Nader gewijzigd amendement Schaart c.s. ter vervanging van nr. 32 over het verbeteren en effectiever maken van de voorgestelde regeling voor het identificeren van aandeelhouders in Nederlandse uitgevende instellingen - Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet giraal effectenverkeer en het Burgerlijk Wetboek naar aanleiding van het advies van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code van 30 mei 2007

Dit nader gewijzigd amendement i is onder nr. 33 toegevoegd aan wetsvoorstel 32014 - Wijziging van enkele wetten naar aanleiding van een advies van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet giraal effectenverkeer en het Burgerlijk Wetboek naar aanleiding van het advies van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code van 30 mei 2007; Amendement; Nader gewijzigd amendement van het lid Schaart c.s. ter vervanging van nr. 32 over het verbeteren en effectiever maken van de voorgestelde regeling voor het identificeren van aandeelhouders in Nederlandse uitgevende instellingen
Document­datum 09-07-2012
Publicatie­datum 09-07-2012
Nummer KST3201433
Kenmerk 32014, nr. 33
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2011–2012

32 014

Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet giraal effectenverkeer en het Burgerlijk Wetboek naar aanleiding van het advies van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code van 30 mei 2007

Nr. 33

NADER GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID SCHAART C.S. TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NUMMER 32

Ontvangen 4 juli 2012

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

In artikel II, onderdeel A, wordt artikel 49b als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    Het eerste lid komt te luiden: 1. Een uitgevende instelling kan:
  • a. 
    het centraal instituut schriftelijk verzoeken tot verstrekking van de naam, het adres, en, indien aanwezig, het emailadres van iedere aangesloten instelling of intermediair ten name van wie in het girodepot door de uitgevende instelling of met haar medewerking uitgegeven effecten met een aandelenkarakter worden bewaard, alsmede van het tegoed van iedere aangesloten instelling of intermediair luidend in zodanige effecten in dat girodepot;
  • b. 
    een aangesloten instelling of intermediair van wie de uitgevende instelling weet of redelijkerwijs mag aannemen dat deze een verzamel-depot aanhoudt van door de uitgevende instelling of met haar medewerking uitgegeven effecten met een aandelenkarakter, schriftelijk verzoeken tot verstrekking van de naam, het adres en, indien aanwezig, het emailadres van iedere deelgenoot in dat verzameldepot alsmede van het tegoed van iedere deelgenoot luidend in zodanige effecten in dat verzameldepot;
  • c. 
    een instelling in het buitenland van wie de uitgevende instelling weet of redelijkerwijs mag aannemen dat zij, beroepsmatig en anders dan als investeerder, door de uitgevende instelling of met haar medewerking uitgegeven effecten met een aandelenkarakter administreert of aanhoudt, schriftelijk verzoeken tot verstrekking van de naam, het adres, het tegoed luidend in zodanige effecten en, indien aanwezig, het emailadres van iedere cliënt voor wie zij een tegoed luidend in effecten met een aandelen-karakter administreert of aanhoudt alsmede van het tegoed van iedere cliënt luidend in zodanige effecten dat bij de instelling wordt aangehouden; of
  • d. 
    een bewaarder van een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht van wie de uitgevende instelling weet of redelijkerwijs mag aannemen dat hij door de uitgevende instelling of met haar medewerking uitgegeven effecten met een aandelenkarakter administreert of aanhoudt, schriftelijk verzoeken tot verstrekking van de naam, het adres en, indien aanwezig, het emailadres van de beheerder van die beleggingsinstelling alsmede van het tegoed van de beheerder luidend in zodanige effecten dat door de bewaarder wordt bewaard.
  • 2. 
    Na het eerste lid wordt een lid ingevoegd, luidende: 1a. Degene tot wie het verzoek als bedoeld in het eerste lid zich richt,

verstrekt geen informatie over investeerders die elk minder dan een tweehonderdste deel van het geplaatste kapitaal van een uitgevende instelling vertegenwoordigen.

  • 3. 
    De eerste en tweede volzin van het tweede lid komen te luiden: De uitgevende instelling doet een verzoek als bedoeld in het eerste lid alleen in een periode vanaf zestig dagen tot en met de dag van een algemene vergadering van aandeelhouders.

