Verslag van een schriftelijk overleg inzake Richtlijn collectief beheer - Wijziging van de Wet van 6 maart 2003, houdende bepalingen met betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten

Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. B toegevoegd aan wetsvoorstel 31766 - Versterking en verbreding van het toezicht op collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten i en dossier 33444 - EU-voorstel voor collectief rechtenbeheer en multi-territoriale muzieklicentieverlening voor online toepassingen in de interne markt.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Wijziging van de Wet van 6 maart 2003, houdende bepalingen met betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten; Verslag van een schriftelijk overleg inzake Richtlijn collectief beheer
Document­datum 23-11-2012
Publicatie­datum 23-11-2012
Nummer KST33444B
Kenmerk 33444; 31766, nr. B
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2012–2013

33 444

EU-voorstel: Richtlijn voor collectief rechtenbeheer en multi-territoriale muzieklicentieverlening voor online toepassingen in de interne markt

COM(2012)372 i1

31 766

Wijziging van de Wet van 6 maart 2003, houdende bepalingen met betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten

B2

1 Zie E120025 op www.europapoort.nl

2 De letter B heeft alleen betrekking op 33 444.

3 Samenstelling:

Holdijk (SGP), Broekers-Knol (VVD) (voorzitter), Kneppers-Heynert (VVD), Kox (SP), Engels (D66), Franken (CDA), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Ruers (SP), Van Bijsterveld (CDA) (vice-voorzitter), Duthler (VVD), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Quik-Schuijt (SP), Strik (GL), K.G. de Vries (PvdA), Knip (VVD), Hoekstra (CDA), Lokin-Sassen (CDA), Scholten (D66), De Boer (GL), De Lange (OSF), Ter Horst (PvdA), Beuving (PvdA), Koole (PvdA), Schrijver (PvdA), Reynaers (PVV), Popken (PVV), Frijters-Klijnen (PVV), Swagerman (VVD)

4 COM(2012) 372 i.

VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 23 november 2012

De leden van de vaste commissie voor Veiligheid & Justitie3 hebben het voorstel voor een richtlijn voor collectief rechtenbeheer en multiterrito-riale muzieklicentieverlening voor online toepassingen in de interne markt (richtlijnvoorstel) bestudeerd.4 De leden van de VVD-fractie hebben naar aanleiding van het voorstel een aantal vragen betreffende de verhouding van het richtlijnvoorstel tot wetsvoorstel 31 766, de governancestructuur van cbo’s en de criteria voor lidmaatschap die zijn opgenomen in de brief aan de minister van Veiligheid en Justitie van 30 oktober 2012.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft op 20 november 2012 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Kim van Dooren

BRIEF AAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Den Haag, 30 oktober 2012

De leden van de vaste commissie voor Veiligheid & Justitie hebben het voorstel voor een richtlijn voor collectief rechtenbeheer en multiterrito-riale muzieklicentieverlening voor online toepassingen in de interne markt (richtlijnvoorstel) bestudeerd.1 De leden van de VVD-fractie hebben naar aanleiding van het voorstel een aantal vragen betreffende de verhouding van het richtlijnvoorstel tot wetsvoorstel 31 766, de governancestructuur van cbo’s en de criteria voor lidmaatschap. De leden van de D66-fractie constateren dat de Europese Commissie met de voorgestelde richtlijn de werkwijzen van cbo’s in de EU wil harmoniseren. Dit is nodig, zo stelt de Commissie, omdat deze organisaties zich te langzaam en op te veel verschillende manieren zouden aanpassen aan de nieuwe digitale werkelijkheid en daardoor economische groei in deze sector tegenhouden. Het richtlijnvoorstel voorziet in regels die beter bestuur en grotere transparantie door cbo’s waarborgen. Ook wordt de multiterritoriale licentieverlening voor auteursrechten inzake muziekwerken door cbo’s bevorderd en vereenvoudigd. De leden van de D66-fractie verwelkomen het richtlijnvoorstel, maar hebben nog enige vragen over de uitwerking ervan.

Verhouding tot wetsvoorstel 31 766

Wetsvoorstel 31 766 gaat op onderdelen verder dan het richtlijnvoorstel. Daarmee is het wetsvoorstel op deze onderdelen te beschouwen als een zogenaamde nationale kop. De leden van de VVD-fractie zijn daar geen voorstander van. Wil de regering de besluitvorming in Brussel zodanig beïnvloeden dat het uiteindelijke richtlijnvoorstel zo veel mogelijk aansluit bij wetsvoorstel 31 766, als deze door de Eerste Kamer wordt aangenomen?

De voorwaarden in het voorgestelde artikel 10 van de richtlijn, die gesteld worden aan het beleggingsbeleid van een collectieve beheersorganisatie (cbo), lijken de leden van de VVD-fractie heel redelijk. Wetsvoorstel 31 766, dat ook het toezicht op collectieve beheersorganisaties regelt en dat ook voorwaarden stelt aan het beleggingsbeleid van deze organisaties, gaat op dit punt verder dan de nu voorgestelde richtlijn. Kan de regering nader onderbouwen waarom zij het nodig vindt in het wetsvoorstel striktere voorwaarden te stellen aan het beleggingsbeleid vanNederlandse cbo’s?

De leden van de D66-fractie begrijpen dat de regering een richtlijn voorstaat die voorziet in minimumharmonisatie en in voldoende flexibiliteit om op nationaal niveau aanvullende regelingen te treffen. Het thans in de Eerste Kamer aanhangige wetsvoorstel 31 766 over toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten (hierna: wetsvoorstel toezicht) vertoont overlap met het richtlijnvoorstel. Het wetsvoorstel toezicht is in een aantal opzichten strenger dan het richtlijnvoorstel. Zo is er bijvoorbeeld de beperking van de beleggingsmogelijk-heden voor cbo’s in het wetsvoorstel toezicht. Het wetsvoorstel grijpt ook in op de tariefvorming via ex ante toezicht van het College van Toezicht op tariefsverhogingen en door een geschillencommissie bij wet aan te wijzen die achteraf de billijkheid van tarieven kan toetsen. Voor vanuit het buitenland opererende cbo’s, of voor andere marktpartijen die rechten exploiteren, gelden deze regelingen in hun nationale wetgeving mogelijk niet. Het wetsvoorstel toezicht heeft daardoor een negatieve invloed op de concurrentiepositie van Nederlandse cbo’s. De leden van de D66-fractie vragen het kabinet aandacht voor de concurrentiepositie van Nederlandse

COM(2012) 372 i.

cbo’s en voor een gelijk Europees speelveld. Brengt het voorgaande met zich dat het kabinet in de onderhandelingen over de richtlijn inzet op de bepalingen als in het wetsvoorstel toezicht, zoals een beperking van de beleggings-mogelijkheden voor cbo’s en een ex ante toezicht op tariefsverhogingen? Zo nee, waarom niet? Is een minimumharmonisatie wel een geschikt instrument om een gelijk Europees speelveld te bewerkstelligen?

