Verslag van een schriftelijk overleg inzake aanwijzing inzake invoering van de prestatiebekostiging in de forensische zorg - Vaststelling van een Wet forensische zorg en daarmee verband houdende wijzigingen in diverse andere wetten (Wet forensische zorg) - Hoofdinhoud
Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. B toegevoegd aan wetsvoorstel 32398 - Wet forensische zorg i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Vaststelling van een Wet forensische zorg en daarmee verband houdende wijzigingen in diverse andere wetten (Wet forensische zorg); Verslag van een schriftelijk overleg inzake aanwijzing inzake invoering van de prestatiebekostiging in de forensische zorg |
---|---|
Documentdatum | 22-10-2012 |
Publicatiedatum | 22-10-2012 |
Nummer | KST32398B |
Kenmerk | 32398, nr. B |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Eerste Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2012–2013
32 398
Vaststelling van een Wet forensische zorg en daarmee verband houdende wijzigingen in diverse andere wetten (Wet forensische zorg)
B
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 18 oktober 2012
De leden van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie1 hebben kennisgenomen van de voorgenomen aanwijzing inzake invoering van de prestatiebekostiging in de forensische zorg.
Naar aanleiding daarvan hebben zij de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op 13 juli 2012 een brief gestuurd.
De leden van de commissie hebben op 2 oktober 2012 opnieuw gesproken over de Aanwijzing prestatiebekostiging forensische zorg (TK 32 398, 16). Daarnaast hebben zij kennisgenomen van het verslag van het schriftelijk overleg dat de Tweede Kamercommissie voor VWS met de staatssecretaris daarover voerde.
Naar aanleiding daarvan hebben de leden van de PvdA-fractie een aantal vragen die zijn opgenomen in de brief aan de minister van Veiligheid en Justitie van 3 oktober 2012.
De minister van Veiligheid en Justitie heeft op 15 oktober 2012 gereageerd.
De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.
De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Kim van Dooren
1 Samenstelling:
Holdijk (SGP), Broekers-Knol (VVD) (voorzitter), Kneppers-Heynert (VVD), Kox (SP), Engels (D66), Franken (CDA), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Ruers (SP), Van Bijsterveld (CDA) (vice-voorzitter), Duthler (VVD), Koffeman (PvdD), Quik-Schuijt (SP), Strik (GL), K.G. de Vries (PvdA), Knip (VVD), Hoekstra (CDA), Lokin-Sassen (CDA), Scholten (D66), De Boer (GL), De Lange (OSF), Ter Horst (PvdA), Beuving (PvdA), Koole (PvdA), Schrijver (PvdA), Reynaers (PVV), Popken (PVV), Frijters-Klijnen (PVV), Ester (CU), Swagerman (VVD)
BRIEF AAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE
Den Haag, 13 juli 2012
De leden van de vaste commissie voor Veiligheid & Justitie hebben kennisgenomen van de voorgenomen aanwijzing inzake invoering van de prestatiebekostiging in de forensische zorg (hierna: de aanwijzing). Zij hebben begrepen dat de Tweede Kamercommissie voor VWS voornemens is met u over de aanwijzing in schriftelijk overleg te treden. De leden van de commissie zullen dit schriftelijk overleg met belangstelling volgen. Zij delen u hierbij mede dat zij zich het recht voorbehouden om tot een week na beantwoording van de schriftelijke vragen van de Tweede Kamercommissie voor VWS nog te reageren op de aanwijzing. Als deze beantwoording plaatsvindt in het zomerreces, behouden zij zich het recht voor om in ieder geval tot en met de eerste vergaderweek van de Eerste Kamer na het zomerreces nog te reageren op de aanwijzing.
De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, A. Broekers-Knol
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 oktober 2012
De leden van de vaste commissie voor Veiligheid & Justitie hebben op 2 oktober jl. opnieuw gesproken over de Aanwijzing prestatiebekostiging forensische zorg (TK 32 398, 16). Daarnaast hebben zij kennisgenomen van het verslag van het schriftelijk overleg dat de Tweede Kamercommissie voor VWS met u daarover voerde. De leden van de PvdA-fractie hebben nog een aantal vragen over de uitvoering van de Aanwijzing.
Zij vragen of het invoeren van zogenaamde Diagnose Behandeling en Beveiligingscombinaties (DBBC’s) in de praktijk op zo’n korte termijn uitvoerbaar zal zijn. Invoering moet per 1 januari 2013 geschieden terwijl er nog geen definitieve tarieven zijn vastgesteld door de Nederlandse Zorgautoriteit en er nog geschoven wordt met definities en omschrijvingen van een DBBC. De ervaring leert dat het werken met Diagnose Behandeling Combinaties (DBC’s) in de curatieve zorg tot veel problemen heeft geleid en nu al moet worden herzien. In de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) heeft de voorbereiding vijf jaar in beslag genomen. Kunt u aan de leden van de PvdA-fractie aangeven welke maatregelen de regering gaat treffen om deze wijziging op zo’n korte termijn met succes door te kunnen voeren? Op welke wijze is en wordt rekening gehouden met de bezwaren uit het veld – met name de enorme transactiekosten en de extra administratieve lasten die deze wijziging met zich meebrengt?
De leden van de vaste commissie voor Veiligheid & Justitie zien de beantwoording met belangstelling – en bij voorkeur binnen vier weken – tegemoet.
De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, A. Broekers-Knol
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 oktober 2012
Bijgaand treft u de antwoorden aan op vragen die zijn gesteld door de Eerste Kamer naar aanleiding van de voorhangbrief van 14 juni jl. inzake de invoering van prestatiebekostiging in de forensische zorg. Ik wijs erop dat ik, naar aanleiding van de vragen van de leden van de PvdA-fractie in de Eerste Kamer en mede op verzoek van GGZ Nederland, heb besloten bij invoering van prestatiebekostiging in 2013 een ander transitiemodel te hanteren dan in de voorhangbrief was vermeld. In plaats van een transitieperiode van twee jaar met een vangnet van 95 procent in het eerste jaar en van 70 procent in het tweede jaar zal worden gewerkt met een transitieperiode van drie jaar, met een vangnet van 95 procent in de eerste twee jaar en een vangnet van 70 procent in het derde jaar.
De minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 oktober 2012
Hierbij beantwoord ik, mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de vragen die bij brief van 3 oktober zijn gesteld door de PvdA-fractie over de uitvoering van de voorgenomen aanwijzing prestatiebekostiging forensische zorg.
De leden van de PvdA fractie vragen of het invoeren van de Diagnose Behandeling en Beveiligingscombinaties (DBBC’s) op zo’n korte termijn uitvoerbaar zal zijn. Zij vragen mij aan te geven welke maatregelen de regering gaat treffen om deze wijziging op zo’n korte termijn met succes door te kunnen voeren. Daarnaast vragen zij op welke wijze rekening is en wordt gehouden met de bezwaren uit het veld.
De invoering van prestatiebekostiging per 1 januari 2013 is zorgvuldig voorbereid. De Directie Forensische Zorg van DJI, die verantwoordelijk is voor de inkoop van forensische zorg, en de zorgaanbieders zijn er klaar voor om per 1 januari in DBBC’s te kunnen afrekenen. Teneinde te voorkomen dat het inkoopproces wordt vertraagd en om tijdig duidelijkheid te geven aan het veld, heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) het Verantwoordingsdocument Forensische Zorg 2013 op haar website gepubliceerd met daarin concept (beleids)regels, concept prestatiebeschrijvingen en concepttarieven, onder voorbehoud van de lopende voorhangprocedure. Nadat de minister van VWS in overeenstemming met de minister van V&J een aanwijzing aan de NZa heeft gegeven, kan de NZa de (beleids)regels, prestatiebeschrijvingen en tarieven definitief vaststellen.
Bij de invoering van prestatiebekostiging per 1 januari 2013 houd ik rekening met eventuele risico’s voor het veld. Daarom heb ik ervoor gekozen om de implementatie van de DBBC’s in de forensische zorg geleidelijk en op voor de instellingen werkbare wijze te laten verlopen. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van een transitieperiode. Zoals ik in de voorhangbrief van 14 juni jl. heb aangegeven, was het in eerste instantie de bedoeling te werken met een transitieperiode van twee jaar, waarbij het vangnet gedurende het eerste jaar gesteld was op 95 procent en gedurende het tweede jaar op 70 procent. GGZ Nederland heeft aangegeven dat dit te grote risico’s met zich zou brengen voor de sector, en heeft een transitieperiode van drie jaar voorgesteld, waarin het vangnet gedurende de eerste twee jaar wordt gesteld op 95 procent en gedurende het derde jaar op 70 procent. Ik heb hiermee ingestemd. Voorts ben ik, conform de wens van GGZ Nederland, voornemens de NZa te vragen een nieuw kostprijsonderzoek te doen in 2013. De verlenging van de transitieperiode betreft een wijziging ten opzichte van hetgeen in de voorhang-brief is opgenomen.
Met invoering van prestatiebekostiging per 1 januari 2013 verbetert de aansluiting tussen de forensische en de reguliere geestelijke gezondheidszorg. Wat betreft de bekostigingssystematiek wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de curatieve Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) en de AWBZ. Hierdoor worden de administratieve lasten voor zorgaanbieders beperkt.
Ik vertrouw er dan ook op dat, onder de hierboven geschetste voorwaarden, prestatiebekostiging per 1 januari 2013 op voor alle betrokken partijen aanvaardbare wijze kan worden ingevoerd.
De minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten