon een basisgrondstof voor hun productie. Daarmee worden ook weer extra kosten opgevoerd. Het opheffen van de grens gaat de met name die industrie zwaar treffen. Het betekent een lastenverzwaring van rond de 80 miljoen euro. Wil het kabinet het bedrijfsleven de nek omdraaien, dan moet het vooral zo doorgaan.

50PLUS is van mening dat het kabinet ook de nadelige effecten, zoals aankopen over de grens en vraaguitval, veel te rooskeurig weergeeft. We wijzen naar het commentaar van VNO-NCW in dit verband. Het gaat er ons niet zozeer om dat mensen in de grensstreek naar het buitenland gaan om daar goedkoper in te kopen, maar veel meer om de slachtoffers die er onder ondernemers zullen zijn in de grensstreek en om de slachtoffers in de Randstad, de mensen die deze mogelijkheid niet hebben en die dus wel de extra kosten door de accijnsverhogingen voor de kiezen krijgen.

Ik kom te spreken over lokaal opgewekte duurzame energie. 50PLUS vindt dat het uitermate goed is voor volgende generaties om alternatieve energie op te wekken, met name decentraal. Dat wordt gestimuleerd door de particuliere kleinverbruikers fiscaal te stimuleren door de invoering van een verlaagd tarief. 50PLUS is van mening dat we het breder zouden moeten doen. Het geldt nu alleen voor collectieve corporaties van particulieren, maar je zou het ook bijvoorbeeld kunnen doen voor sportclubs en verenigingen die ruimte hebben om zonnepanelen neer te zetten en vervolgens de energie terug leveren aan de postcoderoos. Geconstateerd wordt dat collectieve opwekking vormgegeven moet worden via een rechtspersoon en dat daarvoor slechts de vve of corporaties met alleen leden in aanmerking komen. Sportverenigingen vallen hierbuiten. Wij vinden het wenselijk dat ze wel hieronder vallen. Ook bijvoorbeeld zorginstellingen moeten gebruik kunnen maken van deze regeling. Kan de Staatssecretaris hierop ingaan?

Een ander raar punt bij deze regeling is dat zij alleen geldt voor zonnepanelen op of aan het gebouw. Je zou je toch ook heel goed kunnen voorstellen dat er installaties naast een gebouw worden gezet. Die zouden wat ons betreft ook betrokken kunnen worden bij deze regeling. Kan de Staatssecretaris hierop nader ingaan? Ik vraag de Staatssecretaris extra in te gaan op het commentaar van e-Decentraal in de brief van 24 oktober. 50PLUS heeft met instemming kennisgenomen van de aangekondigde eenmalige verhoging van de schenkingsvrijstelling. Die hadden wij zelf ook al eerder bedacht. Het is mooi dat het kabinet dit heeft opgepakt, maar waarom is ervoor gekozen om het maar één jaartje te doen? Het is toch niet echt een stimulans als je het maar een keer doet. Er zou veel meer een structurele oplossing moeten worden gezocht. In dat opzicht is het overigens goed dat de 180 dagenregeling niet van toepassing zal zijn in verband met de eigen woning, die onder de voorgestelde tijdelijke verhoging zal vallen. De erfbelasting zelf is een merkwaardige belasting die ...

De voorzitter: U hebt nog één minuut, mijnheer Klein. U moet echt tot een afronding komen.

De heer Klein (50PLUS): De spreektijd was indicatief. Begrijp mij goed.

De voorzitter: Ik meld het u even, dan kunt u rekening mee houden in de opbouw van uw betoog.

De heer Klein (50PLUS): Ik ben op pagina 7 van 8. Ik ben er dus bijna doorheen.

De voorzitter: Dan komt het goed. Gaat u verder.

De heer Klein (50PLUS): Voorzitter. Heel merkwaardig aan de erfbelasting is dat zij discriminatoir is. Alleen de erfgenaam die niet een ouder, een kind of een kleinkind van de erflater is, komt in aanmerking voor de heel lage vrijstelling. Met name alleenstaande kinderlozen kunnen dus tegen die belachelijk lage vrijstelling vererven. Wij zijn van mening dat dit veel meer gelijkgetrokken moet worden. In feite moet hetzelfde gelden als bij de nieuwe regeling voor de schenkingsvrijstelling: die geldt voor iedereen. Is de Staatssecretaris bereid, deze onrechtvaardige verschillen in de vrijstellingsbedragen te wijzigen?

De uitkering voor de pensioenvoorziening voor een ondernemer kan leiden tot een verschuldigde belasting van 72%. 50PLUS vindt het van groot belang dat de Staatssecretaris heeft toegezegd bereid te zijn om in het kader van een eerdere toezegging over pensioen in eigen beheer te bezien of er mogelijkheden zijn om flexibeler om te gaan met de pensioenvoorziening van ondernemers. Kan de Staatssecretaris een toelichting geven op zijn toelichting in de Eerste Kamer?

Ik ga in op de fiscale aftrekbaarheid van de specifieke zorgkosten. 50PLUS constateert dat onder meer aanpassingen aan auto’s en woningen voor mensen met een lichamelijke beperking minder bereikbaar zullen worden door de beperking van de fiscale aftrekbaarheid van specifieke zorgkosten. Hierdoor raken steeds meer mensen aangewezen op collectieve voorzieningen, bijvoorbeeld vanuit de Wmo, en worden hun zelfredzaamheid en zelfstandigheid ingeperkt.

Er ontstaat bovendien oneerlijke concurrentie tussen collectieve vervoer-voorzieningen, met een laag btw-tarief, en de individuele voertuigaanpassingen, met een hoog btw-tarief. Wij vinden dit een ongewenste ontwikkeling. Ik krijg hierop graag een reactie van de Staatssecretaris. Tot slot zeg ik nog iets over de aanpak van de fraudetoeslagen en de fiscaliteit. Het is belangrijk dat het wordt aangepakt. De richting is goed. De redenering is echter belachelijk: we kunnen 273 miljoen niet ophalen, dat is pech en dan houdt het gewoon op. Nee, het moet wel degelijk doorgaan. Het moet wel degelijk worden aangepakt. In dit verband staat in het wetsvoorstel dat de fiscaliteit regelt, dat mensen die hun belasting opzettelijk niet betalen, strafrechtelijk kunnen worden vervolgd. We wijzen erop dat de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen een aanslag, leidt tot het opzettelijk niet betalen als er sprake is van een dispuut met de Belastingdienst. Dergelijke situaties zouden niet onder de wet moeten kunnen vallen. Gaat de Staatssecretaris dat laten vervallen? Hoe denkt de Staatssecretaris bovendien om te gaan met de vele ondernemers die bijvoorbeeld om liquiditeitsredenen even wachten met betalen? Gaat de Staatssecretaris hen allemaal aanmelden bij het Openbaar Ministerie? Dat lijkt me een rare zaak.

Tot slot een klein maar niet onbelangrijk punt. Hoe gaat de Staatssecretaris de problematiek rond het banknummer oplossen? Wij hebben begrepen dat de Belastingdienst niet controleert of het banknummer dat wordt gebruikt voor de teruggave, wel bij de juiste betrokkene hoort. Hoe kun je er veel beter voor zorgen dat het gebruikte banknummer daadwerkelijk het banknummer is waarmee de belastingplichtige het geld terug kan krijgen waarop hij recht heeft, opdat het niet frauduleus is? Mijn allerlaatste opmerking betreft ...

De heer Van Vliet (PVV): Alweer een slot!

De heer Klein (50PLUS): Ja, maar het betreft nu een andere wet. Het gaat over de invorderingsrente en de belastinginvorderingsrente.

De voorzitter: Een heel korte slotzin dan, mijnheer Klein.

De heer Klein (50PLUS): Het uitgangspunt moet niet zijn de vraag of je de hoogte wel of niet aan de handelsrente weet te koppelen. Als je dat doet, dan moet je «gelijke monniken, gelijke kappen» hebben. Als de Belastingdienst zelf dus te laat betaalt, dan moet hij daarover rente betalen en geen drie maanden wachttijd hanteren. Je moet dan dezelfde situatie creëren als voor de belastingplichtige die te laat betaalt. Als hij rente moet betalen, moet ook de Belastingdienst de rente betalen aan degene die geld terugkrijgt. Ik krijg hierop graag een reactie van de Staatssecretaris op dit punt. Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter: Ik stel vast dat we niet dezelfde definitie van «een korte slotzin» hanteren, maar vooruit.

De heer Klein (50PLUS): «Dank u wel, voorzitter.» Dat was kort!

De voorzitter: Dat was niet de zin waarop ik doelde. Dat weet u heel goed. We gaan verder met de inbreng van GroenLinks.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Dank u wel, voorzitter. Ik heb een korte openingszin, zoals u hoort.

Terwijl wij hier in de komende weken het Belastingplan bespreken, hoopt mijn collega Jesse Klaver vader te worden. Daarom vervang ik hem hier. Hij heeft daarvoor wat extra tijd nodig. Ja, je bent een gezinspartij of je bent het niet! Vandaar dat ik hier zit. Ik hoor op dit moment veel instemming, vooral aan mijn linkerzijde, waar de vertegenwoordigers van de SGP en de ChristenUnie zitten.

Aangezien ik me een beetje in de problematiek van het Belastingplan moest inwerken, ben ik begonnen met het lezen van het stenogram van het wetgevingsoverleg van vorig jaar. Ik las daar onder andere: «de afschaffing van de thincapregeling heeft een onderlinge samenhang met het repareren van het bosalgat». Niemand sprak dat op dat moment tegen. Het was overigens de heer Van Vliet die die zin uitsprak, terwijl juist hij altijd pleit voor vereenvoudiging van het taalgebruik, om het voor iedereen begrijpelijk te maken. Het verbaasde me dus wel enigszins dat juist hij dit soort dingen zei. In ieder geval werd die opmerking niet tegengesproken, zo begreep ik uit het stenogram. Dat stelde mij niet echt gerust.

Ik heb geprobeerd om te kijken naar de hoofdlijnen in het Belastingplan. Wat probeert het kabinet met het Belastingplan te bereiken? Al aan het begin, op blz. 5, staan twee dingen die mij opvielen. Daar komt het begrip evenwichtige inkomensontwikkeling naar voren. Dat speelt ook vaak in wat algemenere debatten een rol. Vroeger ging het over nivelleren of denivelleren, maar die woorden zijn politiek een beetje explosief geworden, heb ik de indruk. Tegenwoordig gaat het over een evenwichtige inkomensverdeling of een evenwichtige ontwikkeling van de koopkracht. Dat was de eerste hoofdlijn die mij opviel. Er stond bij: met als uitgangspunt dat werk moet lonen. Ik zie dat de Staatssecretaris knikt, dus ik heb de indruk dat hij het met mij eens is dat dit de hoofdlijnen zijn in het Belastingplan.

Ik heb daar nog wel wat vragen over. Ik heb ook heel goed gekeken naar de effecten van het Herfstakkoord op de inkomensontwikkeling. Wat is nu precies evenwichtig? Tien dagen geleden hebben wij de doorrekening van het CPB gekregen, waaruit bleek dat het akkoord niet zo heel veel effect heeft, maar je ziet wel dat mensen die vijf keer het wettelijk minimumloon verdienen, er aanmerkelijk beter vanaf komen dan mensen die op het wettelijk minimumloon zitten of vlak daarboven. In 2014 gaat iedereen er een beetje op vooruit. Ik moet heel erg uitkijken wat ik zeg, want ik zie mijn buurman al kijken. Als je kijkt naar de wat langere termijn, zie je dat het ongedaan maken van de afschaffing van de algemene heffingskorting in de vierde schijf juist voor de hogere inkomens een belangrijk effect heeft. Dat lazen wij ook al in de brief van Minister Dijsselbloem over het Herfstakkoord. Is dat wat de Staatssecretaris verstaat onder een evenwichtige inkomensontwikkeling? Naarmate mensen meer verdienen, komen zij er op wat langere termijn toch wat beter uit dan mensen die minder verdienen. Zo simpel is het. Ik kan uit de cijfers niets anders opmaken. Ik hoor hierop graag een toelichting van de Staatssecretaris. Hetzelfde geldt voor de tweede hoofdlijn, dat werken wel moet lonen. De arbeidskorting is een goed instrument dat daarbij hoort. In de commissie voor Sociale Zaken voer ik weleens discussies met Minister Asscher over de oplopende werkloosheid en het beeld is toch dat het probleem niet zozeer is dat er te weinig mensen zijn die willen werken omdat werken niet loont. Integendeel. De werkloosheid liep in eerste instantie juist heel erg op omdat steeds meer mensen zich op de arbeidsmarkt meldden. Nu

loopt deze vooral op omdat er geen vacatures zijn. Er is geen vraag naar arbeid. Er zit wel iets in het Belastingplan en in het akkoord om de lasten voor werkgevers te verlagen, maar ik stel vast dat het lonender maken van werk op dit moment weinig soelaas biedt voor mensen die willen werken, maar die constateren dat er steeds minder vacatures zijn. Ik vraag de Staatssecretaris om nog eens te reageren op dit andere hoofdpunt van het Belastingplan.

De fractie van GroenLinks ziet ook goede dingen in het Belastingplan. Ik noem als voorbeeld de lastenverlichting in de eerste schijf, die in 2014 een positief koopkrachteffect heeft voor de lage inkomens. Het herstellen van de zelfstandigenaftrek voor zzp’ers vinden wij ook een heel goede zaak. Ik noemde al de lagere werkgeverspremies die de vraag naar personeel stimuleren. Daarnaast is het belangrijk dat er in het Belastingplan en de amendering daarop door het Herfstakkoord nieuwe stappen worden gezet in de richting van fiscale vergroening. Dat zijn zaken waar GroenLinks een warm voorstander van is.

Ik zal straks in de mij resterende tijd voorstellen doen om nog wat stappen vooruit te zetten naar die vergroening, maar ik zal eerst ingaan op de andere maatregelen. Veel collega’s hebben al gesproken over de ontklemming van het geld in de stamrecht-bv’s en de tweede schijf. Ik wil daar toch nog één specifieke vraag over stellen. We kunnen heel lang erover speculeren of die twee maatregelen in combinatie met elkaar meer dan 2 miljard zullen opleveren. Stel nu dat dit niet het geval is. Mijn fractie is geen voorstander van het ombuigen of bezuinigen van 6 miljard. Ik hoop dat iedereen dat inmiddels weet. Stel dat halverwege volgend jaar blijkt dat die 2,3 miljard erg optimistisch is geweest, dan ben ik bang dat we weer een nieuwe discussie krijgen over de vraag hoe we dan aan die 6 miljard komen. Of is dat niet aan de orde en calculeren we dan ons verlies in? Kan de Staatssecretaris hier helder over zijn? Soms hebben we ook een kleine meevaller. Ik las vandaag dat de crisisheffing 128 miljoen meer heeft opgebracht dan oorspronkelijk gepland was. Dat belooft veel goeds voor het verlengen van die maatregel die in de plannen staat. Als de Staatssecretaris op mijn vraag reageert, kan hij en passant misschien ook vertellen wat hij met die extra 128 miljoen gaat doen die dit jaar door de crisisheffing is opgebracht.

Als je het hebt over de sterkste schouders die in tijden van crisis de zwaarste lasten moeten dragen, is het in de visie van mijn fractie een slecht idee om bijna 0,5 miljard te besteden aan het terugdraaien van de afbouw van de algemene heffingskorting voor huishoudens die meer dan € 53.000 verdienen. Dan hebben we het over 15% van de huishoudens in Nederland. Ik denk dat dit zonde van het geld is, om het maar heel simpel te zeggen. Misschien kan de Staatssecretaris in zijn beantwoording nog eens uitleggen wat er zo verantwoord is aan het op die manier besteden van het schaarse geld.

Ik kondigde het al aan: ik zal nu een aantal opmerkingen maken over de fiscale vergroening. Het is goed dat er op dit gebied het een en ander gebeurt. Ik meen dat in de Miljoenennota staat dat wij 45 miljard belasting ophalen door heffingen op arbeid en 5 miljard door heffingen op milieuvervuiling. Dat is nog steeds een heel onevenwichtige situatie die je uiteindelijk alleen maar kunt opheffen door de grootverbruikers aan te pakken. Mijn fractie zegt dit al heel lang en het zal u niet verbazen dat ik dit hier herhaal. Dat is mijn fundamentele kritiek op de vergroeningsvoor-stellen in het nu voorliggende geamendeerde plan. We zien al hoe lastig het is om het grootverbruik van water een beetje aan te pakken. Grootverbruik van energie en grondstoffen kunnen op lange termijn niet buiten beschouwing blijven.

Ik zeg bewust «op lange termijn» omdat ik zomaar de indruk heb dat dit via amendering van dit Belastingplan niet zal lukken. Dat zal ik dan ook niet proberen. Ik zal proberen in de amendering van dit Belastingplan voorstellen te doen die minder vergaand zijn, maar die de noodzakelijke vergroening wellicht nog ietsje verder kunnen helpen dan nu in het voorliggende plan het geval is.

Ik geef een paar concrete voorbeelden. Het eerste voorbeeld betreft de bijtelling voor elektrische auto’s. In het Belastingplan wordt het tarief voor bijtelling voor volledig elektrische auto’s verlaagd van 7% naar 4%. Mijn fractie zal voorstellen om dit tarief naar 0 te brengen. Dat kost ongeveer 10 miljoen, zeg ik er maar meteen bij. Zo wordt goed gedrag echt beloond en wordt de overgang naar elektrisch rijden daadwerkelijk gestimuleerd. Dat moet ook, want er is een motie aangenomen van de heer Vendrik en de heer De Krom (31 700-XII, nr. 27) – overigens een mooie combinatie van partijen – naar aanleiding van het Plan van aanpak elektrisch rijden. De motie is aangenomen om te komen tot 200.000 elektrische auto’s in 2020. Ik heb het vanochtend nog even nagevraagd: we zitten nu op ongeveer 12.000. Als we zo doorgaan, halen we die 200.000 dus echt niet, tenzij er een wonder gebeurt.

Een bijstelling van de bijtelling, dus niet van 7 naar 4 maar van 7 naar 0, zou in de visie van mijn fractie het bereiken van die doelstelling in ieder geval weer een stukje dichterbij brengen. Ik ben heel benieuwd naar de reactie van de Staatssecretaris hierop.

De heer Groot (PvdA): Als je de jaarlijkse stijgingspercentages van elektrische auto’s doortrekt naar 2020 kom je volgens mij ver boven de 200.000 uit. Die stijgingen zijn immers enorm. Er is nu sprake van een bijtelling van 0 en niet van 7. Er is dus een tijdelijke vrijstelling doorgevoerd. Die gaat iets omhoog, omdat ook elektrische auto’s gebruikmaken van de weg. Er blijft echter sprake van een aanzienlijke fiscale stimulering van elektrische auto’s. Ik neem toch aan dat de heer Van Ojik daar blij mee is.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Sterker nog, ik ben er zo blij mee dat ik ga voorstellen om die fiscale stimulering nog wat extra wind in de rug te geven. Ik ben dus inderdaad blij met elke fiscale vrijstelling of bevoordeling van elektrische auto’s. Ik vind alleen dat het nog sneller kan. Ik hoop dat het optimisme van de heer Groot gerechtvaardigd is, maar ik ben er nog niet onmiddellijk van overtuigd dat het aantal van 200.000 gehaald zal worden zonder extra maatregelen. Maar goed, op het punt van de fiscale bevoordeling van elektrische auto’s zijn we het kennelijk eens. Ik wil voorstellen om daar nog een schepje bovenop te doen. Er moet uiteraard sprake zijn van een goede dekking. Ik weet dat dat in deze commissie zeer belangrijk is. Ik heb me ook daarop voorbereid. Ik hoop derhalve op brede steun voor mijn voorstel.

De heer Van Vliet (PVV): Ik begrijp het betoog van de heer Van Ojik heel goed. Het is immers een GroenLinks-betoog. Als staatsman in dit gezelschap zou ik toch even graag vragen naar de dekking. Wordt die dekking gezocht in een van de andere vergroeningsmaatregelen waar de heer van Ojik dadelijk nog voorbeelden van gaat geven? Ik ben daar heel benieuwd naar.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik zit even over de kwalificatie «staatsman» na te denken. Zegt de heer Van Vliet dat over zichzelf of zegt hij dat over mij? Misschien is het goed om dat eerst te weten. Ik vrees dat ik hem op dit punt niet geheel gerust kan stellen. Het zou zomaar kunnen dat de dekking die wij daarvoor gaan aandragen, uit een extra stapje in de energiebelasting of in de belasting op vervuilende auto’s wordt gezocht. Dat zou zomaar kunnen. Ik kan hem op dat punt dus niet op voorhand geruststellen. Maar hij kan erop rekenen dat die dekking er komt en dat die consistent is met de gedachte dat je schoon rijden fiscaal moet stimuleren en dat je daarvoor vies rijden extra moet belasten.

De heer Van Vliet (PVV): Dat is prima. Ieder zijn eigen dekking! Ik vreesde even dat de heer Van Ojik hier aan tafel het idee van de gehaktballenaccijns zou lanceren. Die wordt ook wel vleestaks genoemd. Dat is nu typisch een voorstel waarvan ik zeg dat het vooral de onderkant van de maatschappij raakt. Ik ben het er ook principieel mee oneens, want ik maak gehakt van dat voorstel. Als dat voorstel hier gedaan wordt, draai ik dat direct door de gehaktmolen. Ik ben heel benieuwd of GroenLinks opnieuw met die gehaktballenaccijns wil komen.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Als ik dat in dit debat van plan ben, dan zijn de heer Van Vliet en zijn collega’s hier aan tafel de eersten die het horen. Ik heb al gezegd dat ik ervan overtuigd ben dat er een aantal veel fundamentelere vergroeningsmaatregelen nodig is om de echte omslag naar een duurzame economie in Nederland tot stand te brengen. Het gaat mij daarbij vooral om de verhouding tussen klein- en grootverbruik. Vlees is een belangrijke opslurper van energie, grondstoffen en water. Zelfs de heer Omtzigt weet dat! Dat is ook een van de redenen waarom een vleestaks wat GroenLinks betreft zeer wel denkbaar en ook wenselijk is. Er is echter veel meer nodig. Dan zullen wij ongetwijfeld tegenover elkaar staan. Ik zal dat in dit debat niet gaan voorstellen om de reden die ik net al aangegeven heb.

Ik heb het gevoel dat er in de komende drie, vier dagen waarin we dit Belastingplan bespreken misschien een aantal kleine stapjes naar vergroening kunnen worden gezet, maar dat er voor in mijn visie echt fundamentele stappen op dit moment geen meerderheid en draagvlak is, ook niet nu er een akkoord is met een groot deel van de oppositie. Voorzitter. Een aantal collega’s heeft al gesproken over het opwekken van energie in coöperatief verband. Ook ik denk dat het idee van een postcoderoos, waarover de twee voorgaande sprekers het al hadden, niet zo’n productief idee is. De gemeentegrens zou veel beter zijn. Als je de postcoderoos zou nemen, heb ik begrepen dat het westen van Vlieland bijvoorbeeld geen stroom mag krijgen van het oosten van Vlieland, omdat het verschillende postcoderozen zijn. Ik vrees toch dat dit in de uitvoering niet goed gaat. Daarnaast brengt het een onnodige beperking met zich mee. Ook een onnodige beperking is dat in het Belastingplan wordt gesteld dat de productie-installatie die nodig is voor het zelf opwekken van energie, juridisch en economisch eigendom moet zijn van de coöperatie. Daardoor zou het bijvoorbeeld wel eens heel lastig kunnen zijn om externe financiering te vinden, iets waarvoor een bv soms wel een goed instrument kan zijn. Juist als je wilt dat mensen die minder vermogend zijn en mensen die zelf geen potje hebben om erin te investeren, ook in de gelegenheid komen om zonnepanelen te leggen, is het heel belangrijk dat de mogelijkheden om daarbij externe financiering te vinden niet onnodig worden beperkt. Vier jaar zekerheid voor de investering en daarna een evaluatie is in de visie van mijn fractie echt te weinig voor zo’n investering. Ik vraag de Staatssecretaris of hij dat met mij eens is en of hij, als dat zo is, bereid is om stappen te zetten om ook voor de langere termijn, dus langer dan vier jaar, investeringszekerheid te borgen.

Ik maak tot slot een aantal opmerkingen over belastingontwijking. Vorig jaar is het daar in het debat uitgebreid over gegaan; dit jaar tot nu toe wat minder. We weten door discussies van de afgelopen maanden hoe serieus dit probleem is en hoe ruim Nederland – ik geloof dat we officieel niet mogen zeggen dat het een belastingparadijs is – gastvrijheid biedt aan wat we postbusfirma’s zijn gaan noemen. Eind augustus heeft de Staatssecretaris samen met Minister Ploumen een notitie gepresenteerd waarin de visie van het kabinet op belastingontwijking is weergegeven. Nu, zou ik willen zeggen, is het tijd voor concrete actie. Het kabinet zegt dat dit internationaal gecoördineerd moet gebeuren met bindende afspraken. Ik vraag de Staatssecretaris om eens duidelijk te maken wat bij het maken van die internationale afspraken precies de inzet van het kabinet is. Het gaat dan om zaken zoals de aanscherping van de substance-eisen, al eerder ter sprake gekomen, maar ook om de vraag waar we naartoe willen met de externe verrekenprijzen die binnen multinationale ondernemingen worden gehanteerd. Mijn collega Klaver heeft samen met de heer Koolmees een motie ingediend over het einddoel van het kabinet bij het plegen van de Europese inzet. Ik weet niet of de heer Koolmees daar zelf nog iets over zal zeggen – ik zie hem nee schudden – maar ik wil het verder hierbij laten en het kabinet in de persoon van de Staatssecretaris vragen om duidelijk te maken wat het einddoel precies is.

Op hetzelfde punt speelt de kwestie van de transparantie. Ik heb nog een minuut of twee, klopt dat, voorzitter?

De voorzitter: Perfect ingeschat, mijnheer Van Ojik!

De heer Van Ojik (GroenLinks): Dan kan ik in alle rust mijn laatste opmerking maken. De initiatieven van het kabinet om de transparantie te vergroten vormen een heel belangrijk punt.

De Staatssecretaris heeft eerder aangegeven dat hij zich aansluit bij het initiatief om «land bij land rapporteren» in te voeren voor multinationaal opererende bedrijven. In het Engels heet dat «country-by-country reporting». Er zijn geluiden dat de Nederlandse inzet achter gesloten deuren een heel andere inzet is. Wij willen daar ook schriftelijke vragen over stellen, maar misschien kan de Staatssecretaris een eventueel misverstand uit de weg ruimen. De Süddeutsche Zeitung meldt dat Nederland in de Raad woordenrijke bezwaren aanvoert tegen de EU-brede verplichting om land bij land te rapporteren. Ik zeg er heel eerlijk bij dat ik die krant niet elke dag lees, maar toevallig viel mijn oog hierop. Ik vraag de Staatssecretaris om hier opheldering over te geven. Mijn laatste punt in mijn laatste minuut gaat ook over transparantie. Ik kreeg vorige week antwoord op schriftelijke vragen die de heer Klaver en ik hebben gesteld naar aanleiding van een iets ouder bericht in de Volkskrant. Daarin stond dat meer 3.500 postbusfirma’s in Nederland de wet overtreden. 20% van de ruim 18.000 postbusfirma’s in Nederland levert namelijk niet tijdig een jaarrekening in. Ik heb die vragen gesteld aan collega’s van Staatssecretaris Weekers, namelijk Minister Opstelten en Minister Dijsselbloem. Het antwoord van 25 oktober is zeer onbevredigend. De bewindspersonen zeggen dat zij op basis van het artikel uit de Volkskrant niet kunnen vaststellen of alle rechtspersonen die volgens het onderzoek van de Volkskrant hun jaarrekening niet tijdig zouden hebben gepubliceerd, ook daadwerkelijk die verplichting hebben. Het probleem lijkt mij juist dat er ondernemingen zijn die hier een postbus hebben, waarvan wij niet weten of zij volgens de vigerende wetgeving de verplichting hebben om een jaarrekening in te leveren. Met het oog op transparantie, kom je dan natuurlijk niet zo ver. Ik ben dus heel erg ongelukkig met dit antwoord. Ik kan ook zeggen dat dit antwoord alleen maar heel veel vervolgvragen oproept. Die vervolgvragen zal ik niet onmiddellijk schriftelijk stellen. Ik hoop dat de Staatssecretaris in zijn beantwoording op dit punt iets meer helderheid kan verschaffen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Mevrouw de voorzitter. Ik had boven mijn tekst geschreven «terugblik akkoord», maar luisterend naar de collega’s heb ik er met pen boven gezet: met één akkoord repareer je niet 20 jaar of 30 jaar verkeerd beleid. Ik ga hier niet beweren dat het akkoord ideaal is en dat daar allemaal perfecte maatregelen in zitten. De discussie met collega’s tot nu toe heeft dat al duidelijk gemaakt. Er valt best wat op af te dingen, bijvoorbeeld op het gebied van de leidingwaterbelasting. We hadden hier al een discussie over de vraag waar die belasting precies vandaan kwam.

In mijn beleving kwam die van GroenLinks en zijn wij zo fijn geweest om die te laten staan. Dat is een detail.

De voorzitter: Dat is een beetje uitlokking. De heer Van Ojik wil daar graag op reageren.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Dat kan natuurlijk nooit een excuus zijn. Ik snap dat dit half grappig bedoeld is. Ik zal over de onderhandelingen uiteraard niet uit de school klappen, maar dit kan natuurlijk nooit een reden zijn om er nu een beetje afstand van te nemen. Dat bedoelt collega Dijkgraaf toch ook niet, hoop ik.

De heer Dijkgraaf (SGP): Dat was zeker niet de bedoeling. Het geeft alleen maar aan wat de totstandkoming van zo’n akkoord is. Maatregelen waar een meerderheid van de partijen die zijn blijven zitten voor is, moeten gewoon blijven staan. Het is niet meer en het is niet minder. In zo’n akkoord of in zo’n Belastingplan zitten in het kader van al die achterliggende dingen echter wel altijd maatregelen die we niet zouden nemen als we het zelf voor het zeggen hadden. Dat geldt niet alleen voor het akkoord, maar ook voor het Belastingplan. Als we het zelf voor het zeggen hadden, zouden we immers het verkiezingsprogramma van de SGP uitvoeren. Ik kan u garanderen, mevrouw de voorzitter, dat daar heel andere dingen in staan. Als het kabinet met een reactie komt op de Commissie-Van Dijkhuizen, zullen wij toetsen hoe dit zich verhoudt tot een aantal hoofdpunten.

Wat voor ons wel van belang was, is dat er stabiliteit zou komen. De heer Groot gaf het al aan: stabiliteit, zekerheid, duidelijkheid. Het was voor het eerst in de geschiedenis dat wij serieus overwogen om tegen het Belastingplan te stemmen. Dat is nogal wat, want dat doe je niet zomaar als politieke partij. Je zegt dan immers eigenlijk tegen de regering: aan die hele belastinggrondslag doen wij niet mee, omdat er te veel verkeerde dingen in zitten. Dat was voor ons een belangrijk punt. Er zijn altijd individuele maatregelen waarvoor je zelf niet zou hebben gekozen, maar de stapeling van maatregelen ging ons te ver. Ik denk dan aan de stijging van de marginale lasten, de afbouw van de inkomensafhankelijkheid van de arbeidskorting en de inkomensafhankelijkheid van de algemene heffingskorting. Maar niet alleen dat, want daar bovenop kwamen de maatregelen voor de kinderbijslag en de gratis schoolboeken. De heer Omtzigt en ik hebben nog wel eens wat getwitterd over de marginale druk in Nederland, zeker voor uitzonderlijke gevallen. Als je een aantal van die regelingen bij elkaar optelde, kwam je voor het akkoord in het meest extreme geval uit op 97,44%. Dat is echt een extreem geval, want dan tel je ongeveer alle inkomensafhankelijke regelingen bij elkaar op. Maar hoe dan ook: het geeft wel aan dat er in Nederland echt wat moet gebeuren.

Ik hoop dat het kabinet snel met zijn reactie op het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen komt. Ik vraag de Staatssecretaris om dat snel te doen en het liefst begin 2014, want dan kunnen we daar rekening mee houden terwijl we werken aan het nieuwe Belastingplan. De heer Groot heeft daar terecht ook wat over gezegd, want het zou inderdaad mooi zijn als we er nog in deze kabinetsperiode wat mee kunnen doen. Aan welke drie punten toetsen wij? Dat is ten eerste de ongelijke behandeling van alleenstaanden en alleenverdieners enerzijds en tweeverdieners anderzijds. De heer Bashir vroeg terecht waarom we de afschaffing van de overdraagbaarheid van de heffingskorting niet terugdraaien. Dat zouden wij natuurlijk het liefst doen, want dat staat niet voor niets in ons verkiezingsprogramma. Zo zouden we het dus idealiter doen, maar we moeten ook constateren dat daarvoor geen meerderheid is te vinden. Ik vraag de Staatssecretaris niet alleen om deze reden, maar ook omdat het leidt tot lagere marginale lasten, of een sociale vlaktaks een mogelijkheid is. En, zo ja, hoe beoordeelt de regering die mogelijkheid dan?

Ten tweede toetsen wij het aan het criterium dat meer werken moet lonen. De heer Van Ojik zei daarover zojuist dat het niet het probleem is dat er te weinig werkgelegenheid is. Ik spreek echter wel eens met ondernemers die onder die belastingtarieven vallen en die creëren dus werkgelegenheid door te groeien. Zij zijn heel gemotiveerd om hun bedrijf te laten groeien van een eenmanszaak naar een tweemanszaak enzovoort. En dan maakt het natuurlijk wel uit hoe die ondernemers worden geprikkeld. Bovendien blijkt hieruit dat er wel degelijk een relatie is met de werkgelegenheid. Sterker nog: er is ook een relatie met wat eerlijk en fair is. Ik vraag de Staatssecretaris daarom of hij bereid is om werk te maken van minder inkomensafhankelijke regelingen.

Het derde punt waaraan wij toetsen, is de verhouding betaalde/ onbetaalde zorg. Het belastingstelsel wordt steeds meer zo ingericht dat betaalde zorg fiscaal gefaciliteerd wordt en onbetaalde zorg niet. De Staatssecretaris van Volksgezondheid rekent er tegelijkertijd echter steeds meer op dat mantelzorgers mensen in probleemsituaties ondersteunen. Wij zijn daarvoor! Het is prachtig dat mensen in hun eigen omgeving worden geholpen. Dat bereik je echter niet als je tegelijkertijd mensen hiervoor fiscaal straft. Is de Staatssecretaris bereid om onbetaalde zorg voor elkaar minder af te straffen? Is de Staatssecretaris verder bereid om te onderzoeken wat voor instrumenten daarvoor kunnen worden ingezet? Ik denk zelf aan de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Als je die korting waarin miljarden omgaan, afschaft en teruggeeft via een verlaging van de tarieven, stimuleert dat de arbeidsparticipatie volgens mij meer dan de huidige regeling. Is de Staatssecretaris bereid om de Kamer daarvan een analyse te doen toekomen?

De aftrekposten van het toetsingsinkomen. Ook wij kijken naar de tegenbegrotingen van andere partijen. Het CDA heeft hierover het een en ander gezegd. Bij de financiële beschouwingen hebben we hierover ook gediscussieerd en toen zei de regering dat zij bereid is om te kijken naar de huishoudentoeslag in verband met het inkomensbegrip. Van welk inkomen moet je uitgaan? Het bruto inkomen of het inkomen na de aftrek van de aftrekposten? Is de Staatssecretaris bereid om ook te kijken naar andere inkomensafhankelijke regelingen om te zien wat er gebeurt als je daar met het bruto inkomen rekening houdt? Je hebt dan minder toeslagen en in eerste instantie denk je natuurlijk dat het een gigantisch effect op de koopkracht zal hebben. Dat zal in sommige gevallen ook zo zijn, maar tegelijkertijd kunnen we dan wel de tarieven in de belasting verlagen waardoor de marginale druk wederom naar beneden gaat. En dat heeft natuurlijk weer een gunstig effect op de koopkracht van deze groep.

Ik zou in ieder geval weleens de analyse willen zien. Ook ten aanzien van de huishoudentoeslag hebben wij niet gezegd: wij willen dat per se. Maar wij zijn wel altijd aan het kijken naar mogelijkheden om minder geld rond te pompen, waardoor de marginale tarieven verder naar beneden kunnen worden gebracht. Dat is goed voor de portemonnee van mensen en goed voor de werkgelegenheid.

De heer Bashir (SP): De SGP-fractie heeft het akkoord dat nu op tafel ligt, gesteund. Maar als ik nu naar de heer Dijkgraaf luister, kan ik hem absoluut niet meer volgen. Het gaat om de huidige situatie, de wijze waarop de belastingen nu geregeld zijn, ten opzichte van de manier waarop de belastingen straks geregeld zullen zijn, wanneer het akkoord eenmaal uitgevoerd wordt. Wat zie ik dan? Er wordt een leidingwaterbelasting ingevoerd. De marginale belastingdruk, waartegen de heer Dijkgraaf nu actie voert, gaat dus gewoon omhoog. Dat kan hij niet ontkennen. De algemene heffingskorting wordt verder afgebouwd. Ook de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting, waarvan heel veel mensen uit de achterban van de SGP gebruikmaken, zal in volgende jaren nog minder zijn dan dit jaar. Daarom vraag ik me af waarom de heer Dijkgraaf dit akkoord steunt. Hij voert op dit moment actie voor iets, terwijl tegelijkertijd de situatie helemaal de andere kant op gaat.

De heer Dijkgraaf (SGP): Idealiter trekken wij samen op. Daarbij moet ik constateren dat de heer Bashir dit ook niet doet in zijn tegenbegroting. De SP heeft de afschaffing van de overdraagbaarheid van de heffingskorting niet teruggedraaid in haar tegenbegroting, of liever gezegd in haar verkiezingsprogramma; de SP heeft geen tegenbegroting. De heer Bashir kan hier wel allerlei heel kritische vragen stellen aan de SGP, maar wij hebben dat wel in ons programma staan en hijzelf niet. Ik zou dan zeggen: laten wij in de toekomst samen optrekken. Dan zie ik graag in de volgende tegenbegroting of het volgende verkiezingsprogramma van de SP het plan van de SGP staan. Dan zijn wij ergens. De tweede vraag van de heer Bashir is terecht. Zetten wij dan geen stap vooruit? Jawel, zeg ik daarop. Kijk maar naar de koopkrachtplaatjes. Wie komen er met stip het beste af op de lange termijn, mijnheer Bashir? Gezinnen met kinderen en alleenverdieners. Zij gaan er met 2,75% op vooruit. Hoe kan de heer Bashir dan zeggen dat het daarmee de verkeerde kant op gaat? Het is voor het eerst in de geschiedenis dat deze groep, die stelselmatig, jaar op jaar, het zwaarst in koopkracht inleverde, erop vooruitgaat. Dat was voor ons het belangrijkste punt.

De voorzitter: De heer Bashir in tweede instantie.

De heer Bashir (SP): De heer Dijkgraaf heeft het over de stijging van de marginale belastingdruk. Als ik kijk naar de maatregelen die voor ons liggen, zie ik dat de marginale belastingdruk stijgt. Ook de algemene heffingskorting wordt afgebouwd, met op termijn alle gevolgen van dien voor bijvoorbeeld mensen met middeninkomens. Uiteraard, er zijn maatregelen genomen om de mensen met kinderen te sparen, maar tegelijkertijd constateer ik dat er helemaal niets gebeurt met de punten waarvoor de heer Dijkgraaf zich de afgelopen jaren heeft ingezet. Wat wordt er bijvoorbeeld gedaan aan het verschil in belastingdruk tussen kostwinnersgezinnen en tweeverdieners? Daaraan wordt helemaal niets gedaan. De heer Dijkgraaf kan wel zeggen dat er iets wordt gedaan voor gezinnen met kinderen, maar de marginale belastingdruk stijgt, de algemene heffingskorting wordt afgebouwd en op termijn zal de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting niet meer bestaan.

De heer Dijkgraaf (SGP): Er zitten zo veel feitelijke onjuistheden in het betoog van de heer Bashir dat ik me afvraag waar ik moet beginnen. Laat ik aan het eind beginnen, het eindplaatje van het akkoord. Laat de heer Bashir naar de tabellen kijken, en gewoon constateren dat de eenverdiener, voor wie wij hier jaar op jaar op jaar een punt hebben gemaakt van de onterechte afschaffing van de overdraagbaarheid van de heffingskorting, er eindelijk beter afkomt: 2,75%. Dat kan de heer Bashir met geen mogelijkheid ontkennen. Het is een feit. Het is doorgerekend en staat zwart op wit. Zeg ik daarmee dat mijn ideaal is bereikt? Nee. Daarom stel ik hier deze vragen. Ik kan de heer Bashir garanderen: als wij jaar op jaar zo’n akkoord met de regering kunnen sluiten, zijn wij uiteindelijk, over tien jaar, waar wij wezen willen. Dan heeft de SP nog steeds commentaar, maar hebben wij bereikt wat wij willen.

De voorzitter: Tot slot, mijnheer Bashir.

De heer Bashir (SP): Er wordt nu net gedaan alsof ik de feiten verdraai, maar de heer Dijkgraaf kan toch niet ontkennen dat dankzij het akkoord dat op tafel ligt de marginale belastingdruk stijgt?

De heer Dijkgraaf (SGP): Maar dat geldt voor de middeninkomens.

De voorzitter: De heer Bashir mag zijn laatste reactie afmaken.

De heer Bashir (SP): De algemene heffingskorting wordt gewoon afgebouwd. In vergelijking met dit jaar krijgen mensen met 30.000 of meer volgend jaar minder algemene heffingskorting dan nu het geval is. Dat kunt u toch niet ontkennen? Dat zijn zaken waar u altijd tegen hebt gevochten.

De heer Dijkgraaf (SGP): Het is een feit dat de marginale lastendruk voor inkomens vanaf 55.000 door het akkoord daalt met 3%. Tot 55.000 daalt de marginale lastendruk door het akkoord met 5%. Dat staat gewoon in de stukken, dat zijn de feiten.

De voorzitter: Wij gaan deze discussie tussen de heren nu niet beslechten, vrees ik. Er zijn nog andere vragen.

De heer Omtzigt (CDA): Ik hoor nu dat de marginale druk tot 55.000 daalt door dit akkoord. Door welke maatregel zou die voor die inkomens dalen ten opzichte van wat de regering van plan was?

De heer Dijkgraaf (SGP): Door het tarief eerste schijf volgend jaar en structureel doordat door de huishoudentoeslag, als je daarvan de hellingshoek bekijkt, de inkomensafhankelijkheid minder is dan de samenstellende delen waaruit deze gevormd wordt.

De heer Omtzigt (CDA): De eerste is inderdaad een afname van een half procent voor één jaar. Helaas, zeg ik erbij, geldt dat maar voor een jaar. Voor die 5% wil ik graag nog een keer de cijfers zien, maar ik houd u eraan dat dit 5% is. Dat zou een heel mooi uitgangspunt zijn. Ik reken erop dat als dat geen 5% is, wij het er weer over kunnen hebben.

De heer Dijkgraaf (SGP): Die uitdaging ga ik heel graag aan, want het is voor ons een belangrijk punt dat de marginale lastendruk daalt. Wat betreft het punt van de heer Omtzigt van 0,5%, volgens mij gaat het volgend jaar met 0,75% naar beneden. Daarom zeg ik ook dat we er met dit akkoord niet zijn. We moeten elk jaar zo’n akkoord zien te sluiten, want dan wordt het structureel. Iedereen is daarbij uiteraard weer welkom.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Dat is goed om te horen!

De voorzitter: U vervolgt uw betoog.

De heer Dijkgraaf (SGP): Over de aftrek van de specifieke zorgkosten heeft de Staatssecretaris in zijn schriftelijke beantwoording aangegeven dat er ook rekening gehouden zal worden met gemoedsbezwaarden. Mijn dank daarvoor. Ik zou de Staatssecretaris willen vragen hoe hij daar precies mee omgaat. In de brief staat een vage formulering die ongetwijfeld te maken heeft met de wettelijke uitwerking van een en ander, maar ik zou graag willen horen wat de Staatssecretaris precies bedoelt met deze toezegging. Ik ben dankbaar dat de groep gemoedsbe-zwaarden die niet verzekerd is de totale aftrek op de een of andere wijze blijft behouden, zodat men materieel niet geraakt wordt door deze maatregel.

Dan kom ik bij het vrijspelen van private vermogens. Er zijn gelukkig veel mensen in Nederland met veel vermogen. In tegenstelling tot sommige andere partijen zijn wij daar blij mee, als zij daar ook goede dingen mee doen. Vermogen is geweldig belangrijk, maar het moet wel goed benut worden. Wij constateren dat een groot deel van die vermogens niet in

Nederland benut wordt, maar in het buitenland. Daar kunnen goede redenen voor zijn, maar er kunnen ook verkeerde redenen voor zijn. Wij zien in de fiscale vormgeving nogal eens redenen voor mensen om hun geld helemaal over de grens te brengen, dan wel over de grens beleggen. Ik zou willen dat de Staatssecretaris een aanvalsplan maakt en vraag hem of hij bereid is om meer vermogen in Nederland te benutten om bedrijven te helpen hun bedrijven te financieren. Dat is ook van belang omdat banken het steeds meer laten zitten. Soms moeten ze het laten zitten, maar wat mij betreft doen ze dat weleens te vaak. Vermogende Nederlanders zouden in dat gat kunnen stappen. Dat helpt niet alleen bij financiering, maar bedrijven kunnen dan ook gebruikmaken van de kennis die bij die Nederlanders aanwezig is. Zij hebben bewezen dat zij kunnen ondernemen, want anders waren ze in het algemeen gesproken niet vermogend geworden.

Ik wil graag op de volgende punten een reactie. Ten eerste. Kan de Belastingdienst meer duidelijkheid geven over de bedrijfsopvolgingsregeling? Wij merken dat er veel onduidelijkheid is over de zeer terughoudende wijze waarop de Belastingdienst acteert, waardoor vermogenden vaak de veilige kant kiezen. Dat leidt ertoe dat er minder geld in Nederland wordt geïnvesteerd.