Bestuur cbo’s

De governancestructuur van cbo’s lijkt in de richtlijn gebaseerd te zijn op een «one tier board», aldus de leden van de VVD-fractie. Een dergelijke mogelijkheid wordt weliswaar geïntroduceerd voor de flex-bv die op 1 januari 2013 in werking treedt, maar de meeste cbo’s gaan nog uit van een «two tier board». Het richtlijnvoorstel wekt op dit punt verwarring bij deze leden. Wil de regering aansturen op een duidelijkere formulering, die ook rekening houdt met de «two tier boards» in cbo’s? Het richtlijnvoorstel kan volgens de regering het functioneren van cbo’s verbeteren, omdat eisen worden gesteld aan beter bestuur en grotere transparantie. De leden van de D66-fractie onderschrijven die gedachte. De regering acht daarbij van belang dat meer duidelijkheid moet komen over de wijze waarop de regels voor bestuur en transparantie worden gehandhaafd in lidstaten waar geen overheidstoezicht bestaat. De regering lijkt hier een andere koers te willen varen dan het richtlijnvoorstel. Het richtlijnvoorstel stuurt aan op zoveel mogelijk concurrentie tussen binnen- en buitenlandse cbo’s, waarbij wat bestuur betreft de aandacht ligt op versterkt intern toezicht door de rechthebbenden zelf. Blijkens het richtlijnvoorstel worden in dit verband eisen gesteld aan de inspraak van leden, tegenstrijdige belangen, inhoudingen, verdeelter-mijnen, publicatie van jaarcijfers en de relatie met gebruikers. Het kabinet lijkt aan te sturen op het in stand houden en waar mogelijk versterken van de monopoliepositie van cbo’s, hetgeen de rechtvaardiging is voor verbreed en versterkt overheidstoezicht. De leden van de D66-fractie vragen of een versterkt overheidstoezicht wordt voorgesteld in de onderhandelingen over het richtlijnvoorstel. Hoe verhoudt zich dit tot de versterking van het interne toezicht in het richtlijnvoorstel, en meer in het bijzonder met de regels van het mededingingsrecht? Tot slot achten deze leden de bestuursstructuur van cbo’s, zoals die in het richtlijnvoorstel wordt voorgeschreven aangaande de toezichtfunctie onduidelijk. Wordt er een bestuur bedoeld, een extra intern toezichthoudend college, of bijvoorbeeld een externe toezichthouder die alle in het richtlijnvoorstel genoemde taken op zich neemt?

Criteria lidmaatschap

Artikel 6 van het richtlijnvoorstel bepaalt dat een lidmaatschapsaanvraag slechts mag worden afgewezen op grond van objectieve criteria, aldus de leden van de VVD-fractie. Wil de regering erop aandringen dat duidelijker wordt aangegeven wat daaronder wordt verstaan en zo nodig voorbeelden geven van criteria die wél en criteria die niet als objectief worden beschouwd?

Multiterritoriale licentieverlening

Het richtlijnvoorstel wil verbetering brengen in de licentiëring door cbo’s van rechten op muziekwerken in de online-omgeving. Aanbieders van muziekdiensten op internet zouden hierdoor gemakkelijker auteursrechtenlicenties moeten kunnen verkrijgen, begrijpen de leden van de D66-fractie. Bereikt zou moeten worden dat het gehele EU-repertoire van muziek op multiterritoriale grondslag kan worden gelicentieerd en consumenten keuze hebben uit een breder legaal muziekaanbod op internet. Voorwaarde voor het verlenen van een auteursrechtlicentie is dat de cbo, een zogenoemd paspoort-cbo, aan een aantal eisen voldoet. Cbo’s die niet aan die eisen kunnen voldoen, kunnen een paspoort-cbo verzoeken om aansluiting van hun repertoire. Heeft de regering voldoende inzicht in het uiteindelijke effect van het richtlijnvoorstel op het aanbod van legale muziekdiensten en op het aantal cbo’s dat overgaat op multiterritoriale licentiëring? Komt in dit voorstel de positie van de rechthebbende niet te zeer in de knel?

Het richtlijnvoorstel biedt rechthebbenden de mogelijkheid om rechten, rechtencategorieën of soorten werk te (laten) beheren zoals zij kiezen, door bijvoorbeeld repertoire uit te zonderen van collectief beheer. Dit kan versplintering van repertoire tot gevolg hebben, aldus de leden van de D66-fractie. Bestaat niet het gevaar dat voor bepaald repertoire, bijvoorbeeld met een beperktere doelgroep, of bepaalde cbo’s, met name in de kleinere landen, de kosten relatief toenemen, waardoor zij op termijn uit de markt gedrukt worden? Dit is niet in het belang van de rechthebbenden of cbo’s en kan uiteindelijk ten koste gaan van een veelzijdig cultuuraan-bod.Dit is bepaaldelijk van betekenis voor Nederland, omdat Nederlandse cbo’s en het Nederlandse repertoire vanwege het kleine taalgebied een moeilijkere concurrentiepositie innemen. Wat is de inzet van de regering op dit punt in de onderhandelingen over het richtlijnvoorstel?

