Verslag - Verandering in de Grondwet, strekkende tot het vervallen van de bepaling inzake het voorzitterschap van de gemeenteraad en van provinciale staten - Hoofdinhoud
Dit verslag is onder nr. 5 toegevoegd aan wetsvoorstel 31013 - Verandering in de Grondwet, strekkende tot het vervallen van de bepaling inzake het voorzitterschap van de gemeenteraad en van de provinciale staten i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Verandering in de Grondwet, strekkende tot het vervallen van de bepaling inzake het voorzitterschap van de gemeenteraad en van provinciale staten; Verslag |
---|---|
Documentdatum | 21-06-2007 |
Publicatiedatum | 13-03-2009 |
Nummer | KST108182 |
Kenmerk | 31013, nr. 5 |
Van | Staten-Generaal (SG) |
Commissie(s) | Koninkrijksrelaties (KR) en Binnenlandse Zaken (BIZA) |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2006–2007
31 013
Verandering in de Grondwet, strekkende tot het vervallen van de bepaling inzake het voorzitterschap van de gemeenteraad en van provinciale staten
Nr. 5
VERSLAG
Vastgesteld 21 juni 2007
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
1 Samenstelling:
Leden: Van Beek (VVD), Van der Staaij (SGP), De Pater-van der Meer (CDA), Van Bochove (CDA), Duyvendak (GL), Wolfsen (PvdA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Haverkamp (CDA), Leerdam (PvdA), voorzitter, De Krom (VVD), ondervoorzitter, Griffith (VVD), Irrgang (SP), Kalma (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Van der Burg (VVD), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Heijnen (PvdA), Bilder (CDA) en Anker (CU).
Plv. leden: Teeven (VVD), Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), Atsma (CDA), Van Gent (GL), Vermeij (PvdA), Knops (CDA), Polderman (SP), Spies (CDA), Wolbert (PvdA), Weekers (VVD), Zijlstra (VVD), Van Gerven (SP), Van der Veen (PvdA), Cqörüz (CDA), Ten Broeke (VVD), De Roon (PVV), Van der Ham (D66), Van Bommel (SP), Ouwehand (PvdD), Bouchibti (PvdA), De Wit (SP), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Cramer (CU).
Inhoudsopgave
-
1.Inleiding
-
2.Aanleiding en motivering
-
3.Deconstitutionalisering en het vervolgtraject
-
4.Grondwetsherziening
-
1.Inleiding
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige voorstel tot wijziging van de Grondwet. Het zal de regering niet verbazen dat zij, na de discussies in eerste lezing, hun instemming konden betuigen. Het voorstel komt neer op een constitutionele verheldering.
De leden van de fractie van de PvdA hebben met instemming kennis genomen van het voorstel om artikel 125, derde lid, van de Grondwet te laten vervallen. Toch hebben deze leden een enkele aanvullende vraag. Die betreft de verder procedure. Zij komen daar in het onderstaande op terug.
De leden van de SP-fractie staan positief tegenover dit voorstel tot decon-stitutionalisering. Wel hebben zij nog enkele vragen over de procedure van grondwetsherziening. Voor deze vragen verwijzen zij naar hun opmerkingen bij het wetsvoorstel onder nummer TK 31 012.
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Verandering in de Grondwet, strekkende tot het vervallen van de bepaling inzake het voorzitterschap van de gemeente
raad en van provinciale staten. Het betreft hier de tweede lezing. Graag willen deze leden de regering nog een aantal vragen voorleggen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorstel tot wijziging van de Grondwet in tweede lezing hetgeen beoogt het voorzitterschap van burgemeester en commissaris van de koningin van respectievelijk de gemeenteraad en de Provinciale Staten te deconstitutionaliseren.
De leden van de fractie van D66 hebben – evenals in eerste lezing – met belangstelling kennisgenomen van dit voorstel tot verandering van de Grondwet. Zij kunnen instemmen met dit voorstel. Zij zien tevens met belangstelling uit naar de initiatieven van de regering omtrent de grondwetsherzieningprocedure.
De leden van de SGP-fractie hebben kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. Voor hun standpunt over de voorgenomen wijziging van de Grondwet verwijzen zij naar de behandeling van de eerste lezing.
-
2.Aanleiding en motivering
Het is de leden van de VVD-fractie opgevallen dat in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel in eerste lezing (TK 29 978) wordt gesteld dat de aanleiding voor het wetsvoorstel is de invoering van de gekozen burgemeester. De figuur van de gekozen burgemeester wordt zelfs als eerste aandachtspunt genoemd. Ook het feit dat het raadsvoorzitterschap van de burgemeester niet van constitutionele orde is en de dualiserings-operatie spelen een rol. Voor de toelichting bij het onderhavige wetsvoorstel wordt nu verwezen naar de eerder tussen de regering en de Staten-Generaal gewisselde stukken en de gevoerde beraadslagingen in de Tweede en Eerste Kamer. Tijdens het debat in de Eerste Kamer op 31 oktober 2006 daarentegen zei de toenmalige Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, namens de regering, dat deze wijziging van de Grondwet losstaat van de politieke discussies over bijvoorbeeld de invoering van de gekozen burgemeester en dat zaken rond het voorzitterschap aan de gewone wetgever worden toevertrouwd. Inmiddels is bij brief van 8 mei 2007 bekend geworden dat de drie wetsvoorstellen inzake de direct gekozen burgemeester (TK 30 442, 29 864 en 29 865) zijn ingetrokken. Zou het dan niet voor de hand hebben gelegen dat de regering in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel in tweede lezing een motivering had opgenomen in plaats van te verwijzen naar eerdere documenten? Wat zijn nu de redenen van de regering voor het indienen van het voorstel, behalve dan dat de verplichting om het wetsvoorstel in tweede lezing in te dienen voortvloeit uit de Grondwet? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering op deze vragen.
-
3.Deconstitutionalisering en het vervolgtraject
Het onderhavige wetsvoorstel is naar het oordeel van de leden van de CDA-fractie een logisch uitvloeisel van het dualisme dat enkele jaren geleden in zowel het gemeentelijk als het provinciaal bestuur is ingevoerd. Het laat provinciale staten en gemeenteraden vrij om te bepalen wie de voorzitter zal zijn. Dat het ook de commissaris dan wel de burgemeester kan zijn, behoeft volgens deze leden geen betoog. De grotere autonomie voor het decentrale bestuur – leidraad achter de voorgestelde aanpassing van de grondwet – past geheel in het gedachtegoed van deze leden.
Na aanvaarding van deze grondwetsherziening is het aan de wetgever om regels met betrekking tot het voorzitterschap van provinciale staten en
gemeenteraden te stellen, zo merken de leden van de CDA-fractie op. Naar het hun voorkomt, zou in zowel de Provinciewet als de Gemeentewet in elk geval dienen te worden vastgelegd dat de voorzitter niet «van buiten» komt. De introductie van zo’n nieuwe figuur, een buitenstaander, zou de nieuwe, pas «gedualiseerde» verhoudingen op zowel provinciaal als gemeentelijk niveau tussen raad/staten, wethouders/gedeputeerden en burgemeester/commissaris kunnen verstoren. Zij zijn benieuwd of de regering deze zienswijze deelt.
De leden van de PvdA-fractie merken op dat deze grondwetswijziging in tweede lezing, zijn oorsprong vindt in het traject naar een gekozen burgemeester. Hoewel dat traject inmiddels verlaten is, is er toch aanleiding om het voorzitterschap van de gemeenteraad en provinciale staten van de burgemeester, respectievelijk de commissaris der Koningin, uit de Grondwet te halen. Het stelt de wetgever in de gelegenheid om in de Gemeentewet en de Provinciewet het voorzitterschap te regelen en eventueel los te maken van het burgemeesters- en commissarisambt. Of dat uiteindelijk ook moet worden geregeld, en zo ja, hoe dat vorm gegeven moet worden, kan later worden bepaald. Er is echter geen reden om het voorzitterschap nog langer in de Grondwet te regelen. De leden van de PvdA- fractie vragen of de regering voornemens is om op dit punt een wijziging van de Gemeentewet en Provinciewet voor te bereiden? Zo ja, gaat zij daarvoor advies inwinnen bij bijvoorbeeld de Raad voor openbaar bestuur, het Genootschap Burgemeesters, de Vereniging Nederlandse Gemeenten of het Interprovinciaal overleg?
Nu het wetsvoorstel in tweede lezing is ingediend, vragen de leden van de VVD-fractie welke voornemens de regering heeft ten aanzien van het voorzitterschap van de gemeenteraad en provinciale staten. Wat zal daaromtrent in de Gemeentewet en de Provinciewet worden bepaald? Zullen de gemeenten en provincies daarin vrij worden gelaten of zullen deze wetten een zelfde regeling voor alle gemeenten en provincies voorschrijven? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering.
De leden van de fractie van de ChristenUnie zijn van mening dat er op zichzelf onvoldoende redenen bestaan om aan te nemen dat het voorzitterschap van constitutionele orde is, en steunen daarom de deconstitutio-nalisering ervan. Zij vragen de regering of zij beoogt met deze deconstitu-tionalisering maatwerk – en dus verschil – tussen gemeenten en provincies mogelijk te maken?
De leden van de SGP-fractie hechten er aan op te merken dat deconstitu-tionalisering van het raadsvoorzitterschap van de burgemeester op geen enkele wijze impliceert dat vervolgens ook moet worden geregeld dat burgemeesters daadwerkelijk geen voorzitter meer hoeven te zijn van de gemeenteraad. Kan de regering dit bevestigen? Naast ervaren knelpunten zijn er immers ook veel positieve kanten aan het raadsvoorzitterschap van burgemeesters. De leden van de SGP-fractie kunnen zich wel voorstellen dat de afweging hierover in de toekomst op lokaal niveau zal worden neergelegd. Welke voornemens heeft de regering ten aanzien van het raadsvoorzitterschap van burgemeesters nadat de onderhavige wijziging van de Grondwet is afgerond?
-
4.Grondwetsherziening
Net als bij de parallel ingediende grondwetsverandering inzake het kiesrecht voor wilsonbekwamen (TK 31 012), is het advies van de Raad van State voor de leden van de CDA-fractie aanleiding om vragen te stellen
over de gang van zaken rondom grondwetsherzieningen. Kortheidshalve verwijzen zij naar het gelijktijdig ingediende verslag op dat voorstel.
Ook de leden van de overige fracties verwijzen naar het Verslag met betrekking tot kamerstuk 31 012 voor hun vragen over algemene aspecten die bij beide wetsvoorstellen aan de orde zijn. Het gaat dan om de indiening van verklaringswetten, de bevoegdheid van de kamer tot behandeling van de tweede lezing en de overige vragen over grondwetsherziening.
De voorzitter van de commissie, Leerdam
Adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx