Voorlopig verslag - Intrekking van de Wet Adviesraad gevaarlijke stoffen - Hoofdinhoud
Dit voorlopig verslag is onder nr. B toegevoegd aan wetsvoorstel 32314 - Wet Raad voor de leefomgeving en infrastructuur i en wetsvoorstel 32323 - Intrekking van de Wet Adviesraad gevaarlijke stoffen i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Intrekking van de Wet Adviesraad gevaarlijke stoffen; Voorlopig verslag |
---|---|
Documentdatum | 14-10-2011 |
Publicatiedatum | 14-10-2011 |
Nummer | KST32314B |
Kenmerk | 32314; 32323, nr. B |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Eerste Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2011–2012
32 314
Instelling van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Wet Raad voor de leefomgeving en infrastructuur)
32 323
Intrekking van de Wet Adviesraad gevaarlijke stoffen
B1
1 Letter B heeft alleen betrekking op wetsvoorstel 32314.
2 Samenstelling:
Holdijk (SGP), Van der Linden (CDA), Noten (PvdA), Putters (PvdA), Essers (CDA), Slagter-Roukema (SP), Engels (D66), Nagel (50PLUS), Duthler (VVD), Hermans (VVD), Huijbregts-Schiedon (VVD) (vice-voorzitter), Koffeman (PvdD), Schaap (VVD), Smaling (SP), Vliegenthart (SP), De Vries-Leggedoor (CDA), Martens (CDA), Van Boxtel (D66), Vos (GL), De Boer (GL), De Lange (OSF), Ter Horst (PvdA), Vlietstra (PvdA), M. de Graaff (PVV)(voorzitter), Faber-van de Klashorst (PVV), Van Dijk (PVV), Ester (CU) en Schouwenaar (VVD).
3 Kamerstukken I, 2007/08, 31 201, C.
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR INFRASTRUCTUUR, MILIEU EN RUIMTELIJKE ORDENING2
Vastgesteld 11 oktober 2011
Het voorbereidend onderzoek van deze wetsvoorstellen geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen. De commissie verzoekt de regering om deze vragen uiterlijk 9 november 2011 van beantwoording te voorzien.
Inleiding
De leden van de PvdA-fractie hebben, indachtig de debatten die met de Eerste Kamer zijn gevoerd over de inrichting van het adviesstelsel en de kennisinfrastructuur van de Rijksoverheid, kennisgenomen van de voorliggende wetsvoorstellen. De Eerste Kamer heeft in 2008 de motiePutters c.s. aangenomen waarin een aantal eisen is gesteld aan de inrichting van het adviesstelsel: (1) de borging van variëteit in functies van de adviescolleges en kennisinstellingen die in meerjarig perspectief intersectorale continue en consistente analyses moeten opleveren, (2) dat er sprake moet zijn van onafhankelijk en deskundig advies met ruimte voor tegenspraak, (3) dat de verschillende specialismen en kennisgebieden in de clustering een plaats moeten krijgen, (4) dat er helderheid moet komen over de relatie tussen strategische adviesraden, en externe, ad hoc en commerciële advisering, en (5) dat de zelfstandigheid van de secretariaten van de adviesraden gehandhaafd moet blijven.3 De nu voorliggende wetsvoorstellen zijn de eersten in een reeks intrekkings- en instellingswetten die de Staten-Generaal moet passeren. Derhalve hebben deze leden een aantal vragen dat zowel verband houdt met de instelling van de nieuwe Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (RLI), als wel over de opvatting van de regering over de inrichting van het gehele adviesstelsel.
De leden de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorliggende wetsvoorstellen. Deze leden hebben enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel voor een Raad voor de leefomgeving en
1 Bijlage bij Kamerstukken II 2008/09, 31 490, nr. 3.
infrastructuur. Deze leden hebben echter grote bezwaren tegen het opheffen van de Adviesraad Gevaarlijke Stoffen. Juist de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk heeft naar de mening van deze leden laten zien dat expertise op het gebied van de chemiesector noodzakelijk is. Deze leden hebben naar aanleiding hiervan enkele vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorliggende wetsvoorstellen. Deze leden hebben nog een aantal vragen.
PvdA
Verhouding tussen RLI en andere instanties
De leden van de PvdA-fractie gaan er allereerst vanuit dat de regering in de voorliggende wetsvoorstellen redeneert vanuit de visie op de advies-en kennisinfrastructuur van de Rijksoverheid, verwoord in de notitie De Kwaliteit van de Verbinding.1 Daarin is ook melding gemaakt van het belang van de samenhang tussen wat de adviescolleges doen en wat planbureaus, kenniskamers en andere instanties doen. Deze leden missen in de voorliggende wetsvoorstellen tot instelling van de RLI en tot stopzetting van de Adviesraad Gevaarlijke Stoffen (AGS) een verbinding met wat de nieuwe Raad zal moeten doen en wat overige instanties in de kennis- en adviesinfrastructuur moeten doen. De Raad van State spreekt er zelfs van dat een deugdelijke analyse op dit punt onder de nieuwe Raad ontbreekt.2 Kan de regering een overzicht geven van instanties die op het werkterrein van de RLI actief zijn, (inclusief het Planbureau voor de Leefomgeving en de ambtelijke kenniskamers) en kan de regering aangeven hoe de werkzaamheden van deze instanties zich verhouden tot de werkzaamheden van de RLI, zo vragen deze leden. Voorts krijgen de leden van de PvdA-fractie, tegen de achtergrond van de bovengenoemde en aanvaarde motie-Putters c.s., graag een toelichting op de specifieke functie(s) die de regering ziet weggelegd voor de RLI in deze kennisinfrastructuur.
Deelt de regering de constatering van de Raad van State dat de verbinding tussen de adviescolleges en de vraagzijde – de regering en het parlement – verbeterd dient te worden om te komen tot meer bruikbare adviezen in de politieke besluitvorming, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze komt dit in de werkwijze van de RLI tot uiting? Vindt de regering voorts dat de RLI ook een rol moet spelen bij de oplossing van meer korte termijn problemen? Wat betekent dit laatste voor de werkwijze van de nieuw in te stellen Raad?
De leden van de PvdA-fractie vragen voorts waarom de reeds toegezegde analyse van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Tweede Kamer over de doorlichting van het gehele adviesstelsel niet eerst is afgewacht alvorens tot ingrijpende structuurveranderingen te komen? De nu voorliggende wetgeving lijkt enkel gebaseerd op een visie op de strategische advisering, terwijl het advies- en kennislandschap breder is dan dat. De Raad van State adviseert deze gehele doorlichting allereerst te maken alvorens over te gaan tot een herziening van het stelsel. Graag ontvangen deze leden daar een reactie van de regering op.
Kennisperspectieven van de RLI
Kan de regering de leden van de PvdA-fractie aangeven welk type kennis zij verwacht dat de RLI inbrengt in de politieke besluitvorming? De aard
Kamerstukken II 2009/10, 32 314, nr. 4. van de kennis die door bijvoorbeeld de VROM-raad en de Adviesraad
1 Krachtens artikel 24, eerste lid, Kaderwet adviescolleges.
Gevaarlijke Stoffen werd ingebracht is nogal verschillend. Voorts vragen deze leden de regering aan welk type kennis zij denkt de komende tijd behoefte te hebben in de politieke besluitvorming, en hoe daartoe de meer strategische en specialistische kennis binnen de RLI zijn samengebracht?
In de loop der jaren heeft de AGS een indrukwekkend kennisniveau rond gevaarlijke stoffen opgebouwd dat bij het maken van beleid een belangrijke rol dient te spelen, bijvoorbeeld om gevaarlijke situaties bij de opslag of het gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen vroegtijdig te kunnen voorkomen. Hoe zijn deze specifieke kennis en de strategische adviestaak van de AGS op een verantwoord niveau belegd binnen de in te stellen RLI, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.
Wettelijke reactietermijn
Blijft met de instelling van de RLI de wettelijke reactietermijn van drie maanden1 voor de regering gehandhaafd, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Zo nee, waarom niet? Klopt het dat de regering voornemens is om de wettelijk bepaalde reactietermijn van drie maanden in de toekomst wel te laten vervallen? Zo ja, met welke argumenten? Is in dat geval de regering voornemens daarover vroegtijdig met het parlement – als mede-opdrachtgever van de adviescolleges – van gedachten te wisselen?
Financiële aspecten
De leden van de PvdA-fractie ondersteunen het voornemen van de regering om het totaal aan advieskosten binnen de Rijksoverheid terug te dringen. Deze leden menen daarom dat niet tot commercieel advies overgegaan zou moeten worden, indien de eigen adviescolleges de benodigde kennis en advisering aan kunnen leveren. Zij gaan er vanuit dat de regering de kosten van commercieel advies tegen de kosten van de adviescolleges heeft afgezet. Kan de regering aangeven hoeveel geld er in totaal in de bestaansperiode van de VROM-raad, de Raad voor Verkeer en Waterstaat, de Raad voor het Landelijk Gebied en de AGS is besteed aan commercieel advies op hun werkterreinen, en hoe dit zich verhoudt tot de kosten van de adviescolleges zelf in diezelfde periode? Tevens ontvangen deze leden graag een overzicht van de begrote uitgaven aan commercieel advies op het werkgebied van de RLI voor het komend jaar, afgezet tegen het budget voor de RLI.
SP
Functie en rol van de RLI
De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe de adviesfunctie van de beoogde Raad voor de leefomgeving en infrastructuur is gepositioneerd tussen die van het Planbureau voor de Leefomgeving enerzijds en die van bijvoorbeeld DLO en TNO instituten anderzijds? En hoe is de onafhankelijkheid van de RLI geborgd? Hoe politiek mogen de adviezen van de RLI worden? De Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) bijvoorbeeld hamert er in meerdere adviezen op dat regering en politieke leiders de voordelen en toegevoegde waarde van de Europese Unie bij de burger moeten benadrukken. Degenen die dat niet doen wordt een «gebrek aan politieke moed» verweten. Gaat de beoogde RLI ook op deze manier adviseren als het gaat over bijvoorbeeld tracéwetgeving rond Natura-2000 gebieden, waarbij dan de economie als belangrijker wordt gezien dan natuurwaarden, zo vragen deze leden.