Tot slot

De leden van de VVD-fractie verzoeken de regering bovenstaande vragen in te brengen bij de besprekingen en onderhandelingen over het richtlijnvoorstel. Tot slot wijzen zij de regering op de vragen die zij hebben gesteld aan de Europese Commissie.

De leden van de vaste commissie voor Veiligheid & Justitie zien met belangstelling – en bij voorkeur binnen vier weken – uw antwoord tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Mr. A. Broekers-Knol

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 november 2012

Op 30 oktober jl. verzocht de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie een aantal vragen te beantwoorden van fractieleden van VVD en D66 over het voorstel voor een richtlijn voor collectief rechtenbeheer en multiterri-toriale licentieverlening voor online toepassingen in de interne markt in relatie tot de wijziging van de Wet van 6 maart 2003, houdende bepalingen met betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten («wetsvoorstel verbetering toezicht») (Kamerstukken II, 31 766).

Graag maak ik van de gelegenheid gebruik om mijn standpunt ten aanzien van beide voorstellen nogmaals uiteen te zetten. Het onlangs aangetreden kabinet hecht aan een spoedige totstandkoming van het wetsvoorstel verbetering toezicht. Het belang van dit voorstel heb ik eerder verwoord in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel (Kamerstukken II, 31 766, nr. 3, p 2 e.v.). Versterking en verbreding van het toezicht op collectieve beheersorganisaties (cbo’s) strekt ertoe transparantie van hun activiteiten te garanderen en hun functioneren beter te kunnen controleren. Het wetsvoorstel versterking toezicht dient ook ter bescherming van rechthebbenden en gebruikers door heldere eisen aan cbo’s te stellen en te voorzien in een geschillenregeling voor gebruikers. Bij amendement is daar een regeling voor één factuur aan toegevoegd (amendementTaverne).

Afgelopen juli heeft de Europese Commissie het richtlijnvoorstel collectief beheer gepresenteerd1. Het voorstel valt uiteen in twee delen. Het eerste onderdeel richt zich op het verbeteren van de transparantie en governance van cbo’s. Dit onderdeel geldt voor alle cbo’s. Het tweede onderdeel wil verbetering brengen in licentiëring door cbo’s van muziekauteursrecht in de online-omgeving door regels te stellen voor multiterritoriale licenties op muziekwerken. Online rechten op muziekwerken die onderdeel zijn van een radio- of televisieprogramma, zijn uitgezonderd. Dit onderdeel raakt in Nederland de cbo Buma/Stemra.

Het kabinet verwelkomt het richtlijnvoorstel. Een Europese aanpak betekent dat ook buitenlandse cbo’s aan bepaalde minimumeisen moeten voldoen ten aanzien van governance en transparantie. Daarmee verbetert de bestaande situatie voor Nederlandse rechthebbenden en gebruikers die mede gebruik maken van buitenlandse cbo’s voor de inning van hun rechteninkomsten. Het resultaat zal zijn dat de grensoverschrijdende inning van royalty’s en onderlinge geldstromen transparanter verloopt; alle, ook buitenlandse, cbo’s moeten in de toekomst beter verantwoorden hoe zij innen en verdelen met inachtneming van een maximale termijn.