Ten tweede: destijds is ervoor gekozen om de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) niet te laten gelden voor beleggingsvermogen. Als je dat combineert met de beperkte uitleg die de Belastingdienst aan het begrip «ondernemingsvermogen» geeft, is dat wat mij betreft een gemiste kans. Juist als de BOR ruimhartig geldt voor investeringen in bedrijven, kan het bedrijfsleven hiervan veel meer profiteren. Natuurlijk moet dit wel gaan om een soort eigen vermogen. Dat moet je goed definiëren, anders ben je gewoon beleggingen aan het financieren. Dat is niet de bedoeling. Het moet echt gaan om investeringen in andere bedrijven. Ten derde: voor de BOR moet je minimaal een belang van 5% hebben, want anders geldt de hele regeling niet. Kan deze grens lager worden gelegd, zodat die werking breder is?

Ten vierde: binnen Binnenlandse Zaken wordt gekeken naar social impact bonds. Kan de Staatssecretaris aangeven of er op dit terrein binnen afzienbare termijn mogelijkheden komen? Schriftelijk heeft hij aangegeven dat hier positief naar gekeken wordt, maar ik zou graag ook een duiding van het tijdpad krijgen.

Ten vijfde: er bestaat behoefte aan het voor een gelimiteerde periode beschikbaar stellen van vermogen voor goede doelen en maatschappelijk gewenste investeringen. Nu moet je voor altijd het vermogen afstaan of slechts het vruchtgebruik hiervoor bestemmen. Wij begrijpen dat bij de Belastingdienst de tendens bestaat dat steeds strenger wordt toegezien op het afstaan van het vermogen. Kan de Staatssecretaris aangeven of zo’n nieuwe vorm – ik noem het een impact investment fund – mogelijk is? Het kan nu al voor instandhouding van erfgoed in het kader van de Natuurschoonwet. Wij hebben dus een basis om op terug te vallen. Het zou helpen als dit verbreed werd naar maatschappelijk gewenste investeringen.

Tot slot op dit punt: de durfkapitaalregeling is recent afgeschaft na een zonder meer negatieve evaluatie, maar de tijden zijn wel veranderd. Meer dan in het verleden is het van belang om vermogende Nederlanders te verleiden om een alternatieve financieringsbron te bieden voor banken. Kan de Staatssecretaris inventariseren welke opties er zijn om dit fiscaal te faciliteren? Dat zou kunnen via box 3, maar mogelijk ook via box 1 als niet langer inbare leningen op het inkomen in mindering mogen worden gebracht.

De heer Van Vliet (PVV): Hier wordt een behoorlijk instrumenteel pakket op tafel gelegd. Welke dekking ligt hieronder?

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik ben blij te constateren dat mijn interruptie aan het begin er in ieder geval toe heeft geleid dat de heer Van Vliet gelijk naar de dekking vraagt zodra een van ons een voorstel doet. Dat is positief.

Bij de algemene financiële beschouwingen heeft de regering de toezegging gedaan om te kijken naar dingen die nu mogelijk zijn binnen de budgettaire randvoorwaarden, dus zaken die geen geld kosten. Sommige van onze voorstellen kosten inderdaad helemaal geen geld. Eind van dit jaar, begin van het nieuwe jaar komt de regering met een brief voor dingen die wel geld kosten. Dan gaan wij natuurlijk praten over de dekking, want ik doe geen voorstellen die niet gedekt zijn.

De heer Van Vliet (PVV): Ik ken de SGP als een partij die in de Kamer vaak gezagsgetrouw opereert en vaak de regering ondersteunt in Belastingplannen et cetera. Nu heeft de Raad van State behoorlijke kritiek op dit herfstakkoord, zoals ik het maar even noem. Hoe ziet de SGP dat? Is die kritiek minder relevant geworden omdat er een handtekening van de SGP onder het akkoord staat?

De heer Dijkgraaf (SGP): Nee. Ik ken geen advies over «het akkoord», maar wel over het Belastingplan. Daar zitten inderdaad kritische kanttekeningen bij, die overigens elk jaar terugkomen. Ik neem die kanttekeningen zonder meer serieus, want wij nemen de Raad van State altijd serieus. In deze tijden van onzekerheid moet je echter bereid zijn om maatregelen te nemen. Als er gaten vallen, moet je bereid zijn om opnieuw om tafel te gaan om te bekijken of die gaten kunnen worden gedekt. Wij zijn daartoe bereid. Dit betekent verantwoordelijkheid nemen en niet weglopen. Ik weet wel wat het advies van de Raad van State zou zijn als wij als politiek zouden zeggen: regering, zoek het maar uit en schrijf maar nieuwe verkiezingen uit! Een ding is zeker: dan zouden de belastinginkomsten nog vele malen onzekerder zijn.

De heer Van Vliet (PVV): Met het Belastingplan wordt een zogenaamde zekerheid geboden. Als ik «het akkoord» zeg, bedoel ik uiteraard «het Belastingplan», want het Belastingplan vormt de hoofdmoot van het akkoord. De financiële aspecten van het akkoord staan in het Belastingplan. Dit woordspelletje zullen wij dus maar even overslaan. De zekerheid die de Nederlandse burger wordt geboden, is dat hij aan de keukentafel wordt geconfronteerd met immense lastenverzwaringen. De Raad van State heeft wel degelijk iets gezegd over het Belastingplan, namelijk dat veel elementen in het plan niet getuigen van een bestendig overheidsbeleid. Vindt de SGP-fractie het nog relevant wat de Raad van State hierover zegt of is gewoon de handtekening bij het kruisje gezet?

De heer Dijkgraaf (SGP): Het akkoord heeft ervoor gezorgd dat er minder lastenverhogingen komen dan er zouden komen. Dat is grote winst en dat was ook hard nodig wat ons betreft, omdat wij met de heer Van Vliet die verhogingen inderdaad te hoog vonden. In de tweede plaats is het akkoord nu precies voor de bestendigheid gesloten. Die helderheid en zekerheid voor de toekomst moest worden gegeven. Hadden we die niet gegeven, dan was er pas onzekerheid geweest.

Over het vrijspelen van beklemde vermogens rondom pensioenen hebben andere collega’s voldoende gezegd. Ook mijn vraag is wanneer de brief over de pensioen-bv’s komt en wanneer we daarover kunnen spreken. Een wens die niet gedekt is – zo zeg ik tegen de heer Van Vliet – en die ook alleen geldt als de economie weer aantrekt, is het verlagen van de vermogensrendementsheffing. Hoe kijkt de Staatssecretaris daar tegenaan? Dat kan natuurlijk nu niet, want daar hebben we het geld niet voor. Maar stel dat de economie aantrekt, wordt het dan niet tijd om dat als een van de eerste dingen te doen? Nu rekenen wij tegen een tarief van

4% af, dat door bijna niemand wordt gehaald, in ieder geval door heel veel mensen niet.

Over de belasting op storten heb ik twee vragen. De eerste heeft betrekking op het gereduceerde tarief voor afval dat geen kant anders kan opgaan dan naar de stortplaats, bijvoorbeeld uit recycling of uit energieopwekking. Kunnen die minder belast worden dan stromen waarvoor juist een stimulans moet worden gegeven om wel te worden herverwerkt omdat ze nu naar de stortplaats gaan, terwijl dat eigenlijk niet nodig is? De tweede vraag is of de Staatssecretaris kan kijken naar de wijze waarop wij omgaan met stromen die naar het buitenland gaan. De heer Omtzigt merkte al op dat dit kan leiden tot export van stromen, bijvoorbeeld naar mijnen in Duitsland. Volgens de wetgeving heet dat dan «hergebruik», omdat mijnen daarmee opgevuld worden, maar eigenlijk is het inhoudelijk storten. Kunnen we die stortbelasting ook niet voor dat soort stromen laten gelden?

Wat betreft de invorderingsrente sluit ik me aan bij mijn collega’s en dat brengt mij op het laatste punt, namelijk de schenking van € 100.000 vrij van belasting. Misschien staat in de stukken hoe daarmee precies wordt omgegaan, maar dan heb ik dat gemist. Ik krijg graag de bevestiging van de Staatssecretaris dat het kwijtschelden van een bestaande lening ook tot deze maatregel behoort. Hoe wordt ermee omgegaan als je volgend jaar geen plan hebt om een huis te kopen of mee te financieren voor je kind, maar het jaar daarop? Geldt de regeling dan helemaal niet? Kun je het bijvoorbeeld apart vastzetten voor dit doel? Kortom, kunnen we de werking van de regeling breder maken dan zij nu is?

De heer Klein (50PLUS): Ik heb een vraag over de vraag van de heer Dijkgraaf aan de Staatssecretaris over de commissie-Van Dijkhuizen en de grondslag van 4% voor de vermogensrendementsheffing. De heer Dijkgraaf wil die graag wijzigen, maar zou hij ook bereid zijn om dan meteen maar het andere voorstel van Van Dijkhuizen over het afschaffen van de giftenaftrek mee te nemen, als we toch selectief aan het winkelen zijn?

De heer Dijkgraaf (SGP): Nee, want dat is het domste wat je kunt doen.

De heer Klein (50PLUS): Dus toch selectief winkelen, want het is natuurlijk heel verstandig om die giftenaftrek inderdaad te wijzigen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Dan moet de heer Klein nog eens even de internationale literatuur tot zich nemen. Daarin wordt aangetoond dat de aftrek zo effectief is als die maar zijn kan. Juist als je verantwoordelijkheid teruglegt in de samenleving is het heel goed om een fiscale faciliteit te hebben om dat soort gedrag te stimuleren, waarvan de 50-plussers ook zwaar profiteren omdat er allerlei zorg, hulp en aandacht voor wordt georganiseerd. Die is keihard nodig, maar die wordt wel vaak door mensen gewoon gefinancierd. Dus neen, mijnheer Klein, dat gaan we niet doen. Natuurlijk doen wij aan selectief winkelen. Ik zou het zeer onverstandig vinden als een politicus in dit huis blind en zomaar een plan van de commissie overneemt. Ik zie een Kamerlid nog altijd als iemand die met eigen ervaring en kennis en in discussie met zijn collega’s tot de beste oplossing komt. Dan neemt hij het ene over en het andere niet.

De heer Groot (PvdA): De heer Dijkgraaf heeft een heel interessant betoog gehouden over de bedrijfsopvolgingsregelingen. Ik onderschrijf het belang van het stimuleren van reële investeringen in Nederland. Ik wil niet in de techniek vervallen, maar er zijn ook nogal wat fiscale artikelen geschreven waarin wordt betoogd dat de bedrijfsopvolgingsregelingen in de praktijk niet gericht zijn op de continuïteit van de onderneming, maar op het effectief verlagen van de erfbelasting. Als wij opnieuw naar de bedrijfsopvolgingsregelingen kijken, is dan voor de heer Dijkgraaf leidend wat de consequenties zijn voor reële investeringen, ook als er eventueel consequenties zijn voor de erfbelasting? Met andere woorden, hoe staat hij daarin? Hoe serieus is de heer Dijkgraaf over het daadwerkelijk stimuleren van reële investeringen in Nederland, als het gaat om de hervorming van die bedrijfsopvolgingsregelingen?

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik kan mij dat punt goed voorstellen. Ik zou mij zelfs kunnen voorstellen – ik heb dat niet in mijn betoog genoemd, maar ik haak even in op de vraag van de heer Van Vliet over de dekking – dat je de huidige vrijstellingen wat vermindert, ook in het kader van lopende juridische procedures. Feitelijk wordt er dan meer belasting betaald, maar de werking wordt verbreed, waardoor je met hetzelfde geld meer doet. Voor mij staat voorop dat bedrijven goed worden overgenomen en dat met het vermogen van die Nederlanders zo veel mogelijk andere bedrijven en andere activiteiten worden gesteund.

De heer Groot (PvdA): Dan denk ik dat wij een basis hebben voor een goede discussie.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Voorzitter. Een aantal weken geleden tijdens de algemene politieke beschouwingen heeft mijn fractievoorzitter al aangegeven wat zijn hoofdpunten van kritiek waren op maatregelen die voor een deel ook terugsloegen op het Belastingplan zoals het door het kabinet was gepresenteerd. Wij wilden dat de lasten op arbeid omlaag zouden gaan, dat de gezinnen er financieel beter van af zouden komen en dat er meer werk van vergroening zou worden gemaakt. Wij zijn nu een goede maand verder en constateren dat wij met de begrotingsafspraken op al die drie punten resultaten hebben geboekt. Dat is voor ons ook de reden geweest waarom wij konden instemmen met de begrotingsafspraken en daarmee met de wijzigingen die in het Belastingplan zijn aangebracht. Concrete punten zijn bijvoorbeeld het terugdraaien van de inkomensafhankelijke afbouw van de algemene heffingskorting, de verlaging van het tarief in de eerste schijf volgend jaar, het behoud van een generieke regeling voor de compensatie voor chronisch zieken en het behoud van het verlaagde btw-tarief in de bouw voor volgend jaar, wat erg nodig is voor al die bedrijven die het nog steeds erg zwaar hebben in deze tijden van economische neergang.

Daarmee is het nog niet ons verkiezingsprogramma; ik meen dat de heer Dijkgraaf dat ook zei. Er zijn nog heel veel discussies nodig om verder te komen op een weg die hiermee wel is ingeslagen. Een principieel punt is dat wij in ieder geval bekijken hoe wij de lasten op arbeid daadwerkelijk omlaag krijgen. Voor ons geldt dan het adagium dat je beter de lasten op consumptie kunt verhogen en de lasten op arbeid kunt verlagen. De commissie-Van Dijkhuizen heeft zelf al allerlei voorstellen gedaan om naar dat soort aspecten te kijken. Op het rapport van de commissie is nog geen kabinetsreactie gekomen. Er worden inderdaad wel onderdelen uit overgenomen. Wat ons betreft, worden de goede plannen overgenomen, maar wij zijn wel erg benieuwd naar de kabinetsreactie. Ik ben ook benieuwd wanneer die komt. De kern van dat rapport was natuurlijk: hoe krijgen we een zo leefvormneutraal mogelijk belastingstelsel? Ik ben wel benieuwd of de Staatssecretaris in zijn reactie dat aspect nog steeds voorop zal stellen. Ook wij constateren dat het verschil tussen alleenverdieners en tweeverdieners nog steeds aanwezig is. De situatie is wel verbeterd door dit begrotingsakkoord, maar er kunnen best wat meer stappen worden gezet. Ik ben benieuwd of de Staatssecretaris bereid is om er serieus verder naar te kijken.

Een tweede punt wat, denk ik, ook nog heel veel voeten in aarde gaat krijgen, is het invoeren van de huishoudtoeslag. We hebben bij de Wet uniformering loonbegrip gezien dat wijzigingen, die allemaal heel technisch lijken, in de praktijk tot een uitwerking hebben geleid die we op onderdelen weer moeten gaan repareren, omdat die ongewenste effecten had. Dat is altijd bijzonder lastig met dat soort grote hervormingen van delen van het belastingstelsel. Daarom is zorgvuldigheid ook het allerbelangrijkste in een dergelijk traject. Ik vraag de Staatssecretaris dan ook of hij ten aanzien van het vormgeven van die huishoudtoeslag ook echt een wat bredere consultatie wil gaan invoeren. Dit om te voorkomen dat wij straks achteraf weer allerlei negatieve effecten moeten repareren en om van tevoren een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de effecten van al die wijzigingen. Voor mijn fractie is vooral van belang dat ook wordt gekeken wat de gevolgen zijn voor de laagste inkomens. Daar leven zorgen en ik denk dat het belangrijk is dat we daar zo snel mogelijk meer duidelijkheid over kunnen geven en een zorgvuldige afweging kunnen maken.

De heer Klein (50PLUS): Ik hoor het betoog van mevrouw Schouten met instemming aan. Zij zegt dat als er negatieve effecten zijn, je moet gaan repareren en dat je van tevoren moet weten wat er aan de hand is. Zij verwijst daarbij naar de Wet uniformering loonbegrip als een voorbeeld waar sprake was van nogal wat negatieve effecten. Zij zou die graag herstellen. Begrijp ik goed dat zij daadwerkelijk met voorstellen wil gaan komen om de wet te gaan herstellen en te compenseren? Tot nu toe heb ik van het kabinet begrepen dat het helemaal niets wil.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): De heer Klein heeft mijn woorden niet goed gehoord, maar misschien moet ik duidelijker zijn. Laat ik het bij mezelf houden. Ik heb gezegd: ik constateer dat na de invoering van de Wet uniformering loonbegrip heel veel commotie is ontstaan over de regelingen en dat het heel lastig is om dat achteraf allemaal weer vlot te trekken. Daarom is het van belang dat je van tevoren goed inzicht hebt in wat precies de effecten zijn. Als het gaat om de groep waar de heer Klein op duidt, denk ik dat die in de jaren voordat de wet werd ingevoerd, er juist heel goed van afkwamen of veel beter dan alle anderen. Je moet dan wegen hoe ze er per saldo, dus met wat daarvoor gebeurde en wat daarna gebeurde, uit zijn gekomen.

Ik wil voorkomen dat we weer al dat soort best gecompliceerde discussies gaan krijgen. We moeten daarom een heel goed overzicht krijgen van wat we precies aan het doen zijn, wat de effecten zijn en hoe we die met zijn allen wegen. We moeten dus in ieder geval van tevoren weten hoe we die effecten goed kunnen inschatten en we moeten dan met elkaar afwegen wat we daarvan vinden. Dat vraag ik aan de Staatssecretaris om als het gaat om de invoering van de huishoudtoeslag.

De heer Klein (50PLUS): Dat is mooi en dat is bij de Wet uniformering loonbegrip ook gebeurd. Vooraf is van alles en nog wat bekeken. Vooraf is ook een bandbreedte afgesproken van –1,5% en +1,5% aan effecten. Het vervelende is echter dat er vaak naderhand ineens allemaal onbedoelde effecten optreden, bijvoorbeeld een verslechtering van de situatie van de vroeggepensioneerden. Het gaat erom dat je achteraf moet kunnen zeggen: ik moet dus ruimte creëren om die negatieve onbedoelde effecten te kunnen corrigeren. Is mevrouw Schouten bereid om daar dan ook aan mee te werken?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Sterker nog, ik vraag zelf aan de Staatssecretaris om goed te gaan kijken wat de effecten zijn van het invoeren van een huishoudtoeslag. Ik wil dus graag weten wat de effecten daarvan zijn en ik wil weten hoe we kunnen voorkomen dat we straks met allerlei effecten te maken krijgen, die we niet hadden willen zien. Dat is mijn oproep aan de Staatssecretaris. Ik ben benieuwd naar wat hij daarop te zeggen heeft.

De heer Bashir (SP): Ik hoor allemaal mooie woorden van mevrouw Schouten. Maar ik pak gewoon de feiten erbij en die staan op pagina 12 van de nota naar aanleiding van het verslag. Iemand met een inkomen van € 20.000 heeft nu een marginale belastingdruk van 42%. Straks wordt dat 45%, dankzij het akkoord waar de ChristenUnie, maar ook de SGP voor hebben getekend. Mevrouw Schouten zegt dat werken lonender moet worden, maar ik zie de marginale belastingdruk stijgen. Ontkent mevrouw Schouten deze cijfers ook, zoals haar buurman net ook heeft gedaan? Of heeft zij een andere verdedigingslijn?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Moet ik nu eerst gaan reageren op wat de heer Dijkgraaf heeft gezegd? Ik denk dat de heer Bashir die vraag beter aan de heer Dijkgraaf zelf had kunnen stellen, maar die kans heeft hij voorbij laten gaan.

Ik wil dat werken sowieso lonender wordt en dat de belastingdruk nog verder omlaag gaat. Als de SP de volgende keer daaraan wil meedoen, graag. Kom erbij! Hoe sneller we die stappen kunnen zetten, hoe beter. Daarmee ben ik ook begonnen. Wat ons betreft gaan de lasten op arbeid nog verder omlaag. Ik zie hier een soort open sollicitatie van de S P. Mijn reactie daarop is: heel graag, doe mee.

De heer Bashir (SP): Ik weet niet waarover mevrouw Schouten het heeft. Zij heeft het over nog lagere lasten op arbeid, maar ik zie alleen hogere lasten. Op dit moment is er een marginale belastingdruk van 42% voor mensen met een inkomen van € 20.000. Die wordt 45% en stijgt dus met 3%. Kan mevrouw Schouten verklaren hoe de lasten lager worden? Ik zie het namelijk niet. Of lees ik het verkeerd?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Volgend jaar verlagen we de tarieven in de eerste schijf met 1,5 miljard. Dat slaat vooral neer bij de laagste inkomens. We hebben wel degelijk rekening gehouden met die groep, zoals ook uit de koopkrachtplaatjes blijkt. We kunnen allerlei discussies voeren over «hier en daar een procent meer», maar er zijn in dat kader gewoon allerlei zaken aan de orde, zoals zorgtoeslag en allerlei inkomensafhankelijke regelingen. Ik constateer dat er ten opzichte van de kabinetsplannen een vooruitgang in zit voor de koopkracht van de laagste inkomens. Ik zie ook dat in de eerste schijf voor 1,5 miljard aan lastenverlichting wordt gegeven. Dat slaat terug op die groep.

De heer Bashir (SP): Ik vind het heel moeilijk om op basis van de cijfers die voor mij liggen andere conclusies te trekken. Ik kijk gewoon naar de nota naar aanleiding van het verslag, die de Staatssecretaris heeft geschreven. Daarin wordt de situatie van nu vergeleken met die van 2017. De ChristenUnie en de SGP zeggen beide lagere lasten te willen, maar ik zie dat de lasten worden verhoogd. Mevrouw Schouten kan niet zeggen dat de lasten lager worden op het moment dat ze hoger worden. Mevrouw Schouten, legt u mij nu eens uit wie erop vooruitgaat in 2017 dankzij de ChristenUnie en de SGP.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): In 2017? We hebben het nu over het Belastingplan 2014, maar goed, ik wil nog wel alle koopkrachtplaatjes voor 2017 erbij halen. Ook dan zult u zien dat er wel lastenverlichting in zit. En ja, die lastenverlichting had groter kunnen zijn. Dat had ik ook graag gewild. Als de SP ons daarin steunt, vraag ik haar om daar goede voorstellen voor te doen. We gaan er dan echt serieus naar kijken. Ik zie dat er structureel voor bijna 900 miljoen aan lastenverlichting op arbeid plaatsvindt. Als de heer Bashir daar nog meer van kan maken, heel graag. Nogmaals, wij zijn niet tegen lastenverlichting op arbeid. Sterker nog, daarvoor hebben wij aan tafel gezeten. Ik zie dat daar wel sprake van is.

De heer Omtzigt (CDA): In het Belastingplan staat niet alleen wat er in 2014 gebeurt. Er staat ook in dat in 2015, 2016 en 2017 de marginale druk stapsgewijs wordt verhoogd met de 3,9 miljard waarover ik net sprak. Daarbij wordt de arbeidskorting een stukje verhoogd. Er wordt 3,9 miljard op de marginale druk gestapeld. Ik geloof dat ik samen met de heer Dijkgraaf en mevrouw Schouten vind dat dit onwenselijk is. Ik zie ook de heer Koolmees knikken. Jullie hebben een handtekening gezet voor 2014. Dat begrijp ik, want voor dat jaar moest de begroting worden opgesteld. Maar zou het dan niet logisch zijn om 2015, 2016 en 2017 eruit te slopen en volgend jaar te kijken of de verhoging van de marginale druk nodig is? Dan zijn we eerlijk. Nu worden voor de komende jaren de miljardenverhogingen op arbeid vastgelegd, terwijl dat op dit moment niet nodig is. Is mevrouw Schouten akkoord als ik een amendement indien om dat eruit te halen?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Als u aangeeft hoe u dat wilt doen, dan wil ik daar serieus naar kijken. Ik zeg niet dat ik mij tot en met 2017 exact heb vastgelegd op elke letter en punt die hierin staan. Wij stellen elk jaar opnieuw een Belastingplan vast. Elk jaar opnieuw vinden daar amenderingen op plaats. Sterker nog, het Belastingplan was nog niet bij de drukker vandaan toen we het al amendeerden. Als wij betere voorstellen kunnen doen, heel graag. Wij kwamen nu tot dit plaatje, waarin er ten opzichte van het kabinetsbeleid dingen worden gewijzigd. Dat is met elk amendement dat u maakt ook zo. Volgend jaar verlichten we de lasten op arbeid met 1,8 miljard. Vervolgens gebeurt dat met structureel bijna 900 miljoen. Als dat meer kan worden, heel graag. Doe alstublieft mee.

De heer Omtzigt (CDA): Het is geven en nemen, want aan de andere kant is niet-indexering een verhoging van een miljard. Daarover gaat het volgend jaar echter niet. Dat mevrouw Schouten zich voor volgend jaar heeft vastgelegd, met alle plussen en minnen, begrijp ik. Ze heeft geen 76 Kamerzetels, dus ik begrijp dat ze niet het hele ChristenUnieverkiezingsprogramma kan doorvoeren. Mijn vraag ligt dan ook niet op dat punt, want ik snap dat. Ik snap echter niet waarom de drie partijen akkoord zijn gegaan met wat er in dit Belastingplan geregeld wordt voor 2015, 2016 en 2017. Het was onnodig om dat in dit Belastingplan vast te leggen. Daar zit die verhoging van de marginale druk. Daarmee gaat mevrouw Schouten dus akkoord. Of is er de mogelijkheid om te zeggen: weet je wat, we doen dat niet en we bekijken het in het volgende rondje onderhandelingen volgend jaar?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Ik constateer dat we ook een aantal maatregelen ten goede hebben genomen die structureel doorwerken. Ik noem het niet verlagen van de zelfstandigenaftrek, iets waarmee de heer Omtzigt volgens mij heel blij is. Dat gaat pas in vanaf 2015. Ik noem aan de uitgavenkant bijvoorbeeld het niet verlagen van de kinderbijslag, iets waarmee de heer Omtzigt volgens mij heel blij is. Dan ontkom je er niet aan om voor al die punten die niet in 2014 neerslaan maar wel belangrijk zijn om nu te regelen en om zekerheid aan die groepen te geven, aan te geven hoe je die in het totaalpakket verwerkt. Betekent dit dat we voor de rest helemaal geen mogelijkheden meer hebben om zaken te wijzigen? Wat mij betreft niet. Ik ben geen lid van een regeringspartij. Ik zit niet in de regering en ik ben ook niet van plan om dat te gaan doen met deze regeringspartners, met alle respect voor de VVD en de PvdA. Als we, mogelijk met de heer Omtzigt, dus volgend jaar betere ideeën hebben om de lasten op arbeid nog verder te verlagen, dan ga ik mij daarvoor keihard inzetten. Daar kan hij mij aan houden.

De voorzitter: De heer Omtzigt, tot slot.

De heer Omtzigt (CDA): Ik concludeer dat mevrouw Schouten het eigenlijk niet eens is met de verhoging van de marginale druk in 2015, 2016 en 2017: de verhoging, effectief, naar 49% voor de middeninkomens en naar 56% voor de groep van boven twee keer modaal. Dat wordt er in de latere jaren immers in gefietst. De heer Bashir zei daar ook iets over. Slechts de inkomens boven de € 110.000 houden de marginalebelas-tingdruk, maar alles daarvóór krijgt een hogere marginalelastendruk, dus meer belastingdruk voor elk extra gewerkt uur. De ChristenUnie is niet bereid om dat dit jaar terug te draaien, want dat zit in de gemaakte package deal. Dit jaar gaan de belastingen dus omhoog, omhoog, omhoog. Ze gaan niet minder omlaag. Ze gaan minder omhoog dan het kabinet had bedoeld. Dat is wat er gebeurt. Ze gaan dus omhoog. Ik concludeer echter dat er bij de ChristenUnie en andere partijen wel de bereidheid en de wil is om volgend jaar weer terug te draaien wat dit jaar is besloten.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Als het ons lukt en als daar dekking voor is, dan ben ik daartoe absoluut bereid. Daarvan kan de heer Omtzigt op aan. Het is voor ons namelijk geen doel om de marginale druk te verhogen. De suggestie wordt nu een beetje gewekt dat dat het geval is. Aan het begin van mijn betoog heb ik gezegd dat wat mij betreft de lasten op arbeid verder omlaaggaan dan we in het begrotingsakkoord hebben kunnen regelen. Wij zoeken naar mogelijkheden om dat te realiseren. Ik wil graag dat het CDA met ons en met heel veel andere partijen meedenkt. Ik ken maar weinig partijen die er juist voorstander van zijn om die lasten allemaal wel te verhogen. Er wordt nu gewezen op de heer Groot. Oké, dan hebben we er één gevonden. Als er goede ideeën voor zijn en als de dekking daarvan klopt, dan ben ik er altijd toe bereid. We zeggen dus niet dat het helemaal vastligt tot 2017. Als we het verder kunnen verlagen, dan heel graag.

De voorzitter: U kunt verder met uw inbreng.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Ten aanzien van de vergroening zijn er een aantal maatregelen genomen. Op twee punten heeft mijn fractie nog wel vragen en die gaan over de uitwerking ervan. De collega’s voor mij hebben die ook al gesteld. Het gaat, om te beginnen, over de leidingwaterbelasting. Zoals ook de heer Groot al uitvoerig betoogde, lijkt het erop dat er nu een te hoge opbrengst zal worden gegenereerd, met name doordat er niet alleen rekening is gehouden met industriewater. Ik hoor graag van de Staatssecretaris wat we binnen de mogelijke opbrengst nog kunnen doen om geen heel extreme effecten te krijgen. De Staatssecretaris zal ongetwijfeld goed inzicht hebben in de mogelijke verdeling. Ik hoor graag de mogelijke varianten. Wat ons betreft hoeft er op dit punt echter niet meer te worden opgehaald dan nodig is. Ik zie de voorstellen graag tegemoet.

Met betrekking tot de afvalstoffenbelasting sluit ik mij ook aan bij wat enkele collega’s eerder hebben gezegd. Ik vraag mij af waarom er is gekozen voor een lineair tarief in plaats van een hoog en een laag tarief, zoals wij vroeger hadden. Ik snap wel dat dit te maken heeft met de administratieve lasten, maar daardoor kunnen negatieve effecten ontstaan, bijvoorbeeld dat recyclebaar afval niet meer wordt gerecycled, omdat het goedkoper is om het elders te brengen, en dan schieten wij ons doel voorbij. Ik hoor graag wat de voor- en nadelen zijn van het hoge en lage tarief. We moeten vooral voorkomen dat er negatieve effecten ontstaan, zoals dat het elders wordt gestort, bijvoorbeeld in de mijnen in Duitsland, of dat het niet meer gerecycled wordt, terwijl daarvoor wel heel veel mogelijkheden zijn.

Het kabinet maakt 10 miljoen euro vrij om de energiebelasting op lokaal opgewekte duurzame energie te verlagen. Ik heb begrepen dat dit niet zo veel effect gaat hebben als de ambitie die in het energieakkoord is geformuleerd om decentrale duurzame energie verder te stimuleren. Uit de schriftelijke beantwoording maak ik op dat er veel eisen en randvoorwaarden zijn verbonden aan de regeling voor de energiecoöperaties. De vraag is of we de opwekking van lokale energie hiermee een impuls geven. De regeling lijkt vooral bedoeld voor een selecte groep particulieren, die zich de investering in een duurzame energieopwekkingsinstallatie kunnen veroorloven. Als ook lease- en huurconstructies en grootschalige constructies zich hiervoor kunnen kwalificeren, kan de regeling een veel grotere impuls krijgen. We hebben in Nederland 300 energiecoöperaties, is mij verteld, maar de vraag is of deze voldoen aan de strikte eisen in de regeling. Kan de Staatssecretaris het mogelijk maken dat deze energiecorporaties in de geest van het energieakkoord daadwerkelijk in aanmerking komen voor de korting? In het energieakkoord staat dat die coöperaties ruim baan moeten krijgen. Ik hoor hierover graag een toelichting van de Staatssecretaris.

Ik sluit mij aan bij de vragen van heel veel partijen over de accijns op propaangas. Het gaat vaak om huishoudens die geen alternatief hebben, die in het buitengebied wonen en straks worden geconfronteerd met een behoorlijke verhoging, omdat de accijns wordt gekoppeld aan die op lpg. Ik begrijp dat de Staatssecretaris bang is voor misbruik en hoge uitvoeringskosten, maar het lijkt mij dat daar toch wel een mouw aan te passen moet zijn. Desnoods bekijken we of het mogelijk is om dat niet via de huishoudens te doen, maar via de toeleveranciers, want dat zijn er veel minder. Nogmaals, als de Staatssecretaris andere ideeën heeft, hoor ik dat graag. Volgens mij moet daarvoor wel een praktische oplossing te vinden zijn. Is de Staatssecretaris daartoe bereid?

Bij de financiële beschouwingen hebben we het ook al gehad over beklemde vermogens. Dank voor de toezegging van de Staatssecretaris dat hij ook gaat kijken naar de pensioenvermogens van ondernemers. Ik ben benieuwd wanneer wij daarover wat meer informatie zullen krijgen, om die discussie aan te gaan.

Bij het stamrecht hebben wij van verschillende kanten vragen gekregen van mensen die zeggen dat er een sociaal akkoord in de maak is of is afgesloten. Er is toch wat onzekerheid over wanneer het stamrecht nog voldoet aan de eisen en mag worden opgericht. Is dat het moment van aanmelding bij het ministerie of het moment waarop er een overeenkomst is, die nog niet is aangemeld? Ik denk dat het goed is als daarover meer duidelijkheid komt.

De vraag is ook wat er gebeurt als die sociale plannen zijn opgesteld en als blijkt dat deze er net niet meer aan voldoen. Die sociale plannen zijn vaak een totaalpakket, waarbij het ontslag gedeeltelijk via het stamrecht wordt geregeld en er geld beschikbaar is voor het van werk naar werk helpen van andere deelnemers. Het kan zijn dat andere plannen, bijvoorbeeld voor het van werk naar werk helpen, in de knel komen als de stamrechtroute opeens niet meer mogelijk is. Ik ben wel benieuwd hoe de Staatssecretaris daarmee omgaat, om te voorkomen dat het sociaal akkoord dat net is afgesloten, weer helemaal overhoop moet worden getrokken, omdat het geld anders verdeeld moet worden. Het is van belang om er snel duidelijkheid over te hebben hoe de Staatssecretaris daarmee omgaat.

Als die sociale plannen al zo ver zijn, moeten we wat ons betreft niet nu in één keer de deur dichtgooien. Dat lijkt me niet heel productief voor degenen die zich hier maanden over gebogen hebben. Ik hoor graag de reactie van de Staatssecretaris hierop.

Dan kom ik op de schenkbelasting. Het is goed dat er nu een verruiming komt, zo zeg ik andere partijen na, voor het aankopen van een woning maar ook voor het aflossen van restschulden. Dat is ook een erg belangrijk thema. Ik denk echter dat de regeling in de praktijk misschien een beetje rigide is. Is het mogelijk om het bedrag over meerdere jaren uit te smeren? De heer Omtzigt noemde een termijn van vier jaar. Ik weet zelf niet om hoeveel jaar het zou moeten gaan, maar ik kan me wel voorstellen dat je niet in één keer € 100.000 op tafel kunt gooien. Een termijn van meerdere jaren zou dan soelaas kunnen bieden. Dat zou ook een grotere impuls kunnen geven aan de woningmarkt. Is het mogelijk dat er verschillende schenkers zijn om tot dat bedrag te komen? Is het bijvoorbeeld een mogelijkheid dat drie partijen elk € 30.000 aan je lenen? Kom je dan niet in de problemen als je daarmee je huis financiert? Als dit al kan, is het prima, maar er bestond wat onduidelijkheid over. Je kunt een bedrag van maximaal € 100.000 gebruiken om je restschuld af te lossen. Begrijp ik het goed dat je huis dan niet voor 29 oktober 2012 verkocht mag zijn? Begrijp ik het goed dat die schenkingsvrijstelling niet gebruikt mag worden als je een restschuld hebt en je huis voor die datum verkocht is? Waar komt die datum vandaan? Hoe zal dit in de praktijk uitwerken? Er is misschien een groep die hier heel grote problemen mee heeft. Is het waar dat deze maatregel maar tot 1 januari 2015 geldt, als je dus in 2014 je huis met verlies verkoopt? Ik denk dat het belangrijk is om hier meer duidelijkheid over te hebben. In de praktijk roept dit namelijk wat vragen op.

De periodieke giften aan de anbi’s hoeven voortaan niet meer per se via de notaris, maar kunnen ook via een onderhandse akte. Mijn dank daarvoor. Ik denk dat heel veel anbi’s hiermee gediend zijn, net als heel veel mensen die willen schenken. Hoe bekend is dit bij de anbi’s? Wil de Staatssecretaris hierover nog meer duidelijkheid verschaffen? Ik krijg namelijk de indruk dat bijna iedereen denkt dat het via de notaris moet. Het zou goed zijn om daar meer aandacht voor te hebben. We hebben net een discussie gehad over anbi’s waarbij strafrechtelijke zaken aan de orde zijn. Ik krijg juist heel veel signalen dat anbi’s die helemaal niet in dat circuit zitten en waarbij geen sprake is van strafrechtelijke vervolging van een bestuurder of iets dergelijks, hun anbi-status verliezen. Ik heb voorbeelden van anbi’s die al 25 jaar in aanmerking komen voor een giftenaftrek, maar nu niet meer, omdat ze ineens niet meer van algemeen nut worden geacht. Over willekeur gesproken. Die organisaties krijgen al 25 jaar te horen dat ze van algemeen nut zijn, maar nu zijn ze dat opeens niet meer. Ik vind dat nogal bijzonder. Ik wil weten van de Staatssecretaris waarom daar nu opeens zo naar wordt gekeken. Dit heeft een behoorlijke impact voor de rechtszekerheid en de rechtsgelijkheid. Ik wil meer duidelijkheid hebben over de motivatie en de redenen hiervoor, zodat we hier ook kunnen spreken over de vraag wat we hiervan vinden.

De heer Groot (PvdA): Ik ben benieuwd welke anbi’s hun status kwijtraken.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Ik kan u de namen noemen. Ik weet niet of u daarin geïnteresseerd bent. Het zijn vooral anbi’s die zich bezighouden met specifieke scholing. Voorbeelden zijn De Wittenberg en het Evangelisch College. Dat zijn opleidingen die mensen voor een specifieke taak opleiden. Zij hebben al 20 of 25 jaar recht op giftenaftrek maar nu opeens niet meer. Dat heeft wel impact op hun bedrijfsvoering. Ik kom bij het afschaffen van de kennisgeving van het verstrekken van inlichtingen aan buitenlandse belastingdiensten. Ik heb daar met mevrouw Neppérus al een interruptiedebatje over gevoerd. Wij zijn daar kritisch over. Wij snappen dat ervoor moet worden gezorgd dat fraude wordt tegengegaan. Daar zijn wij ook niet tegen. Dan moet je dus ook goed kijken welke maatregelen daar heel effectief voor zijn. Er wordt nu echter best wel een grote stap gezet. Het gaat wel ver om belastinggegevens, dus privacygevoelige gegevens, uit te wisselen met het buitenland terwijl iemand dat niet eens weet.

Ook ik wil weten hoe het zit met de rechtsbescherming. Kan dit allemaal zomaar? Hoe kan dit worden geduid in het geheel van het uitwisselen van gegevens en de privacygevoeligheid daarvan? Hoe heeft de Staatssecretaris dat gewogen? Ik snap wel dat hij het nodig heeft om snel te kunnen handelen en ervoor te zorgen dat hij niet in allerlei langdurige trajecten terechtkomt, maar ook dan denk ik: hoeveel verzoeken zijn er al en hoelang lopen die gemiddeld? Je zet nu toch een deur behoorlijk wijd open terwijl het aantal gevallen waarin het echt een probleem oplevert misschien heel beperkt is. Dan zetten we nogal een principiële stap. Ik wil dus wel weten hoe de Staatssecretaris dat zelf gewogen heeft. Verwacht hij dat dit juridisch echt houdbaar is? Heeft hij dat wellicht ook getoetst? Wij zijn er in ieder geval nog niet van overtuigd dat dit het geval is. Ik hoop dat de Staatssecretaris ons daarvan kan overtuigen. Ik heb nog een vraag over het partnercriterium in de kinderopvangtoeslag. Door een uitzondering te maken op de arbeidseis voor familierelaties hebben alleenstaande ouders met een inwonende, hulpbehoevende vader of moeder wel recht op kinderopvangtoeslag. Dat is een goede stap. Volgens mij was het ook een wens van de Kamer. De vraag is of het meetellen van het toetsingsinkomen van de inwonende, hulpbehoevende grootouder niet alsnog een drempel opwerpt om hulpbehoevende ouders in huis te nemen. Daarmee kan de hoogte van de kinderopvangtoeslag wel behoorlijk naar beneden worden bijgesteld. De heer Dijkgraaf heeft net al gesproken over mantelzorg en al dat soort zaken. Ik denk dat we ervoor moeten waken dat juist mensen die de zorg voor ouders of grootouders op zich nemen, niet getroffen worden doordat dat inkomen meegerekend gaat worden voor bijvoorbeeld het vaststellen van de kinderopvangtoeslag. Is het mogelijk om dan ook een extra uitzondering te maken en het toetsingsinkomen van de grootouders niet mee te laten wegen? Dat is nu wel geregeld voor de arbeidseis.

Ik sluit mij met het oog op de tijd aan bij de vragen van de heer Van Vliet over de invorderingsrente. Wij zijn er ook vrij kritisch over. Het verbaast ons dat de rechtsvorm ook nog bepalend is voor de soort rente die moet worden betaald. Dat krijgen wij ook niet uitgelegd. Ik hoop dat de Staatssecretaris daar iets meer inzicht in kan geven. Hiermee heb ik mijn belangrijkste punten besproken.

De voorzitter: Het is een wonder. U bent precies op de seconde af door uw spreektijd heen. Mijn complimenten daarvoor!

Het woord is ten slotte aan de heer Koolmees van de fractie van D66.

De heer Koolmees (D66): Voorzitter. Het Belastingplan van dit kabinet bleek een belastingconcept, want sinds de begrotingsafspraken over 2014 is het Belastingplan op een aantal onderdelen wezenlijk aangepast. Mijn fractie is uiteraard tevreden over deze aanpassingen: minder belasting, meer koopkracht, minder nivellering en meer vergroening. Dat is goed voor de werkgelegenheid, dat is goed voor de economie en dat is goed voor duurzaam Nederland. Ik noem een aantal belangrijke wijzigingen in de zelfstandigenaftrek, de algemene heffingskorting in de vierde schijf, de lastenverlichting op arbeid, anderhalf miljard in de eerste schijf, vergroening en de btw in de bouw. Ook ik gebruik de woorden: nog steeds is het niet mijn verkiezingsprogramma. De fractie van D66 heeft nog steeds een aantal wensen als het gaat om de toekomst van de fiscaliteit. Die ga ik vandaag met de Staatssecretaris doorlopen. Ik wil in mijn inbreng eerst ingaan op de fiscale agenda en de reactie op het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen. Ik heb vervolgens vragen over het Belastingplan en de nota’s van wijziging. Ik heb ten slotte vragen over de OFM en een aantal overige onderwerpen. In deze inleiding wil ik ook mijn dank aan de Staatssecretaris en zijn ambtenaren overbrengen voor de uitermate snelle en deskundige beantwoording van alle vragen die in een korte tijd zijn gesteld op alle wijzigingen die ook op korte termijn door de vijf partijen op het Belastingplan zijn aangebracht. Dank daarvoor!

Ik begin met de toekomst van de fiscale agenda. De commissie-Van Dijkhuizen toonde aan dat we door belastinghervormingen de werkgelegenheid kunnen stimuleren. Niet alleen de lastenverlichting levert banen op; ook het slimmer inrichten van het belastingstelsel is goed voor de economie. Volgens het CPB leveren de voorstellen van Van Dijkhuizen op termijn 140.000 banen op. Mijn fractie is zeer tevreden met de toezegging tijdens de algemene financiële beschouwingen van twee weken geleden dat het kabinet voor 1 april met een reactie op dit onderzoek komt, alsmede met een agenda met een aantal bouwstenen om in de toekomst verder te gaan met het uitwerken van de fiscale agenda. Zoals tijdens de financiële beschouwingen is gezegd, hanteert D66 daarvoor vier uitgangspunten: werken moet lonen, de vervuiler of de gebruiker betaalt, een evenwichtiger inkomensverdeling en een zo eenvoudig mogelijk stelsel. De Staatssecretaris heeft daaraan toen toegevoegd een robuust en fraudebestendig stelsel. Dat steunt mijn fractie ook, dus het zijn eigenlijk vijf punten.

In dit Belastingplan zit één uitwerking van een concreet plan van de commissie-Van Dijkhuizen, namelijk de huishoudtoeslag. Kunnen we in de reactie nog meer van dit soort ontwikkelingen verwachten? Ik sluit me een beetje aan bij een opmerking van de heer Groot: is het nu een nieuwe fiscale agenda van de Staatssecretaris of zit het er een beetje tussenin? We hebben in 2011 een fiscale agenda gekregen, waarin wat mijn fractie betreft een hoop interessante bouwstenen zaten voor de toekomst van de fiscaliteit. Nu hebben we het advies van de commissie-Van Dijkhuizen erbij gekregen, waarin ook een aantal heel interessante bouwblokken zitten. Het zou mijn fractie een lief ding waard zijn als de reactie wat breder is, bijvoorbeeld als het gaat om een simpeler en minder fraudegevoelig btw-systeem. Ook dat is een onderdeel van een toekomstbestendig, robuust fiscaal systeem, dat ook weer kan worden gebruikt om de lasten op arbeid te verlichten. Ook in de oorspronkelijke fiscale agenda was dat een belangrijke bouwsteen.