II

In artikel II, onderdeel A, wordt artikel 49c als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    Het eerste en tweede lid komen te luiden:
  • 1. 
    Op schriftelijk verzoek van een investeerder die alleen of gezamenlijk met andere investeerders tenminste een honderdste gedeelte van het geplaatste kapitaal van een uitgevende instelling vertegenwoordigt of rechthebbende is op een bedrag van aandelen of certificaten daarvan met een gezamenlijke waarde van tenminste € 250 000, verzendt de uitgevende instelling, indien deze beschikt over op grond van artikel 49b, eerste lid, onder b, c of d, verkregen gegevens, door de investeerder ter beschikking gestelde informatie welke verband houdt met een onderwerp dat is geagendeerd voor de algemene vergadering aan de investeerders van de uitgevende instelling. De uitgevende instelling verzendt de informatie met de meeste spoed, in elk geval binnen drie werkdagen na ontvangst van het verzoek of plaatst deze informatie met de meeste spoed, in elk geval binnen drie werkdagen, op haar website, waar deze informatie tenminste tot en met de dag van de algemene vergadering beschikbaar wordt gehouden.
  • 2. 
    In afwijking van het eerste lid is de uitgevende instelling niet verplicht tot verzending van informatie die minder dan zeven werkdagen voor de algemene vergadering door haar wordt ontvangen.
  • 2. 
    Het vierde lid komt te luiden:
  • 4. 
    In afwijking van het eerste lid is een uitgevende instelling evenmin verplicht informatie te verzenden:
  • a. 
    waarvan een onjuist of misleidend signaal uitgaat of te duchten is met betrekking tot de uitgevende instelling; of
  • b. 
    die van zodanige aard is dat verzending naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet van de uitgevende instelling kan worden verlangd.

III

In artikel II, onderdeel A, vervalt artikel 49e. IV

In artikel II, onderdeel A, wordt artikel 49f als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    In het eerste lid wordt «de in het derde lid genoemde maatregelen treffen» vervangen door: degene tot wie het verzoek is gericht bevelen het gedane verzoek na te komen.
  • 2. 
    Het derde lid vervalt.

Toelichting

Dit amendement strekt ertoe de voorgestelde regeling voor het identificeren van aandeelhouders in Nederlandse uitgevende instellingen (hierna: beursvennootschappen) te verbeteren door deze effectiever te maken en tegelijkertijd voor praktijk minder belastend vorm te geven. Daartoe wordt voorgesteld de oorspronkelijk voorgestelde identificatieregeling op de volgende zevende onderdelen aan te passen.

  • i. 
    Positie-informatie. Naast informatie over de identiteit van een persoon die een tegoed in aandelen («effecten met een aandelenkarak-ter») in een beursvennootschap aanhoudt, dient ook de omvang van het aandelenbelang desverzocht door het centraal instituut (Euroclear Nederland), de aangesloten instelling of intermediair banken, of een bewaarder van een beleggingsinstelling aan de beursvennootschap te worden verstrekt. Dit volgt uit het nieuw voorgestelde van artikel 49b, eerste lid, van de Wet giraal effectenverkeer (hierna: Wge). De te verstrekken informatie wordt daarmee waardevoller voor beursvennootschappen.
  • ii. 
    Privacy kleine beleggers. Het identificatieverzoek dient zich specifiek te richten op investeerders die 0,5% of meer van het geplaatste kapitaal houden. Hierdoor blijft het mogelijk de belangrijkste investeerders te identificeren, ten behoeve van een goede communicatie tussen de beursvennootschap en deze belangrijkste aandeelhouders, zonder dat de privacy van kleine (veelal particuliere) beleggers geschonden wordt. Dit volgt uit het nieuw voorgestelde lid 1a van artikel 49b Wge. Hiermee wordt tevens tegemoet gekomen aan de onder meer door de Raad van State geuite zwaarwegende bezwaren tegen de mogelijke aantasting van de persoonlijke levenssfeer als gevolg van de oorspronkelijk voorgestelde identificatieregeling.
  • iii. 
    Frequentie identificatieverzoeken. Beursvennootschappen dienen niet alleen in aanloop op de (jaarlijkse) aandeelhoudersvergadering maar zo nodig ook in het geval van Buitengewone Algemene Vergadering van Aandeelhouders de mogelijkheid te hebben om aandeelhouders te identificeren. Dit volgt uit het aangepaste tweede lid van het voorgestelde artikel 49b Wge.
  • iv. 
    Informatieuitwisseling aandeelhouders. Een investeerder die alleen of gezamenlijk met andere investeerders een belang van ten minste 1% van het geplaatst kapitaal houdt of (certificaten van) aandelen houdt die een gezamenlijke marktwaarde van ten minste 250 000 euro vertegenwoordigen, heeft voorafgaand aan een aandeelhoudersvergadering het recht de beursvennootschap te verzoeken om informatie door te zenden aan andere aandeelhouders. Deze informatie dient uitsluitend betrekking te hebben op een concreet voor een aandeelhoudersvergadering geagendeerd onderwerp. Het verzoek om doorzending dient schriftelijk en gemotiveerd te worden gedaan. De beursvennootschap dient de informatie met de meeste spoed, maximaal binnen drie werkdagen, door te zenden. Dit volgt uit het nieuw voorgestelde artikel 49c, eerste lid, Wge. Als er een e-mailadres bekend is mag worden volstaan met verzending per e-mail.
  • v. 
    Uitzonderingen doorzendplicht. Naast het vereiste dat de informatie uitsluitend betrekking mag hebben op een concreet voor een aandeelhoudersvergadering geagendeerd onderwerp, zijn er twee aanvullende algemene uitzonderingen op de verplichting van de beursvennootschap om informatie van een investeerder door te zenden aan andere inves- teerders. De eerste uitzondering is opgenomen in het nieuw voorgestelde artikel 49c, tweede lid, Wge en ziet erop dat de beursvennootschap niet verplicht is om informatie door te zenden als het verzoek daartoe pas vlak voor (binnen zeven dagen voorafgaand aan) de aandeelhoudersvergadering is gedaan. De tweede uitzondering betreft de twee weigerings-gronden van het nieuw voorgestelde vierde lid van artikel 49c Wge. Hieruit volgt dat de uitgevende instelling niet verplicht is informatie door te zenden waarvan een onjuist of misleidend signaal uitgaat of te duchten is met betrekking tot de uitgevende instelling. De redactie van deze weigeringsgrond is mede ontleend aan het verbod op marktmanipulatie zoals opgenomen in artikel 5:58 lid 1 sub d Wet op het financieel toezicht. Voorts is de uitgevende instelling niet verplicht informatie rond te zenden die van zodanige aard is dat verzending naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet van de uitgevende instelling kan worden verlangd. De maatstaven van redelijkheid en billijkheid zijn dezelfde als die van artikel 2:8 BW. Voor de toepassing van deze maatstaven op de informatie als bedoeld in artikel 49c Wge is bepalend of de informatie van zodanige aard is dat verzending niet van de uitgevende instelling kan worden verlangd. Dit kan van verschillende factoren afhangen, bijvoorbeeld de inhoud van de informatie, de omvang van de informatie en de wijze van aanlevering van de informatie. Als de in Nederland levende rechtsovertuigingen of de maatschappelijke dan wel vennootschappelijke of persoonlijke belangen door het verzenden van de informatie onevenredig worden aangetast, kan dit, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, een aanleiding vormen om de informatie niet door te zenden. Zoals in de oorspronkelijke memorie van toelichting al aangegeven past informatie die kritiek op het beleid of de bedrijfsvoering van de uitgevende instelling inhoudt bij de rol van investeerders en kan dit feit op zichzelf voor de uitgevende instelling geen aanleiding zijn om verzending te weigeren. Beledigende kritiek zal, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, wel een aanleiding kunnen vormen om verzending te weigeren. Ook de omvang van het rond te zenden document moet redelijk zijn.