Governance en transparantie (eerste deel)

Zowel het richtlijnvoorstel als het wetsvoorstel toezicht hebben onder andere tot doel het interne toezicht bij cbo’s te verbeteren. Beide voorstellen bevatten daartoe bepalingen over de governance van cbo’s. Het wetsvoorstel bevat daarnaast regels voor versterking van het extern toezicht door het College van Toezicht Auteursrechten op alle cbo’s. Van een dergelijke vorm van toezicht profiteert de gebruiker, bijvoorbeeld op het gebruik van één factuur of het ex-ante toezicht op tariefstijging. Maar COM 2012 (372).                                           ook rechthebbenden kunnen baat hebben bij een externe toezichthouder met stevige bevoegdheden. Een goede governance is meer dan een set regels over inrichting en transparantie. Governance vereist veelal ook een actieve opstelling van alle betrokkenen om hun eigen belangen te behartigen. Maar niet alle rechthebbenden zijn op ieder moment in staat afdoende voor hun belangen op te komen. Het College van Toezicht Auteursrechten vult mede deze leemte, zodat wordt voorkomen dat de positie van cbo’s ten opzichte van rechthebbenden en gebruikers te sterk wordt.

Het richtlijnvoorstel van de Commissie is voornamelijk gericht op de positie van de rechthebbenden en besteedt relatief weinig aandacht aan die van de gebruikers. Dit is voor Nederland een belangrijk aandachtspunt in de onderhandelingen. Nederland heeft de Commissie om verduidelijking gevraagd over de wijze waarop het toezicht wordt vormgegeven ten behoeve van de gebruiker, in het bijzonder in landen waar thans geen overheidstoezicht bestaat. De richtlijn moet in ieder geval de nodige ruimte laten om het beoogde beschermingsniveau te handhaven. Het richtlijnvoorstel moet wat Nederland betreft de nodige flexibiliteit bieden om op nationaal niveau aanvullende regelingen te treffen, bijvoorbeeld om gebruikers te beschermen. Zonodig moet het voorstel op dit punt worden aangescherpt.

Multiterritoriaal licentiëren (tweede deel)

De regeling voor multiterritoriaal licentiëren van muziekauteursrecht op internet kan bijdragen aan het versterken van het legale aanbod van muziekwerken op internet. Het voorstel wil het voor muziekdiensten eenvoudiger maken in één keer voor meerdere lidstaten een licentie te verkrijgen. Dit is een wenselijk streven, maar er zal meer duidelijkheid moeten komen omtrent het uiteindelijke effect van deze richtlijn op het aanbod van legale muziekdiensten en op het aantal cbo’s dat overgaat tot multiterritoriale licentiëring. Dit zal in Brussel tijdens de onderhandelingen aan de orde worden gesteld.

Verhouding tot wetsvoorstel 31 766 (Wetsvoorstel verbetering toezicht)

De VVD geeft aan dat het wetsvoorstel 31 766 verder gaat dan het richtlijnvoorstel en daarmee op onderdelen is te beschouwen als nationale kop. Zij geeft aan hiervan geen voorstander te zijn. De VVD-fractie vraagt of de Nederlandse regering de besluitvorming zodanig wil beïnvloeden dat het uiteindelijke richtlijnvoorstel zo veel mogelijk aansluit bij het wetsvoorstel 31 766 wanneer dit door de Eerste Kamer wordt aangenomen.

De inzet van Nederland bij de onderhandelingen is een richtlijn die bijdraagt aan verbetering van de positie van Nederlandse rechthebbenden die gebruik maken van buitenlandse cbo’s met behoud van het in Nederland wenselijk geachte niveau van bescherming van zowel rechthebbenden als gebruikers. Het richtlijnvoorstel sluit op een aantal onderdelen al aan bij wat Nederland voor ogen staat. Overeenkomstig het verzoek van de VVD-fractie zal Nederland zich ervoor inzetten dat de richtlijn de nodige ruimte biedt om het bedoelde beschermingsniveau te realiseren.