Speciale aandacht vraag ik nog even voor de behandeling van vreemd en eigen vermogen. Ik weet dat de Staatssecretaris dat niet apprecieert, maar ik doe het toch. Dit is mijn vierde Belastingplan, zo zeg ik uit mijn hoofd. Met de heer Groot heb ik iedere keer aandacht gevraagd voor de fiscale behandeling van vreemd en eigen vermogen. Dit onderwerp is niet expliciet meegenomen in het advies van de commissie-Van Dijkhuizen, want dat was gericht op de inkomstenbelasting en niet op de vennootschapsbelasting. In de Kamerbrief van 20 maart over de fiscale moties en toezeggingen lees ik dat de Staatssecretaris geen verdere stappen wil nemen om vreemd en eigen vermogen gelijk te behandelen. 20 maart was mijn verjaardag en het was teleurstellend dat ik geen cadeautje kreeg van de Staatssecretaris. Ik vind het ook onverstandig om het niet te doen, omdat het een onderwerp is dat echt op de agenda moet blijven staan. Investeren in Nederland en meer gebruikmaken van eigen vermogen in tegenstelling tot vreemd vermogen is een belangrijk onderwerp voor de toekomst van ons belastingstelsel. Ook de studiecommissie belastingstelsel van de heer Van Weeghel uit 2010 deed een belangrijke aanbeveling op dat punt. De Staatssecretaris schreef in de brief dat indien slechts onderzoek zou worden gedaan, dit tot grote onzekerheid bij het bedrijfsleven zou leiden. Dat is eenzelfde redenatie als de redenatie die altijd voor de hypotheekrenteaftrek werd gehanteerd. Iedereen wist dat het op de langere termijn moest wijzigen, maar niemand wilde erover praten. Laten we een keer door de zure appel heen bijten en dit toch op de agenda krijgen.

De Staatssecretaris noemt in zijn brief ook 1,5 miljard euro aan kosten voor een stelselwijziging betreffende eigen en vreemd vermogen. Juist bij zo’n fundamentelere herziening, waar verschillende bouwstenen bij elkaar kunnen komen, kan er echter ook wat geld worden gevonden om er echt een stap in te zetten. Daarom stel ik toch een paar concrete vragen. Kan de Staatssecretaris toezeggen om toch onderzoek te doen naar de gelijke behandeling van vreemd en eigen vermogen? Wil hij de uitkomsten van zo’n onderzoek meenemen in zijn reactie op het advies van de commissie-Van Dijkhuizen/de nieuwe fiscale agenda? Mijn laatste punt in deze introductie is dat de commissie-Van Dijkhuizen heel duidelijk pleit voor een lager belastingtarief. Het Belastingplan maakte een valse start door het inkomensafhankelijk maken van een aantal heffingskortingen: de algemene heffingskorting en de arbeids-korting. We hebben in de begrotingsafspraken een deel kunnen terugdraaien, maar niet alles. Via de aanbevelingen van de commissie-Van Dijkhuizen zie ik ruimte ontstaan om bouwstenen te selecteren waarmee we lastenverlichting op arbeid wel mogelijk kunnen maken. Ik hoop dat de kabinetsreactie die bouwstenen zal bevatten. Ik krijg graag een reactie op mijn inleiding.

Mijn tweede blok betreft het Belastingplan. Ik ga verder door op de lastenverlichting op arbeid, want een evenwichtig inkomensbeleid is ook voor mijn fractie van groot belang. Meer werkgelegenheid is echter een topprioriteit. Nivelleren, zo hebben we geleerd, kost banen. Bij mijn fractie dringt zich ook de vraag op waarom er zo bewust is gekozen voor een nivelleringsagenda, zeker omdat vorige week het CBS naar buiten kwam met een analyse van de inkomensverschillen in Nederland waaruit bleek dat die verschillen sinds het begin van deze eeuw niet wezenlijk zijn veranderd. Waarom is er gekozen voor een nivelleringsagenda als daardoor banen worden vernietigd? Mijn fractie begrijpt ook dat een evenwichtige inkomensverdeling in deze tijd belangrijk is. Ik zie dat er een interruptie is.

De voorzitter: Maar u mag wel even uw zin afmaken. Als u wilt, kan de heer Groot ook meteen zijn vraag stellen.

De heer Koolmees (D66): Laat de heer Groot eerst maar zijn vraag stellen, want ik ben even de draad kwijt.

De heer Groot (PvdA): We hebben inderdaad een redelijk stabiele en gelijke inkomensverdeling. Tegelijkertijd zijn de werkgelegenheidspres-taties van Nederland in de laatste twintig jaar best goed. We zitten nu in een economische crisis. Daaruit concludeer ik dat een meer gelijke inkomensverdeling helemaal niet haaks staat op het creëren van werkgelegenheid. Sterker nog, Noord-Europese landen met een evenwichtige inkomensverdeling scoren in het algemeen heel goed op het gebied van een lage werkloosheid en werkgelegenheid. Ik kan de tegenstelling die de heer Koolmees nu creëert, echter niet goed plaatsen.

De heer Koolmees (D66): De heer Groot heeft gelijk dat een evenwichtige inkomensverdeling in een land over het algemeen een teken is dat het goed gaat en dat het een stabiel land is, waarin de economische groei hoog kan zijn. Tegelijkertijd blijkt uit de doorrekening van de plannen die bij het Belastingplan zijn gepresenteerd op het gebied van het inkomensafhankelijker maken van bijvoorbeeld de algemene heffingskorting of de arbeidskorting, dat je daarmee wel een heel hoge marginale druk neerlegt over een brede inkomenscategorie, waardoor je extra arbeid ontmoedigt. Dat lijkt mij heel onverstandig, aangezien we naar een vergrijzende samenleving gaan waarin we in de toekomst alle mensen nodig zullen hebben. Mijn kritiekpunt betreft het volgende. We hebben in Nederland al een heel evenwichtige inkomensverdeling. Daar is mijn fractie tevreden mee. Waarom zou je dus dit soort stappen zetten om banen en arbeidsaanbod te vernietigen?

De heer Groot (PvdA): Ik wijs op een artikel in Het Financieele Dagblad van een voormalig collega van de heer Omtzigt, Bert de Vries. Hij wijst erop dat die nivelleringsdiscussies vaak nogal eenzijdig worden aangevlogen. Er wordt bijvoorbeeld gekeken naar de stijging van de marginale druk bij de hoge inkomens. Partieel geredeneerd leidt die stijging tot negatieve effecten op de werkgelegenheid, maar je kunt ook bekijken wat er met dat geld gebeurt. Je kunt ook ergens anders de marginale druk voor lage inkomens verlagen. Dat stimuleert de werkgelegenheid. Mijn stelling is dat deze discussies altijd heel erg selectief worden aangevlogen. Je kunt ook heel goed redeneren dat het helemaal niet ten koste hoeft te gaan van de werkgelegenheid als een land zorg draagt voor een wat meer gelijke inkomensverdeling.

De heer Koolmees (D66): Dat zou zo zijn als je wat meer – ik kom nu op een wat technisch onderwerp – in de richting zou gaan van een releaseachtige review over de ontwikkelingen van de marginale druk. Mijn constatering is wel dat er over de hele brede linie een heel hoge marginale belastingdruk is. De vraag is dus gerechtvaardigd of we niet juist de belasting op arbeid kunnen verlagen, waarmee we extra arbeidsaanbod stimuleren, door op een andere manier de belastingheffing vorm te geven. Nogmaals, ik denk aan meer belasting op consumptie en meer belasting op milieuvervuiling. Dat geld kun je gebruiken om de belasting op arbeid te verlagen. Dan heb je dit soort verhogingen van de marginale druk voor bepaalde inkomensgroepen dus niet nodig om over een brede linie die belastingtarieven te laten dalen.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik heb een vraag over hetzelfde punt. Anders dan de heer Koolmees kennelijk uit mijn woorden opmaakt, ben ik juist een groot voorstander van het gebruik van woorden als «nivelleren» en «denivelleren», want die zijn namelijk veel concreter en helderder dan het begrip «evenwichtige inkomensverdeling», wat van alles kan betekenen. Dat blijkt ook uit de stukken. Daar heb ik de Staatssecretaris al een aantal vragen over gesteld.

Dit kabinet is begonnen met het adagium dat in tijden van crisis de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen. Voor mijn gevoel betekent dit dat je nivelleert als het slecht gaat. Het zijn toch twee kanten van dezelfde medaille? Als de heer Koolmees zegt dat nivelleren banen kost en dat we dus juist moeten denivelleren, dan onderstreept dat mijn punt dat het heel verwarrend is wat uiteindelijk met een evenwichtige inkomensverdeling wordt bedoeld. Het is een van beiden. Of je zegt dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen. In tijden dat het slecht gaat, kan dat naar mijn smaak maar één ding betekenen, namelijk dat je nivelleert. Of je zegt: nivelleren kost banen en dat moeten we niet doen; we gaan denivelleren. Wat is het nou?

De heer Koolmees (D66): Ik ga deze vraag in tweeën beantwoorden. Ten eerste is de vraag wat evenwichtig is, een politieke vraag. Alle partijen aan deze tafel zullen daar anders tegen aankijken. Bij de algemene financiële beschouwingen vroeg de heer Merkies de Minister van Financiën naar de inkomensongelijkheid in Nederland. In de discussie die daarop volgde, verwees de Minister naar de ginicoëfficiënt, de maatstaf voor inkomensongelijkheid. Daaruit blijkt dat de inkomensongelijkheid de laatste tien tot twintig jaar redelijk stabiel is gebleven. In ieder geval is de inkomensongelijkheid niet toegenomen. Dat was althans het antwoord van de Minister van Financiën en ik neem aan dat hij een verstandig en eerlijk antwoord gaf. Het is dus een politieke vraag wat evenwichtig is. Ten tweede moet je hierbij ook efficiëntiecriteria in ogenschouw nemen. Ik kan dat het beste illustreren aan de hand van onderzoek door het Centraal Planbureau. Uit dat onderzoek blijkt namelijk dat een toptarief van 49% optimaal is. Een hoger toptarief zou meer belastinggeld kosten dan opleveren, puur vanwege allerlei gedragsreacties. Mensen gaan belasting ontwijken, minder werken of naar het buitenland: al dat soort zaken gaat dan een rol spelen. Er is dus zeker ook kritiek mogelijk op het verhogen van de marginale druk op grond van efficiëntiecriteria. Mijn kritiek richt zich vooral op die criteria, want ik ben het ermee eens dat te hoge marginale druk per saldo slecht is voor de belastinginkomsten in Nederland.

De voorzitter: Ik vraag de heer Van Ojik en andere vragenstellers om hun vragen zo compact mogelijk te formuleren. We hebben met elkaar afgesproken dat we dit overleg uiterlijk 16.45 uur zullen afronden en dat halen we alleen als de heer Koolmees de resterende tijd kan benutten voor zijn eigen bijdrage en niet voor interrupties.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Het is natuurlijk mogelijk om te beredeneren dat het als gevolg van efficiencygevolgen banen kost. Daar zijn boekenkasten over vol geschreven. Mijn punt was echter dat als je uit sociaal oogpunt stelt dat in tijden van crisis de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen, je met andere woorden zegt dat je wilt nivelleren. Als je zegt dat nivelleren banen kost, dan is dat een andere insteek.

Ik heb niet voor niets de cijfers uit het akkoord genoemd, want daaruit blijkt dat in 2017 iemand met vijf keer het wettelijk minimumloon in de plus zit, terwijl iedereen daaronder op de nul of in een lichte min zit. Ik noem dat denivelleren. Als dat is wat je wilt, moet je dat gewoon zeggen. Maar dat is dus niet de sterkste schouders de zwaarste lasten laten dragen. Het kan niet allebei waar zijn.

De heer Koolmees (D66): Ik zou zelf niet snel de uitdrukking «de sterkste schouders, de zwaarste lasten» gebruiken. Een aantal andere partijen in dit huis doet dat wel. De PvdA gebruikt het bijvoorbeeld altijd in haar campagnes.

Ik heb zelf wel altijd het Nederlandse progressieve belastingstelsel verdedigd. Naar mate je meer inkomen hebt, betaal je in dat stelsel zowel absoluut als procentueel meer belasting. Ik vind dat nog steeds een verstandig uitgangspunt voor ons belastingsysteem, maar dat laat onverlet dat ik tegelijkertijd kritiek heb op de uitwerking van dat uitgangspunt. Dat is de reden waarom ik zeg dat we moeten oppassen dat de marginale druk, de extra belastingdruk op de extra verdiende euro, niet te groot wordt omdat dat er per saldo toe leidt dat we ons in onze eigen voet schieten. Dan is het niet langer «de sterkste schouders, de zwaarste lasten», maar gewoon geld wegdragen.

Dergelijke kritiek op het steeds maar laten stijgen van de marginale druk is overigens ook geuit door andere economen in de discussie over een toekomstbestendig belastingstelsel. Ik zie dan ook liever dat we het belastinggeld dat we nodig hebben, op een andere manier ophalen en deels gebruiken om de marginale druk te verlagen. Dat leidt er namelijk toe dat meer werken ook echt meer loont. Nivelleren is dus zeker niet per se hetzelfde als «de sterkste schouders, de zwaarste lasten». Daarin zijn allerlei gradaties mogelijk!

De voorzitter: Ik stel voor dat u verder gaat met uw betoog.

De heer Koolmees (D66): Een aantal punten uit mijn tekst heb ik inmiddels behandeld, voorzitter.

Ik ga verder met de CPB-analyse van het optimale marginale tarief. In een brief aan de Eerste Kamer heeft de Staatssecretaris geprobeerd om deze CPB-studie te nuanceren en in zijn context te plaatsen. Het zou bijvoorbeeld een verouderd rapport zijn, omdat het betrekking heeft op 2001. Daarnaast zou het omgegeven zijn door grote onzekerheidsmarges. Dat klopt natuurlijk, want zo’n puntschatting is nu eenmaal ingewikkeld. Ik vraag de Staatssecretaris toch om in zijn reactie volgende week op het CPB-onderzoek in te gaan op de vraag hoe het zich verhoudt tot het Belastingplan. Ik denk dan vooral aan het punt dat ik maakte over de effecten van de steeds hogere marginale druk op het arbeidsaanbod en de werkgelegenheid. Wat vindt hij zelf een acceptabel maximaal marginaal tarief? En bij welk percentage ligt volgens hem het opbrengstmaximalise-rende toptarief?

Bij de budgettaire consequenties van het inkomensafhankelijk maken van de arbeidskorting en de algemene heffingskorting wordt niet gerekend met gedragseffecten. Dat is op zich gebruikelijk, en ik snap de regel dat niet alles inclusief gedragseffecten kan worden gedaan. De Staatssecretaris hanteert echter de criteria «nieuw» en/of «substantieel» voor maatregelen waarbij dit wel wordt gedaan. Ik vraag me hardop af: is de 4 miljard euro die wij nu verschuiven via de heffingskorting niet substantieel genoeg om daarbij naar de gedragseffecten te kijken? Kan de Staatssecretaris alsnog een inschatting van de gedragseffecten geven, en kan hij toezeggen dat hij in het vervolg bij dergelijke grote verschuivingen – nogmaals, er wordt een bedrag van 4 miljard euro verschoven – ook een ex-postberekening in het Belastingplan toevoegt, niet vanuit de budgettaire analyse maar vanuit de gedragseffecten op de economie? Bij dit punt maak ik tot slot een opmerking over de uitvoeringsaspecten, waarnaar ook de heer Omtzigt heeft gevraagd. In de nota naar aanleiding van het verslag staat: in de uitvoering gaat dit goed komen. Toch bereiken mij nog steeds andere signalen. Zo moeten mensen aan het eind van het jaar toch nog gaan bijbetalen omdat ten gevolge van het inkomensafhankelijk maken van de arbeidskorting en de algemene heffingskorting bijvoorbeeld een dertiende maand of een extra gratificatie leidt tot het terugbetalen van belastingkortingen die al vergeven zijn aangezien ze elke maand worden verrekend met de loon- en inkomstenbelasting. Kan de Staatssecretaris hierop volgende week nog eens ingaan en ons op dit punt geruststellen?

Een belangrijk punt voor mijn partij is de vergroening. Ik ga alle vier de maatregelen langs. De eerste betreft de bpm. Bij de begrotingsafspraken is besloten om de lasten op arbeid fors te verlagen. Een deel daarvan wordt gefinancierd door de verhoging van de bpm met 200 miljoen euro. De Staatssecretaris heeft in de nota van wijziging een invulling daarvan gegeven. Ik snap dat bij de invulling van de 200 miljoen euro ook naar de vrijstelling van de eerste schijf wordt gekeken, omdat daarin natuurlijk een grote uitholling van de belastinggrondslag zit. In het tweede kwartaal van 2013 viel zo’n 85% van de auto’s in die categorie; daar zal dus ook een deel vandaan moeten komen. De prikkel om verder te verduurzamen ontbreekt echter bij auto’s die net boven die grens vallen. Het volledig uit de wind houden van de meest vervuilende auto’s bij de invulling van de 200 miljoen snappen wij dan ook niet helemaal. Wil de Staatssecretaris daarom ook de meest vervuilende auto’s laten meebetalen, en wil hij kijken naar een aantal alternatieve mogelijkheden met betrekking tot de 200 miljoen euro? Op dit punt sluit ik me aan bij de heer Groot. Wij hebben nu aantal schijven, zei hij, maar kan er niet een curve komen? Wat zijn daarvan de praktische uitvoeringsproblemen? Die zullen er vast zijn, maar het heeft wel iets eerlijks: hoe meer CO2 je uitstoot, hoe meer bpm je betaalt. Ik zie de Staatssecretaris verontrust kijken. Ik ben dus zeer benieuwd naar zijn reactie volgende week.

De volgende maatregel betreft het tarief voor lokaal duurzaam opgewekte energie. Het is goed dat er een regeling komt om lokaal opgewekte duurzame energie te stimuleren. Ik heb daarbij vragen op vier punten: 1. de dekking uit het eerste tarief; 2. het uitsluiten van individuele particulieren en ondernemers; 3. het verbieden van operational lease; 4. de investeringszekerheid of de horizonbepaling.

Ik begin met het eerste punt. De kosten van deze regeling worden gedekt door de verhoging van het eerste tarief, terwijl juist dat tarief al erg hoog is. Huishoudens betalen immers een hoog tarief voor de energiebelasting, veel meer dan de grootverbruikers en de grote industrie. Dat is niet alleen onrechtvaardig maar het vormt ook een perverse financiële prikkel om veel te vervuilen. Hiervoor hebben wij een aantal keer aandacht gevraagd, ook in onze tegenbegroting. Wij zijn ervoor om de energiebelasting voor de hogere schijven te verhogen, niet in één klap maar geleidelijk. Het zou daarom beter zijn om de begunstiging van het tarief voor lokaal duurzaam opgewekte energie niet te financieren uit het eerste tarief maar om breder te kijken over meerdere schijven. Waarom is daarvoor niet gekozen, zo vraag ik de Staatssecretaris. Wat zijn daarbij de overwegingen? Het tweede punt is het volgende. Alleen corporaties en vve’s maken aanspraak op de regeling voor lokale duurzame energie. Ik snap de achtergronden van deze keuze, met name de budgettaire beheersbaarheid, maar het gevolg van deze keuze is dat individuele particulieren worden uitgesloten. Ook ondernemers maken geen aanspraak op de regeling, ook niet als zij lid zijn van een coöperatie. Door deze beperkte invulling worden grote groepen uitgesloten van deze regeling, terwijl heel Nederland ervan profiteert als ook zij gaan inzetten op lokale duurzame energie. Ook mevrouw Schouten heeft hierover een vraag gesteld, waarbij ik me aansluit. Ik vraag concreet aan de Staatssecretaris of hij een delegatiebepaling aan het wetsvoorstel kan toevoegen. Met die delegatiebepaling krijgt de regering de bevoegdheid om via nadere regelgeving ook individuele particulieren en ondernemers aanspraak te laten maken op deze regeling. De regering zou daarover een knoop kunnen doorhakken, bijvoorbeeld bij de evaluatie na vier jaar. Ik ben benieuwd of de Staatssecretaris hiervoor openstaat.

Het derde punt gaat over operational lease en ook daarover heeft mevrouw Schouten vragen gesteld. De operational lease is in deze regeling uitgesloten. Het gaat vaak om grote investeringsbedragen. Banken proberen hun balansen te herstellen waardoor ze toch wat terughoudend zijn met kredieten. Operational lease zou een oplossing kunnen zijn. Waarom is dat eigenlijk niet mogelijk? Graag hoor ik ook op dit punt een reactie van de Staatssecretaris. Waarom is dit uitgesloten en wat zijn de budgettaire consequenties als dit toch wordt toegestaan?

De heer Klein (50PLUS): U hebt een vraag gesteld over de uitbreiding naar particulieren en ondernemers. Kan dat wat u betreft ook gelden voor sportverenigingen en sportcomplexen die ruimte bieden om zonnepanelen te plaatsen op trainingsaccommodaties?

De heer Koolmees (D66): Er zijn verschillende invalshoeken. Bij de vereniging speelde een discussie of de juridische positie van zo’n vereniging wel handhaafbaar was. Naar aanleiding van het verslag zijn daar veel vragen over gesteld en daar is antwoord op gegeven. Dit gaat vooral over het aansluiten van ondernemers bij zo’n lokaal initiatief, maar ook over de 300 initiatieven die al bestaan en onderdeel zijn van het energieakkoord en er ook gebruik van zouden willen maken. Deze lijken nu buiten de boot te vallen. Daar zijn mijn vragen op gericht.

De heer Klein (50PLUS): U zou er geen bezwaar tegen hebben als de Staatssecretaris de andere elementen ook zou meenemen?

De heer Koolmees (D66): Ik was wel overtuigd van de uitvoerbaarheids-discussie. Het is de vraag of zo’n vereniging zich kan aansluiten bij zo’n coöperatie. Dat is een terechte vraag en die leggen we ook bij de Staatssecretaris neer.

Het vierde punt is de evaluatiebepaling na vier jaar. Is dat voldoende investeringszekerheid voor partijen die nu beginnen? Je hebt toch te maken met een terugverdientijd van zes of zeven jaar. Ook de heer Van Ojik en de heer Omtzigt hebben daarover vragen gesteld. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat de horizon sowieso zes of zeven jaar is, los van de evaluatie van de mensen die nu gebruikmaken van deze regeling? Dan kom ik op de leidingwaterbelasting. Ik heb gisterenavond nog naar het waterverbruik van de afgelopen tien jaar gekeken en zag dat gezinnen de afgelopen tien jaar zuiniger zijn omgegaan met water, terwijl bedrijven nauwelijks zuiniger zijn omgegaan met water. De introductie van een leidingwaterbelasting kan dus wel degelijk een prikkel zijn om zuiniger om te gaan met iets belangrijks als schoon drinkwater. Zo’n prikkel tot innovatie en zuiniger omgaan met water is heel goed om ook voor bedrijven van toepassing te verklaren.

In de nota naar aanleiding van het verslag van de schriftelijke vragenronde viel mij een passage op. Daarin stond het volgende. «De beoogde budgettaire opbrengst voor het laten vervallen van de 300 m3-grens, die wordt gedragen door grootverbruikers, is circa € 80 miljoen. Naar verwachting zal de opbrengst hoger zijn omdat in de leidingwaterbelasting geen onderscheid wordt gemaakt tussen drinkwater en overig leidingwater (zogenoemd industriewater). Zoals ook wordt aangegeven in de toelichting op de tweede nota van wijziging op het wetsvoorstel Belastingplan 2014 wordt de mogelijkheid nog onderzocht om wel een onderscheid te maken tussen drinkwater en overig leidingwater. «Ik ben zeer benieuwd waar de Staatssecretaris mee komt. Wat betekent deze laatste zin? Voor mijn fractie is het belangrijk dat er geen onvoorziene effecten optreden, maar dat er wel een prikkel blijft bestaan om zuinig om te gaan met water en dat die marginale prikkel aanwezig blijft. Als er onvoorziene gevolgen zijn, dan hoor ik dat graag van de Staatssecretaris.

De heer Van Vliet (PVV): Ik haak nog even in op dit verhaal van de heer Koolmees. Ik heb een aantal collega’s horen spreken over overdekking of hoe dat begrotingstechnisch heet, namelijk dat er meer opbrengst geboekt gaat worden dan is ingeboekt. Ik ken de heer Koolmees als een begrotingsspecialist. Zit er niet ook een weglekeffect in dit verhaal waar het gaat om bedrijven in de winstsfeer? Een kostprijsverhogende belasting is een kostenpost die je normaal aftrekt in de winstsfeer. Daar zit ongetwijfeld een weglekeffect in. Doet dat de overdekking niet teniet?

De heer Koolmees (D66): Dat zou ik eerlijk gezegd niet weten. Wat de heer Van Vliet zegt, klinkt plausibel. Je moet natuurlijk extra kosten maken die je ook weer kunt aftrekken van je belastbare winst. Tegelijkertijd gaat het over 80 miljoen per jaar voor heel Nederland, dus alle bedrijven. Er zijn een paar uitschieters, zoals wij vandaag al gehoord hebben. Een paar chemische concerns die per jaar heel veel water gebruiken, worden hard geraakt door deze heffing. Vandaar dat ik de Staatssecretaris vraag hoe wij hiermee moeten omgaan, maar over de brede linie gaat het om relatief lage bedragen: 35 cent of 33 cent per kuub. Als je ervan uitgaat dat het gemiddelde huishouden zo’n 180 kuub gebruikt, zijn dat niet de allergrootste bedragen. Ik kan mij dus niet voorstellen dat dit een heel groot effect heeft, maar het feit dat industriewater wordt meegenomen en dat een aantal grote bedrijven die miljarden liters water per jaar gebruiken, hierdoor heel hard worden geraakt, is een aspect waar wij goed naar moeten kijken.

De heer Van Vliet (PVV): Ik ben hier zelf in eerste termijn niet op teruggekomen, maar de vraag kwam naar boven doordat verschillende mensen over die bedragen begonnen. Ik wil hier zelf duidelijkheid over krijgen om hierover een oordeel te kunnen vellen. Het is een beetje een ongebruikelijk verzoek, maar misschien wil de heer Koolmees zo vriendelijk zijn om deze vraag naar de Staatssecretaris door te geleiden.

De heer Koolmees (D66): Ik kijk de Staatssecretaris vriendelijk aan. Hij heeft meegeluisterd en hij kijkt vriendelijk terug. Ik neem dus aan dat hij het meeneemt. Dit lijkt mij in de belastingraming een effect van de tweede orde, maar de Staatssecretaris kan dit beter uitleggen dan ik. Tot slot op het gebied van vergroening ga ik in op de stortbelasting. Ik sluit mij aan bij de vragen die de heer Dijkgraaf en mevrouw Schouten hebben gesteld: waarom is gekozen voor één tarief en niet voor twee tarieven, zoals onder de vroegere afvalstortbelasting? Je wilt bereiken dat stoffen die nog recyclebaar zijn, worden hergebruikt. Daarvoor kan dan een hogere stortbelasting gelden, terwijl het tarief lager kan zijn voor stoffen die niet recyclebaar zijn en waar je dus niets meer mee kunt. Waarom is niet voor twee tarieven gekozen? Hoelang heb ik nog, voorzitter?

De voorzitter: U hebt eigenlijk geen tijd meer, maar dat is niet helemaal eerlijk. U hebt nog wat spreektijd tegoed omdat de anderen wat uitgebreid aan het interrumperen zijn geweest. U krijgt nog een paar minuten, maar om 17.00 uur moet deze zaal leeg zijn voor de volgende groep.

De heer Koolmees (D66): Ik ga snel door een paar punten heen. De heer Klein heeft een belangrijk punt gemaakt over de erf- en schenkbe-lasting. Ik sluit mij daarbij aan. Vorige week waren de heer Klein en ik bij eenzelfde seminar over alleenstaanden in Nederland. In de huidige erf- en schenkbelasting zitten veel onrechtvaardigheden. Alleenstaanden die geen partner of kinderen hebben, kunnen bijvoorbeeld niet profiteren van de vrijstellingen die er wel voor kinderen en partners zijn. Dit sluit een beetje aan bij de vraag die mevrouw Neppérus in een iets andere context stelde. Kan de Staatssecretaris inzichtelijk maken of er een vrijstelling voor alleenstaanden kan komen? Ik heb vorige week beloofd dat ik ook de term «social singles» zou noemen; de heer Klein weet waarover ik het heb. Zouden die mensen zonder kinderen ook gebruik kunnen maken van een aantrekkelijk tarief voor een x-aantal mensen, een beperkt aantal mensen dat zij vooraf kunnen aanwijzen en dat in aanmerking kan komen voor een laag erfbelastingtarief?

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik vind die gedachte best aantrekkelijk klinken, maar als je dit op een grotere groep wilt betrekken, moeten wij ook over een dekking gaan nadenken. Heeft de heer Koolmees daarbij al gedachten?

De heer Koolmees (D66): Ik heb de vorige week hard gewerkt aan een amendement op dit punt, waarbij de dekking zou komen binnen de successiewetgeving voor de erfbelasting zelf. Eerlijk gezegd, kwam ik daar niet helemaal uit omdat ik niet weet over hoeveel mensen het gaat. In deze fase wil ik graag van de Staatssecretaris weten over hoeveel mensen het gaat en of het technisch überhaupt mogelijk is. Ik kan me voorstellen dat je in de situatie terechtkomt dat een alleenstaande een testament moet opmaken of iets moet vastleggen om in aanmerking te komen voor zo’n laag tarief. Dan zou het wat mij betreft opgelost kunnen worden binnen de erfbelasting, maar er zijn vast ook nog andere creatieve ideeën om dat mogelijk te maken. Ik constateer echter dat het verschil in vrijstelling voor partners – ruim zes ton – en kinderen – € 20.000 – en een 10% effectief tarief versus een veel hoger tarief voor neven en nichten, heel groot is en dat daarin misschien een deel van de oplossing zit, ook voor het punt dat mevrouw Neppérus naar voren bracht. Kortheidshalve sluit ik mij wat betreft de anbi’s aan bij de kritische vragen door onder anderen de heer Bashir en de heer Groot. Wat is eigenlijk het bezwaar om de rechter te laten beslissen over het al dan niet intrekken van de anbi-status? Heeft de rechter nu al de bevoegdheid om daarover te beslissen? Wil de Staatssecretaris deze bevoegdheid volledig bij de rechter leggen?

De voorzitter: Dan is hiermee een einde gekomen aan de inbreng van de Kamer in dit wetgevingsoverleg. Voor degenen die dit met interesse volgen, meld ik dat wij volgende week maandag verder gaan. Degenen die dan om 10.00 uur weer inschakelen, zullen zwaar teleurgesteld zijn want wij starten dan een uur later. Om 11.00 uur gaat het van start en het is gepland van 11.00 uur tot 23.00 uur. Graag tot dan.

Sluiting 16.45 uur.


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.