1 Ter griffie ter inzage gelegd onder griffie-nummer 149141.
Samenstelling van de RLI
De omvang van de RLI baart de leden van de SP-fractie zorgen. De bundeling van aan elkaar grenzende disciplines in één Raad juichen deze leden op zich toe, maar het geringe aantal vaste leden lijkt de slagkracht van de RLI te ondermijnen. Waarom is niet gekozen voor het AIV-model, waar onder één algemene leiding disciplinaire groepen opereren, die in actie komen al naar gelang de vraagstelling? De interdisciplinariteit kan dan intern toch geborgd worden door telkens een lid van een andere bloedgroep toe te voegen aan de groep die het advies opstelt.
Opheffing AGS
Met name op het terrein van gevaarlijke stoffen blijft in de ogen van de leden van de SP-fractie een georganiseerde bron van kennis noodzakelijk, omdat het hier een specifiek terrein betreft waar directe milieu- en gezondheidsrisico’s spelen en de veiligheid in het geding is. De impact van rampen is groot. De recente brand bij Chemie-Pack in Moerdijk toonde dit nog eens aan. Naar de mening van deze leden moet er dan permanent op een expertisegroep kunnen worden teruggevallen. De Adviesraad Gevaarlijke Stoffen verschilt vanwege de «rampgerichtheid» wezenlijk van de andere drie instanties die opgeheven worden. Ook de Raad van State brengt dit onder de aandacht. Kan de regering, op basis van de brief van AGS aan de Eerste Kamer van 6 september 20111, handreikingen doen om de rol van de AGS beter te borgen dan nu in het wetsvoorstel is opgenomen?
GroenLinks
Opheffing AGS
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering waarom zij niet de afronding van de onderzoeken die gaande zijn rond de veiligheid van de chemiesector afgewacht heeft, alvorens deze vergaande wetsvoorstellen in te dienen. Is de regering bereid alsnog deze onderzoeken af te wachten en onderzoek te doen naar de effecten van de opheffing van de Adviesraad Gevaarlijke Stoffen?
Hoe gaat de regering garanderen dat er in de toekomst voldoende expertise op chemiegebied is? Hoe kan de nieuwe Raad voor de leefomgeving en infrastructuur, met veel minder capaciteit op chemiegebied dan de AGS, hetzelfde kwaliteitsniveau halen, zo vragen de leden van de GroenLinks-fractie.
ChristenUnie
Werkterrein en samenstelling van de RLI
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat het werkterrein van de nieuwe Raad voor de leefomgeving en infrastructuur zeer veelomvattend is (wonen, ruimtelijke ordening, milieu, klimaat, water, landbouw, natuur, voedsel, verkeer & vervoer, ruimtelijk-economische ontwikkeling). Dit weerspiegelt weliswaar de complexiteit van problemen die aan dit werkterrein ten grondslag ligt, maar problematiseert op voorhand ook de effectiviteit van strategisch advies. De RLI gaat immers over «alles». Deelt de regering de zorg van deze leden over een te omvattend werkterrein van de RLI? Hoe is de regering voornemens een juiste representatie van al de bovengenoemde deelbelangen in de Raad te realiseren, ook in de vorm van de te benoemen leden?
Langetermijnvisie
Het is naar de mening van de leden van de ChristenUnie-fractie van belang dat de RLI met een operationele en langetermijnvisie komt over duurzaamheid van de leefomgeving en infrastructuur om de strategische advisering rond dit kernthema consequent en consistent ter hand te nemen. Kan de regering dit bevorderen? Hierin komt immers ook tot uiting welk Nederland we willen achterlaten voor de volgende generatie. Dat leidt eveneens tot de cruciale vraag van deze leden hoe deze volgende generatie een stem kan krijgen in dergelijke voor hen zo bepalende visies. Wat is het oordeel van de regering hierover?
Opheffing AGS
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn bezorgd over de voorgenomen opheffing van de Adviesraad Gevaarlijke Stoffen (AGS). De argumentatie van de regering is weinig overtuigend. In de nieuwe RLI krijgt dit cruciale beleidsterrein slechts één zetel toebedeeld. Dat is zeer pover gezien het enorme belang van risicomanagement rond gevaarlijke stoffen. Het gaat bovendien om complexe en multidisciplinaire kennis die niet in één persoon samengebald kan worden. De recente Moerdijk-brand toont eens te meer hoe belangrijk risicomanagement is en wat daarbij mis kan gaan. De Raad van State had bezwaren tegen opheffing van de Raad en ook VNO-NCW had fundamentele kanttekeningen. Graag ontvangen deze leden een reactie van de regering op deze punten.
De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening, M. de Graaff
De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening, De Boer