Zowel het wetsvoorstel als de richtlijn hebben als uitgangspunt dat gelden die door cbo’s worden beheerd, moeten worden beheerd in het belang van de aangeslotenen. Het richtlijnvoorstel vertaalt dit uitgangspunt in de algemene vereisten dat beleggingen deugdelijk gediversifieerd moeten worden en de zekerheid, kwaliteit, liquiditeit en winstgevendheid van de portefeuille als geheel moeten waarborgen (artikel 10 lid 4). Het is nog onvoldoende duidelijk hoe deze vereisten in de praktijk door cbo’s moeten worden toegepast. Om die reden heeft Nederland naar de betekenis gevraagd van het begrip prudent handelen dat wordt gebruikt in de overwegingen van het richtlijnvoorstel. Naar aanleiding van de vraag van de leden van de VVD-fractie over de reden van deze inkleuring en concretisering van het beleggingsbeleid, merk ik op dat dit ook in het belang is van de rechtszekerheid. Het wetsvoorstel kleurt de vereisten nader in door te bepalen dat beleggen in producten met een hoofdsomgarantie aan het einde van de looptijd, vastrentende waarden en van staatswege uitgegeven waardepapieren mogelijk is. Hiermee is gevolg gegeven aan de constatering van de parlementaire werkgroep auteursrecht dat het onwenselijk is dat cbo’s met geld van anderen beleggen in risicodragend kapitaal (Kamerstukken II, 2009/10, 31 766, nr. 9).

De leden van de fractie van D66 verwelkomen het voorstel, maar hebben nog enige vragen omtrent de uitwerking. Zij vragen het kabinet aandacht voor de concurrentiepositie van Nederlandse cbo’s. Ook vragen zij of minimumharmonisatie een geschikt instrument is om een gelijk Europees speelveld te bewerkstelligen. Voorts vragen zij naar de inzet van Nederland bij de onderhandelingen over de richtlijn.

Ik vertrouw er op dat met de inwerkingtreding van het wetsvoorstel Nederlandse cbo’s goed voorbereid zullen zijn op de Europese ontwikkelingen. De voorwaarden die het wetsvoorstel toezicht stelt aan de governance en transparantie van Nederlandse cbo’s hebben tot gevolg dat het functioneren van Nederlandse cbo’s in internationale verhoudingen en door buitenlandse rechthebbenden als positief zal worden beoordeeld. Aldus wordt de concurrentiepositie van Nederlandse cbo’s eerder versterkt dan verzwakt. Nederlandse cbo’s kunnen zich in het buitenland ook profileren door te wijzen op het feit dat men onder toezicht staat van een onafhankelijke, door de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen toezichthouder. Hierin kan ook behulpzaam zijn dat VOICE recent een keurmerk heeft ingevoerd waarmee Nederlandse cbo’s kunnen aantonen dat hun dienstverlening aan bepaalde kwaliteitseisen voldoet.

Het is op dit moment onduidelijk in hoeverre de voorstellen van de Europese Commissie zullen leiden tot verandering van de markt voor cbo’s, bijvoorbeeld doordat er meer buitenlandse cbo’s in Nederland actief zullen worden. Nederland heeft de Commissie gevraagd meer inzicht te geven in de verwachte ontwikkeling van de markt naar aanleiding van de voorstellen. De eerste indruk van de Commissie in het Impact Assessment is dat zij geen grote buitenlandse concurrentie verwacht voor de bestaande, offline inning en verdeling van rechten.

Naar aanleiding van de vraag of minimumharmonisatie zal leiden tot een gelijk speelveld, merk ik op dat het richtlijnvoorstel tot gevolg zal hebben dat alle cbo’s in de EU moeten voldoen aan een gemeenschappelijk basisniveau ter zake governance en transparantie. In zoverre is sprake van een gelijk speelveld. Nederland zet zich er voor in dat de richtlijn voldoende bescherming biedt. Nederland hecht er veel waarde aan dat de richtlijn in ieder geval de nodige flexibiliteit biedt om het hoge beschermingsniveau van het wetsvoorstel ten aanzien van de gebruiker in stand te houden.

Bestuur cbo’s

De leden van de VVD-fractie merken op dat het richtlijnvoorstel uitgaat van een one tier board bij de cbo. Zij vragen de regering aan te sturen op een formulering die ook rekening houdt met een two tier board.

De leden van de D66-fractie merken op dat de richtlijn inzet op versterking van het interne toezicht bij cbo’s. De handhaving van de voorschriften ten aanzien van governance en transparantie wordt in beginsel overgelaten aan de rechthebbenden. In Nederland is er ook toezicht vanwege de overheid – via het College van Toezicht Auteursrechten – op de naleving van dergelijke voorschriften. De leden van de D66-fractie vragen of Nederland inzet op een vergelijkbaar toezicht in andere lidstaten. Tot slot geven de leden van de fractie van D66 aan de bestuursstructuur van cbo’s onduidelijk te vinden zoals die ten aanzien van de toezichtfunctie in het richtlijnvoorstel wordt beschreven. De leden van de fractie van D66 vragen zich af of het richtlijnvoorstel doelt op een bestuur, een extra intern toezichthoudend college, of bijvoorbeeld een externe toezichthouder die alle in het richtlijnvoorstel genoemde taken op zich neemt.

De leden van de fracties van VVD en D66 merken terecht op dat het richtlijnvoorstel thans onduidelijk is over het bestuurssysteem dat van cbo’s wordt verlangd. Nederland heeft dit reeds onder de aandacht gebracht van de Commissie. Het richtlijnvoorstel lijkt uit te gaan van een structuur met leden.

Voor de volledigheid merk ik op dat Nederland verduidelijkt wil zien of het in de toekomst mogelijk blijft dat Nederlandse cbo’s een andere rechtsvorm hebben dan die van een vereniging, zoals de thans gebruikelijke vorm van de stichting. In Nederland is voor de rechthebbenden – aangeslotenen, leden, aandeelhouders – van oudsher een taak weggelegd bij het bewaken van een goede governance. Maar zoals de leden van de fractie van D66 naar voren brengen, behoeft niet iedere rechthebbende in iedere cbo even goed in staat te zijn om die rechten ook te verzekeren. Daar speelt het extern toezicht door het College van Toezicht Auteursrechten een aanvullende rol. Of ook andere landen voor deze structuur kunnen of moeten kiezen, is op dit moment lastig te zeggen, omdat het niet alleen samenhangt met de mate van uitwerking van de governance eisen, maar ook met de praktijkervaringen in ieder land. Voorop moet staan dat de governance, transparantie en werkwijze van cbo’s die in Nederland werkzaam zijn, recht doet aan de belangen van rechthebbenden én gebruikers. Dat de Nederlandse wetgeving in overeenstemming moet zijn met de Europese mededingingsregels, spreekt voor zich.

Criteria lidmaatschap

De leden van de VVD-fractie vragen de Nederlandse regering om erop aan te dringen dat duidelijker wordt aangegeven wat wordt verstaan onder objectieve criteria in artikel 6 van het richtlijnvoorstel en zo nodig voorbeelden te geven van criteria die wel en niet als objectief worden beschouwd. Dit zal onder de aandacht worden gebracht van de Europese Commissie.

Multiterritoriale licentieverlening

De leden van de fractie van D66 vragen of de Nederlandse regering voldoende inzicht heeft in het uiteindelijke effect van het richtlijnvoorstel op het aanbod van legale muziekdiensten en op het aantal cbo’s dat overgaat op multiterritoriale licentiëring. Tevens vragen de leden van de D66-fractie of in dit voorstel de positie van de rechthebbenden in de knel komt.

