Nader voorlopig verslag - Invoering van pensioen- en lijfrente-excedentregelingen (Wet pensioenaanvullingsregelingen)

Dit nader voorlopig verslag i is onder nr. C toegevoegd aan wetsvoorstel 33672 - Wet pensioenaanvullingsregelingen i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Invoering van pensioen- en lijfrente-excedentregelingen (Wet pensioenaanvullingsregelingen); Nader voorlopig verslag
Document­datum 19-09-2013
Publicatie­datum 19-09-2013
Nummer KST33672C
Kenmerk 33672, nr. C
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2013–2014

33 672

Invoering van pensioen- en lijfrente-excedentregelingen (Wet pensioenaanvullingsregelingen)

C

NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR

FINANCIEN1

Vastgesteld 19 september 2013

De memorie van antwoord geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende nadere opmerkingen en het stellen van de volgende nadere vragen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de memorie van antwoord bij het onderhavige wetsvoorstel. Deze leden hebben naar aanleiding van de antwoorden van de regering nog de volgende vragen.

Bij de leden van de VVD-fractie is de zorg over de uitvoeringaspecten van dit wetsvoorstel niet weggenomen. Deze leden zijn geïnteresseerd in werkbare alternatieven voor dit wetsvoorstel, die recht doen aan de intenties van het sociaal akkoord en passen binnen de budgettaire ruimte. In dit kader hebben de leden van de VVD-fractie met belastingstelling kennis genomen van het antwoord van de regering op het door deze leden in het voorlopig verslag geschetste alternatief, maar zij hebben daarover nog de volgende aanvullende vragen.

De regering merkt op dat het bijzonder aantrekkelijk wordt om geld opzij te zetten voor de oude dag. Gaat de regering er niet aan voorbij dat de bovenmatige pensioenaanspraak eerst wordt belast in box 1 en dat de middelen om die belastingheffing te voldoen uit overige (netto) inkomsten of vermogen dienen te worden voldaan? Zijn de risico’s daarom, mede gelet op de onmogelijkheid om het netto pensioen af te kopen, niet beperkter dan de regering doet voorkomen?

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Van der Linden (CDA), Terpstra (CDA), Sylvester (PvdA), Essers (CDA) (voorzitter), Witteveen (PvdA), Nagel (50PLUS), Elzinga (SP), Koffeman (PvdD), Reuten (SP), Knip (VVD), Hoekstra (CDA), Van Boxtel (D66), Backer (D66), Vos (GL), De Boer (GL), De Lange (OSF), Sent (PvdA), Postema (PvdA), Van Strien (PVV), Faber-van de Klashorst (PVV), Ester (CU), De Grave (VVD) (vicevoorzitter), Bröcker (VVD), Kok (PVV), Bruijn (VVD)

Voorts vragen deze leden of de regering mogelijkheden ziet om in het kader van een dergelijk alternatief deze risico’s te beperken. Ten slotte vragen zij of de regering andere alternatieven ziet in de vorm van een vrijwillige, niet afkoopbare, pensioenexcedentregeling in box 3 binnen het gestelde budgettaire kader.

Acht de regering het noodzakelijk dat de uitvoerders van fiscaal gefacili-eerde pensioenen en fiscaal bovenmatige pensioenen strikt gescheiden dienen te zijn? Is het niet mogelijk dat pensioenuitvoerders en in het bijzonder verzekeraars een strikt gescheiden uitvoering (aparte administratie, voorzieningen, et cetera) kunnen hanteren zodat een strikte scheiding van uitvoerders niet noodzakelijk is?

Wat de leden van de VVD-fractie betreft dient een fiscaal bovenmatige pensioenexcedentregeling een vrijwillig karakter te hebben. Onder omstandigheden kan toch een verplichting tot deelname ontstaan. Hoe ziet de regering dit voor zich in de praktijk en ziet de regering mogelijkheden om deelname steeds op vrijwillige basis te laten plaatsvinden?

In de memorie van antwoord bij wetsvoorstel 33 672 merkt de regering op: «De pensioenexcedentregeling is een pensioenregeling in de zin van de Pensioenwet. In dit kader is van belang dat het onderhavige wetsvoorstel voorzien in een wijziging van de Pensioenwet. Deze wijziging bewerkstelligt dat een pensioenuitvoerder in beginsel niet verplicht is om pensioenexcedentregelingen op verzoek van de gerechtigde tot dat pensioen af te laten kopen.» Hoe verhoudt deze opmerking zich met Artikel VII van wetsvoorstel 33 610, welk artikel de Pensioenwet per 1 januari 2015 wijzigt en daarmee de mogelijkheid biedt van afkoop van fiscaal bovenmatig pensioen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks

De leden van de fractie van GroenLinks hebben met belangstelling kennis genomen van de vragen van de andere fracties in het voorlopig verslag en de antwoorden van de regering daarop. Naar aanleiding daarvan willen zij enkele aanvullende vragen stellen.

Volgens de memorie van antwoord komt de excedentregeling, die het voor iedereen mogelijk maakt tot 1,85% belasting vrij te sparen in box 3, vooral ten goede aan jongeren met een inkomen van meer dan € 100.000. Was het voor zover de regering weet de bedoeling van de sociale partners om met de aanvullende regeling juist deze groep te bevoordelen? Acht de regering het wenselijk dat er een ingewikkelde regeling met hoge uitvoeringskosten wordt opgetuigd om jongeren met een topinkomen te faciliteren? Ziet de regering aanleiding en mogelijkheden om alternatieven voor de excedentregeling te ontwikkelen die ook ten goede komen aan de minder draagkrachtigen, en waarvan ook mensen die niet in loondienst zijn (zoals zzp’ers) gebruik kunnen maken? Zo ja, kan de regering een (cijfermatige) uitwerking geven van deze alternatieven?

Vragen en opmerkingen van het lid van de fractie van de OSF

Het lid van de fractie van de OSF heeft met belangstelling kennis genomen van de memorie van antwoord. Naar aanleiding hiervan heeft het lid van de OSF de volgende nadere vraag. In het voorlopig verslag van 3 september 2013 stelde de OSF fractie onder meer de volgende vraag: «De regering laat de mogelijkheid open dat deze aanvulling onderdeel van de verplichtstelling wordt en dat de gespaarde som beheerd wordt door de sociale partners. Let wel, het gaat om geld waarover eerder belasting betaald is en die volgens iedere definitie van het woord eigendom van de spaarder is. Om anderen daar enige vorm van zeggenschap over te geven of zelfs die mogelijkheid maar te bieden is een precedent van ongekende omvang. [...] Waarom meent de regering dat het uitbreiden van de macht en zeggenschap van sociale partners die geen risico lopen en nauwelijks representatief zijn wenselijk is?»2

De regering antwoordt daarop als volgt: «Het lid van van [sic] de fractie van de OSF heeft vragen gesteld of de mogelijkheid om pensioenexceden-tregelingen verplicht te stellen wenselijk is. Het kabinet merkt op dat het de keuze laat aan vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers. Het kabinet is van oordeel dat de sociale partners voldoende in staat zijn om te beoordelen of en in hoeverre gebruikmaking van de excedentre-geling in een sector in een behoefte voorziet.»3

Dit antwoord gaat volgens het lid van de OSF-fractie helaas geheel voorbij aan de essentie van de eerder gestelde vraag, namelijk of zeggenschap over persoonlijk eigendom überhaupt bij de sociale partners gelegd kan worden. Dit staat geheel los van de vraag over wat sociale partners met hun geringe representativiteit wellicht wenselijk achten.

De leden van de commissie zien de beantwoording van voorgaande vragen met belangstelling tegemoet en verzoeken de regering deze uiterlijk vrijdag 20 september aan de Kamer te doen toekomen.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Essers

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Van Dooren

2  Kamerstukken I 2012–2013, 33 672, A, blz. 8.

3  Kamerstukken I 2012–2013, 33 672, B, blz. 11.


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.