Beoogd is zoveel mogelijk aan te sluiten bij datgene dat door uitgevende instellingen en beleggers reeds is afgesproken in het kader van het Communicatiekanaal Aandeelhouders en neergelegd in artikel 2 van het «Protocol gebruik Communicatiekanaal door Aandeelhouders bij jaarvergaderingen». Dit protocol, waarvan de maatstaven in de praktijk voldoen, vermeldt onder meer dat de informatie geen verzoek tot het geven van een volmacht mag inhouden, geen persoonlijke grief mag betreffen en geen commerciële uiting mag bevatten.

  • vi. 
    Bekostiging identificatieverzoek. Het oorspronkelijke voorstel bevatte de verplichting voor de beursvennootschap om een afzonderlijke vergoeding te betalen aan elke partij (o.a. centraal instituut, aangesloten instelling, intermediair of bewaarder beleggingsinstelling) die aan het verzoek had meegewerkt. Dit zou leiden tot een zeer gecompliceerd en tijdrovend proces van kostenverdeling, hetgeen de bruikbaarheid van de identificatieregeling als zodanig belangrijk zou kunnen schaden. Daarbij komt dat in veruit het merendeel van vergelijkbare buitenlandse regelingen soortgelijke «retro cessie» verplichtingen ontbreken. Met name bij internationaal gehouden aandelen kunnen vele intermediairs betrokken zijn. De kosten van een identificatieverzoek zouden met een oorspronkelijk voorgestelde vergoedingenstelsel aanzienlijk kunnen stijgen. Met het schrappen van het oorspronkelijk voorgestelde artikel 49e wordt deze problemen vermeden, en kunnen de marktpartijen onderling de meest doelmatige wijze van kostenverdeling bepalen. De verwachting daarbij is dat intermediair banken de medewerking aan identificatieverzoeken als onderdeel van hun dienstverlening zullen zien en als zodanig in rekening zullen brengen bij hun klanten.
  • vii. 
    Proportionele sanctionering. De ook volgens de Raad van State buitenproportionele sanctieregeling waarbij een aandeelhouder het stemrecht kon worden ontnomen wanneer een intermediair bank zou verzuimen om aan de plicht tot medewerking aan een identificatieverzoek te voldoen, is vervallen. In plaats daarvan kan de rechter een bevel tot nakoming geven aan de in gebreken zijnde intermediair of andere persoon in de zin van artikel 49b, eerste lid, Wge. Bij het bevel tot medewerking aan het identificatieverzoek kan de rechter tevens – als stok achter de deur – op grond van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering een dwangsom opleggen.

Schaart

Groot

Blanksma-Van den Heuvel


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.