De regeling voor multiterritoriaal licentiëren van muziekauteursrecht op internet kan bijdragen aan het vergroten van het legale aanbod van muziekwerken op internet. Rechthebbenden krijgen de mogelijkheid om hun repertoire onder te brengen bij een cbo naar keuze. De Commissie verwacht dat cbo’s hun krachten bundelen in zogenaamde «hubs» waarin repertoire wordt geaggregeerd en waarin door schaalvergroting kostenvoordelen kunnen ontstaan. De leden van de fractie van D66 vragen terecht aandacht voor de positie van rechthebbenden en vragen naar het uiteindelijk effect voor het legale aanbod voor muziekdiensten en het aantal cbo’s dat overgaat op multiterritoriale licentiëring. Deze vragen leven bij Nederland en andere lidstaten. Nederland wil dan ook van de Commissie vernemen welke gevolgen het voorstel in de praktijk zal hebben, hoeveel paspoortcbo’s er bijvoorbeeld zullen ontstaan en hoe dit uitpakt voor de gebruikers die een licentie willen afnemen. Ook is bijvoorbeeld de vraag waarom het voorstel de zogenaamde naburige rechten niet dekt.

Voorts vragen de leden van de D66-fractie of voor een bepaald repertoire, bijvoorbeeld met een beperkte doelgroep, of bepaalde cbo’s, met name in kleinere landen, de kosten relatief toenemen, waardoor zij op termijn verdwijnen. Volgens de leden van de D66-fractie is dat niet in het belang van de rechthebbenden of cbo’s en kan dat ten koste gaan van een veelzijdig cultuuraanbod. De leden van de fractie van D66 vragen wat de inzet van de Nederlandse regering is.

Nederland streeft naar verduidelijking van de afweging die de Commissie heeft gemaakt bij de keuze in het richtlijnvoorstel om voor het online beheer van muziekauteursrecht te concurreren op repertoire. Zoals de leden van de fractie van D66 opmerken, roept dit de vraag op of het risico aanwezig is dat de gebruiker uiteindelijk wordt geconfronteerd met enkele grote cbo’s. Een belangrijke verbetering ten opzichte van de huidige situatie, waarin ook multiterritoriale licenties kunnen worden afgegeven, is dat kleinere cbo’s de mogelijkheid hebben cbo’s die in staat zijn multiterritoriale licenties aan te bieden te verplichten deze licenties ook te verlenen voor hun repertoire. De kosten die hiervoor in rekening mogen worden gebracht, zijn niet hoger dan de redelijke beheerskosten. Dit kan kleine cbo’s de mogelijkheid bieden ook multiterritoriale licenties af te geven en daarmee het gehele dienstenpakket te kunnen blijven aanbieden aan hun rechthebbenden. Wel is daarbij van belang dat het toezicht op de uitgifte van deze licenties afdoende is georganiseerd. Daarom zet Nederland zich in voor verduidelijking van de wijze waarop de naleving van deze voorschriften voor de verstrekking van multiterritoriale licenties wordt verzekerd.

De leden van de VVD-fractie verzoeken ten slotte de regering de gestelde vragen in te brengen in de onderhandelingen en tevens acht te slaan op de vragen die zij aan de Europese Commissie hebben gesteld. Graag zeg ik u dit toe. In dit verband wil ik benadrukken dat de onderhandelingen zich op dit moment in een beginfase bevinden en dat de vorderingen tot op heden beperkt zijn. Dit betekent niet alleen dat er gelegenheid zal zijn eventuele aanvullende punten onder de aandacht te brengen, maar ook dat het eindresultaat nog geenszins vaststaat. De duur van het onderhandelingstraject is op dit moment niet te voorzien, hetgeen nog maar eens benadrukt dat een spoedige behandeling van het wetsvoorstel gewenst is. De openstaande vragen met betrekking tot het richtlijnvoorstel zouden hieraan niet in de weg moeten staan.

Nederland hoopt in die onderhandelingen te kunnen bogen op een modern systeem van cbo’s en toezicht, waarin de meest recente inzichten en ervaringen in de zo sterk veranderende auteursrechtwereld zijn verwerkt.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.