Voortzetting van de behandeling van het wetsvoorstel Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het opnemen van de rechtstreekse verkiezing van de burgemeester (30422) - Hoofdinhoud
Deze behandeling i is onder nr. 96, pag. 5940-5945 toegevoegd aan wetsvoorstel 30422 - Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het opnemen van de rechtstreekse verkiezing van de burgemeester i.
Inhoudsopgave
Documentdatum | 17-07-2006 |
---|---|
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | HAN8015A06 |
Kenmerk | nr. 96, pag. 5940-5945 |
Van | Staten Generaal (SG) |
Originele document in PDF |
Sprekers
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
-
-het wetsvoorstel Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het opnemen van de rechtstreekse verkiezing van de burgemeester (30422).
De algemene beraadslaging wordt hervat.
Minister Pechtold: Voorzitter. Vandaag behandelen wij in eerste lezing een voorstel tot aanpassing van de Grondwet. Doel hiervan is, in de Grondwet op te nemen dat de burgemeester rechtstreeks wordt gekozen. Het is nog maar kort geleden dat ik op deze plaats een ander voorstel tot wijziging van de Grondwet mocht verdedigen dat betrekking had op de burgemeester. Toen ging het om het voorstel om het voorzitterschap van provinciale staten en gemeenteraden uit de Grondwet te halen. Dat was een overzichtelijk voorstel, waarbij mij bovendien de eenstemmigheid van deze Kamer nog helder voor de geest staat. Ook vandaag gaat het om een zeer overzichtelijk voorstel. Ik proef echter nog niet die eenstemmigheid waarvan eerder sprake was, maar wellicht verandert dat nog in de loop van het debat.
Dit wetsvoorstel kent een lange geschiedenis. Vanuit mijn achtergrond als kunsthistoricus doet het mij een beetje denken aan een schilderij van Vermeer: de jonge vrouw achter het virginaal. Onder de bovenste verflaag van dat schilderij liggen nog andere verflagen. Wat geldt voor dit schilderij, geldt vaak ook in het algemeen: de onderliggende verflagen verschaffen ons zeer interessante informatie. Zij geven vaak goed weer wat de oorspronkelijke bedoeling is geweest van de kunstenaar en ook welke wijziging van inzicht is ingetreden die de kunstenaar tot het definitieve schilderij heeft gebracht. Tot zover het college, ik ga door in mijn huidige functie!
Als wij naar de lagen onder het voorliggende wetsvoorstel kijken, zien wij nog het voorstel tot deconstitutionalisering van de aanstellingswijze van de burgemeester opdoemen. Dat kunstwerk van wetgeving was bijna voltooid, toen de grondwetgever zich bedacht. Inmiddels is met zorg en toewijding een nieuwe laag aangebracht. Het is mij een genoegen, het resultaat daarvan met de Kamer te bespreken en haar opvattingen te vernemen over het thema, de compositie of de vraag of het voorstel voldoende recht doet aan de boodschap die erin besloten ligt.
De heer Dittrich (D66): Dat schilderij van Vermeer waarover u sprak, hangt in een museum. Ik neem aan dat uw ambities zodanig zijn dat dit wetsvoorstel gaat leven in de samenleving.
Minister Pechtold: Dat is geheel het geval. Gisteravond stond ik hier om het Centrum voor geschiedenis en democratie te verdedigen, en ook daar heb ik aangegeven dat musea zeer levend zijn. Ik zal niet de vraag stellen of zij gratis toegankelijk moeten zijn, maar de
drempels voor democratie moeten wat mij betreft even laag zijn als de drempels voor de Nederlandse musea.
Vele sprekers vinden het terecht dat alsnog is gekozen voor het in de Grondwet blijven verankeren van de aanstellingswijze van de burgemeester. Het voorstel dat wij vandaag bespreken, is als een nieuwe verflaag die over de oude is aangebracht, het vormt onmiskenbaar een breuk met de aanvankelijk ingeslagen koers om de aanstellingswijze uit de Grondwet te halen. De overwegingen om dat toch in de Grondwet te regelen, gaan verder dan alleen het volgen van het Paasakkoord op dit punt. Bij verschillende fracties, een ruime meerderheid van de Kamer vertegenwoordigend, is het besef gegroeid dat de aanstellingswijze van de burgemeester in de Grondwet thuishoort. Hoewel Thorbecke destijds voorstander was om deze regeling aan de gewone wetgever over te laten, kunnen wij er niet omheen dat het nu gaat om een wezenskenmerk van de staatkundige inrichting van ons land. De CDA-fractie wees erop dat de aanstellingswijze van alle politieke ambtsdragers, de leden van de Hoge Colleges van Staat en de commissarissen van de Koningin in de Grondwet is verankerd. Verder heb ik al opgemerkt dat de twee derde meerderheid die nodig zou zijn voor een deconstitutionalisering slechts kan worden bereikt als er zicht bestaat op de politieke steun van een ruime, tweede derde, meerderheid voor een andere aanstellingswijze. Dat maakt het vraagstuk ook in die zin van constitutionele betekenis en het verdient het om in de Grondwet te worden geregeld. Ik constateer dat een ruime meerderheid van de Kamer de opvatting deelt dat de aanstellingswijze van de burgemeester in de Grondwet dient te worden geregeld.
Dat doet er niet aan af dat daarmee nog niet eenieder voorstander is van een rechtstreeks gekozen burgemeester. De leden van de ChristenUnie en de SGP gaven aan, een voorstander te zijn van handhaving van de huidige kroonbenoeming. De leden van de PvdA, GroenLinks en de SP zijn voorstander van een door de raad gekozen burgemeester. Om die reden hecht ik eraan in dit verband nogmaals te benadrukken waarom het kabinet kiest voor de vernieuwing van de lokale democratie door invoering van een rechtstreeks gekozen burgemeester.
Ik merk op dat het stelsel van de kroonbenoeming zich inmiddels in een eindfase bevindt. De afgelopen 30 jaar is de kroonbenoeming voortdurend gedemocratiseerd. De huidige aanstellingswijze houdt in dat de Kroon nog formeel de burgemeester benoemt, maar omdat de raad in feite de belangrijkste stem heeft, is de rol van de Kroon eigenlijk uitgehold. De rol van de Kroon is momenteel niet veel meer dan een symbolische. Ik constateer dat enkele fracties nog sterk hechten aan de symbolische betekenis van de kroonbenoeming. Voor het kabinet is het echter geen doorslaggevend argument bij de keuze voor een bepaalde aanstellingswijze. Die keuze van het kabinet wordt meer bepaald door de ontwikkeling in het ambt van de burgemeester. In de loop der tijd is de rol van de burgemeester in het gemeentebestuur veranderd. Het ambt van burgemeester heeft zich ontwikkeld tot dat van procesmanager en coördinator. Op die wijze vervullen burgemeesters een belangrijke rol in het lokaal bestuur. Toch is dat onvoldoende om tegemoet te kunnen komen aan de toegenomen bestuurlijke en maatschappelijke roep om resultaatgericht bestuur. De bestuurspraktijk kent wel degelijk krachtige burgemeesters, maar die zijn vooral aangewezen op informele machtsbronnen. Dat maskeert echter een gebrek aan
formele bevoegdheden. Daarbij komt dat bijvoorbeeld ingeval van rampen en calamiteiten de blik geheel op de burgemeester wordt gericht. Dan ziet men nog wel eens over het hoofd dat hij alleen directe verantwoordelijkheid draagt voor de bestrijding van de ramp.
De staatscommissie Dualisme en lokale democratie had het in haar rapport over een statusincongruentie van burgemeesters. Dat wil zeggen dat er een verschil is tussen de verwachtingen die leven ten aanzien van de burgemeester, en diens werkelijke positie en bevoegdheden. Om de positie van de burgemeester meer in overeenstemming te brengen met datgene wat vandaag de dag van een burgemeester wordt verwacht, kunnen wij niet volstaan met alleen een versterking van de bevoegdheden. Ook in brede zin is een andere inbedding van de burgemeester wenselijk om hem in de positie te brengen dat hij met gezag leiding kan geven aan het gemeentebestuur om de samenhang en resultaatgerichtheid te vergroten. Voor een dergelijk bestuurlijk en politiek meer geprofileerde rol is een andere legitimatie en aanstellingswijze vereist.
Directe verkiezing van de burgemeester hoort bij een dergelijke rol van de burgemeester. Niet alleen zou een door de raad gekozen burgemeester zich minder goed verdragen met de gedualiseerde gemeentelijke bestuurspraktijk, een dergelijke burgemeester zal ook niet de beoogde politiek en bestuurlijk meer geprofileerde rol kunnen vervullen die van hem wordt verwacht. Het zou de statusincongruentie in stand houden, zo niet versterken.
Uit de keuze voor de regeling van de direct gekozen burgemeester in de Grondwet vloeit voort dat de Grondwet iets behoort te zeggen over het actief en passief kiesrecht terzake. Wat de vereisten van het actief kiesrecht bij burgemeestersverkiezingen betreft, houdt dit in dat wordt aangesloten bij de vereisten voor de gemeenteraadsverkiezingen. Voor het passief kiesrecht gelden in beginsel dezelfde vereisten. Terwijl voor gemeenteraadsleden de wet voorziet in de mogelijkheid voor niet-Nederlanders om in de gemeenteraad te zitten, wordt voor de gekozen burgemeester vastgehouden aan het vereiste van het Nederlanderschap, zoals eerder al is gewisseld. Dat heeft te maken met de aard van de functie in het algemeen en de bevoegdheden van de burgemeester op het terrein van openbare orde en veiligheid in het bijzonder. Voor het burgemeesterschap kan verdere ontheffing worden verleend van de vereisten van het ingezetenschap. Voor een burgemeester van buiten de gemeente kan immers niet meteen worden verlangd dat hij/zij meteen na de verkiezingen in de gemeente gaat wonen. Dit zal, evenals de verdere regeling van verkiezingen, krachtens of bij wet worden geregeld.
Voorzitter. Daarmee heb ik de hoofdpunten besproken. Rest mij nog een belangrijk punt, namelijk het ingediende voorstel van de leden Dubbelboer, Özütok en Irrgang om het wetsvoorstel te splitsen. Splitsing van het wetsvoorstel houdt in dat er twee wetsvoorstellen ontstaan: één die strekt tot deconstitutionalisering van de aanstellingswijze van de burgemeester en één die strekt tot opneming van de directe verkiezing van de burgemeester in de Grondwet. Het tweede wetsvoorstel, de opneming van de directe verkiezing, zal echter niet aanvaard kunnen worden zonder het eerste wetsvoorstel. Uitsluitende aanvaarding van het tweede wetsvoorstel is strijdig met de Grondwet. Wanneer immers alleen het
tweede wetsvoorstel wordt aanvaard, staat er in artikel 131 van de Grondwet dat de burgemeester bij Koninklijk Besluit wordt benoemd, terwijl in het nieuwe artikel 131a van de Grondwet staat dat de burgemeester direct wordt gekozen. Dat is een onmogelijkheid. Met het uitsluitend aanvaarden van het eerste deel wordt beoogd de aanstellingswijze van de burgemeester te deconstitutio-naliseren. Splitsing van de wetsvoorstellen heeft derhalve per saldo tot doel de directe verkiezing van de burgemeester niet in de Grondwet op te nemen. Men zal begrijpen dat ik daar de ruimte niet voor heb en ook niet wil hebben.
Voorzitter. Gevraagd is naar het burgemeestersreferendum. Het kabinet heeft afgesproken daar zo veel mogelijk aandacht voor te vragen totdat de direct gekozen burgemeester geregeld is. Ik vind het spijtig dat niet veel gemeenten daar de afgelopen tijd voor gekozen hebben, al is wel gebleken dat veel gemeenten dat overwegen bijvoorbeeld rond de vraagstelling voor een profiel van de burgemeester. Maar keer op keer blijkt er een meerderheid te zijn die dat tegenhoudt. Ik hoop van harte dat een gemeente als Nijmegen, met een college met een progressief karakter, wel de durf heeft om dit te doen. De financiën daarvoor mogen niet het probleem zijn. Zoals bekend is daar een rijkssubsidieregeling voor. Voor een gemeente als Nijmegen zou het gaan om een bijdrage van € 400.000. Ik kan niet anders doen dan commissarissen van de Koningin enthousiasmeren om dit bij gemeenteraden en bij de bevolking vroegtijdig te bevorderen. Ik ben daarover in overleg met de commissarissen van de Koningin. Ik hoop dat er dit laatste jaar van deze kabinetsperiode hier en daar toch nog zo’n referendum wordt gehouden, al is het maar om de bevolking verder mee te nemen bij dit fenomeen.
De heer Eerdmans (LPF): Ik heb een vraag over de zittingsduur. Waarom wordt dat niet geregeld in de Grondwet? Voor wethouders is de zittingsduur sinds jaar en dag wel geregeld in de Grondwet. Ik zou het vreemd vinden dat dit voor een gekozen burgemeester niet wordt vastgelegd in de Grondwet. Waarom wilt u dat niet?
Minister Pechtold: Omdat wij dat ook bij gewone wetgeving kunnen regelen.
De heer Eerdmans (LPF): Waarom regelen wij dat dan wel in de Grondwet voor die andere functies?
Minister Pechtold: Het is nu zaak dat wij de aanstellingswijze in de Grondwet kunnen regelen. Ik heb u zojuist de geschiedenis daarvan geschetst. Om daar ook de zittingstermijn van de burgemeester aan te koppelen, werkt belemmerend voor de mogelijkheden voor eventuele veranderingen, zoals het spreiden van gemeenteraadsverkiezingen, etc. Wij kiezen er wel voor om de aanstellingswijze bij Grondwet te regelen, maar niet om de zittingsduur te regelen.
De heer Dittrich (D66): Hebt u enig idee hoe het komt dat de linkse partijen in Nijmegen betrokkenheid van de bevolking bij de opvolging van de nieuwe burgemeester willen dwarsbomen? Wat zit daarachter?
Minister Pechtold: Ik kan mij daar veel bij voorstellen als ik dat stemgedrag vergelijk met dat van dezelfde partijen in de Kamer: GroenLinks, PvdA en de SP. Ik
neem aan dat men een voorkeur heeft om wat wij nu al hebben, namelijk een door de raad gekozen burgemeester, niet meer in een hotelkamer, maar in een fractiekamer te regelen.
De heer Dittrich (D66): Is het dan geen zaak dat u vanuit uw verantwoordelijkheid als minister voor Bestuurlijke Vernieuwing contact zoekt met het gemeentebestuur van Nijmegen om te laten zien welke mogelijkheden er zijn? Misschien breekt dat het debat een beetje open. Het moet mij van het hart dat het deksel dat de linkse partijen daar erop doen fnuikend is voor de aspiraties van burgers die wel degelijk een zekere betrokkenheid wensen.
Minister Pechtold: Wat dat betreft, voel ik mij gesteund door de bevolking van Nijmegen die in grote meerderheid heeft laten weten hiervoor zeer te voelen. Ik hoop van harte dat het college dat zojuist is aangetreden en een mandaat van diezelfde bevolking heeft gekregen, wil luisteren naar de eigen bevolking en een referendum, toch een voorloper van directe verkiezing, mogelijk wil maken. Zeker waar de gemeenteraad er een belangrijke rol bij speelt en diezelfde drie partijen dat zo van belang vinden.
De heer Dubbelboer (PvdA): Kan de reden zijn dat het een totale schijnverkiezing is, omdat er maar twee kandidaten mogelijk zijn? Dit is een prachtig toneelstukje tussen twee heren. Het is bijna Herenleed. Valt het niet sterk te relativeren door erop te wijzen dat zowel in Zoetermeer als in Leiden en Vlaardingen van die experimenten zijn uitgevoerd, waarin de Partij van de Arbeid een groot aandeel had, maar dat wij ook moeten constateren dat in heel veel gemeenten, onafhankelijk van de collegesamenstelling, zo’n beetje iedereen het erover eens is dat de mogelijkheid om te kiezen uit twee kandidaten nogal mager is? Ik weet niet of het zo is, maar het zou mij niet verbazen als dat de reden was waarom men er niet aan mee wil doen.
Minister Pechtold: Dat is een van de mogelijkheden, maar de voorstellen van de PvdA, door andere partijen gesteund, om in de toekomst de gemeenteraad de burgemeester te laten kiezen, moeten worden beoordeeld als weinig revolutionair en eigenlijk aansluitend bij de huidige praktijk. Er is daarin ook weinig te kiezen. Dit kabinet is voor een meer radicale doorzetting van de invloed van de burger. Ik heb overigens van nabij de genoemde voorbeelden meegemaakt. Ik heb gemerkt dat er bij de bevolking grote waardering voor bestond. In Best heeft men ook qua partijpolitiek een geweldig goede keuze gemaakt door mevrouw Demmers aan te stellen. Ik weet dat in andere gemeenten de uitslag van het referendum heeft geleid tot een burgemeester die draagvlak heeft onder de bevolking. Uitgaande van deze voorbeelden, geloof ik dat de heer Van Beek nog niet politiek is bediend, maar dat bijna alle anderen een burgemeester van hun kleur hebben gekregen.
De heer Van Beek (VVD): Dit is teleurstellend. Hebt u zich niet beziggehouden met Boxmeer?
Minister Pechtold: Dan is dus bijna iedereen bediend. Voorzitter. Dit was mijn antwoord in eerste termijn.
De heer Eerdmans (LPF): Voorzitter. Eigenlijk is de enige belangrijke vraag van mij, tevens de hamvraag in dit debat en het toneelstuk dat wij hier opvoeren, niet beantwoord. Waarom zou dit voorstel het na de verkiezingen halen bij de tweede lezing in beide Kamers waarbij een tweederde meerderheid nodig is?
Wij kunnen hier allerlei kunststukjes en -grepen opvoeren en een prachtige verkiezingsstrijd ingaan met ’’wij willen een gekozen burgemeester en de eerste stap in die richting is gezet’’ maar de minister moet mij ervan overtuigen dat dit voorstel het na de verkiezingen zal halen. De minister heeft dat totaal niet gedaan. Hij is mijns inziens verschrikkelijk naïef als hij denkt dat wij kunnen worden overtuigd met de opmerking dat het wel gaat lukken, omdat zoveel mensen erin gaan geloven. Het CDA en de Partij van de Arbeid willen het gewoon niet. De SP en GroenLinks willen het ook niet. Ik ben net als de minister voor de rechtstreeks gekozen burgemeester. Het hele volk wil een rechtstreeks gekozen burgemeester en zal ook gaan kiezen. Het is geen ingewikkelde strijd, maar wij gaan het op deze manier niet redden. Ik vind het politiek zwak om dan vandaag een verhaal te houden en serieus met elkaar over dit wetsvoorstel en allerlei voorstellen van de fractie van de Partij van de Arbeid te spreken, terwijl het in wezen een toneelstuk is. Als je een beetje politiek verstand hebt, moet je vaststellen dat wij hier niet anders doen dan gebakken lucht verkopen.
Mevrouw Spies (CDA): Volgens mij positioneert de heer Eerdmans mij als vertegenwoordiger van de CDA-fractie in het verkeerde rijtje. Ik denk niet dat hij op basis van de stellingname van de CDA-fractie in de afgelopen drieënhalf jaar grond heeft om te veronderstellen dat het CDA niet in de direct gekozen burgemeester zou geloven. Sterker nog, wij hebben er deze kabinetsperiode alles aan gedaan om dit mogelijk te maken.
De heer Eerdmans (LPF): Er alles aan gedaan? Maar wat kunnen wij de volgende kabinetsperiode verwachten? Ik mag toch aannemen dat dit niet in het verkiezingsprogramma van het CDA zal komen, of zegt mevrouw Spies nu al dat het CDA in 2007 juichend de streep overgaat met de gekozen burgemeester? Als zij dat nu zegt, verdwijnt al mijn scepsis als sneeuw voor de zon.
Mevrouw Spies (CDA): Natuurlijk zeg ik dat niet. Ik neem aan dat de heer Eerdmans dat ook niet zal doen, voor welke partij hij zich ook verkiesbaar zal stellen voor de volgende periode. De CDA-fractie gaat niet alleen over de inhoud van het verkiezingsprogramma. Het programma wordt samen met de leden en heel veel andere mensen opgesteld. Dit proces is volop in gang. De bewering dat dit zeker niet in het verkiezingsprogramma van het CDA komt, moet de heer Eerdmans daarom nog even opzouten. Hij kan wel de opstelling van de CDA-fractie in de afgelopen drieënhalf jaar beoordelen en op basis daarvan kan hij niet staven dat het CDA niet gelooft in de direct gekozen burgemeester.
De heer Eerdmans (LPF): Ik heb in ieder geval nog nooit zo indringend als vandaag gehoord dat mevrouw Spies gelooft in de direct gekozen burgemeester. Ik heb kennelijk een hoop gemist.
Ik weet nog niet voor welke partij ik zal kiezen, als het al een partij wordt want ik geloof niet zo in politieke partijen, maar veel meer in groepen mensen die gekozen worden en worden ondersteund door veel donateurs. Het begrip politieke partij gaat langzaam failliet. Los daarvan, de beweging waar ik mogelijk in terecht zal komen, zal zeker pleiten voor de direct gekozen burgemeester. Dit durf ik nu al te zeggen. Dit vind ik ook politiek geloofwaardig, want ik houd het hier vol. Ik hoop in een club te komen en opnieuw in zo’n blauwe stoel en zal dan weer een pleidooi houden voor de direct gekozen burgemeester. Ik hoop dat de stem van mevrouw Spies vele malen zal klinken in het CDA en dat zij de mensen kan overtuigen van de voordelen van een direct gekozen burgemeester.
Ik voel de grond echter onder mijn voeten wegzakken als ik naar de andere collega’s kijk. De kans dat minister Pechtold die twee derde meerderheid haalt, acht ik gering. Waar zit zijn gezonde verstand als hij zegt dat het zal lukken? Er is geen afspraak waar hij zich aan kan vasthouden, want alles dat wij nu bespreken, smelt als sneeuw voor de zon weg als er een nieuw kabinet is. Misschien kan de minister in zijn rol als lijsttrekker veel kiezers trekken en als onze partij dan ook heel groot wordt, hebben wij het CDA niet meer nodig, maar voorlopig is dit nog fantasie.
Voorzitter. Ik denk dat ik het hier bij houd. Ik vond dit het belangrijkste.
De heer Dittrich (D66): Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording. Ik vond dat hij een mooie vergelijking maakte met het schilderij van Vermeer. Ik als Vermeer-liefhebber blijf dan ook een beetje haken bij dat schilderij. Als wij nu toch de vergelijking doortrekken, zou ik willen zeggen: laat dit wetsvoorstel niet in het museum van de Eerste Kamer stranden en daar aan de muur gespijkerd worden, maar laat het zodanig kans van slagen hebben, dat wij in Nederland met een direct gekozen burgemeester kunnen werken. Naar onze mening is dit een goede vernieuwing van de democratie in Nederland. Burgers hebben hier recht op.
De heer Dubbelboer (PvdA): Ik wil mij aansluiten bij de woorden van de heer Eerdmans. Wij hebben de minste kans van slagen als wij dit wetsvoorstel op deze manier behandelen en in stemming brengen. Ik heb wel eens eerder gezegd dat het een ramkoers is en dat de minister de turbo aanzet om heel hard in de richting van een blinde muur te rijden. Waarom denkt u toch dat er een tweederde meerderheid zal zijn voor het opnemen van de direct gekozen burgemeester in de Grondwet? U weet toch zeker ook hoe groot de weerstand is? U zult zeggen: laten wij allemaal voorstemmen, want dan is er geen weerstand. Dat geldt natuurlijk voor elk onderwerp dat wij hier bespreken. U moet nu uw politieke naïviteit laten varen en bezien op welke manier u zo veel mogelijk van uw plannen kunt realiseren.
De heer Dittrich (D66): Die blinde muur bent u dan wel zelf. Wij debatteren hier op basis van argumenten. Het is mijn politieke inschatting dat de argumenten van de voorstanders van de gekozen burgemeester, vele malen sterker zijn dan die van de tegenstanders. Ik geloof verder dat de PvdA geen blinde muur is en ik kan mij
dan ook goed voorstellen dat u gaat luisteren naar wat mensen met de burgemeester willen wanneer uw partij haar verkiezingsprogramma opstelt. Misschien komt u dan ook wel tot de overtuiging dat het tijd is om burgers te gaan vertrouwen en hun de mogelijkheid te geven om hun burgemeester te kiezen, met alle positieve gevolgen die dat voor het lokale bestuur kan hebben.
De voorzitter: Ik sta vanaf nu geen interrupties meer toe. U bent hier namelijk om het wetsvoorstel met de minister te behandelen.
De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. Ik bedank de minister voor zijn beantwoording.
Ik kan mij aansluiten bij de vraag van de heer Eerdmans of het kabinet niet voor een risicovolle weg heeft gekozen. Ik denk dan zeker ook aan de opmerking van de Raad van State dat het alleen dan verstandig is om iets in de Grondwet te regelen als er een duurzame en brede overeenstemming tot stand is gekomen. Moeten wij niet vaststellen dat die overeenstemming er niet is over de aanstellingswijze van de burgemeester?
Het voorbeeld van het schilderij van Vermeer is heel aardig. Want hoe oud is zo’n Vermeer eigenlijk? Stel je voor dat iemand zou zeggen: zo’n oud schilderij is toch zeker uit de tijd, laten wij alleen nog maar moderne kunst tentoonstellen. Zou dat serieus worden genomen? De kroonbenoeming heeft meerdere lagen en maakt het inmiddels ook mogelijk om recht te doen aan de betrokkenheid van gemeenten. Laten wij dus maar niet zo snel zeggen dat iets gedateerd is of in de eindfase verkeert. Goed beschouwd is dat alleen maar een cirkelredenering.
De heer Dubbelboer (PvdA): Voorzitter. De heer Van der Staaij wees terecht op de opmerking van de Raad van State dat er over een onderwerp brede overeenstemming moet zijn voordat je het in de Grondwet opneemt. Die brede overeenstemming moet uiteindelijk blijken bij de stemming in tweede lezing, want dan is er een tweederde meerderheid nodig. Het ziet er op dit moment absoluut niet naar uit dat die tweederde meerderheid gevonden zal worden.
Een grote meerderheid van de Kamer is het er wel over eens dat de kroonbenoeming niet meer van deze tijd is. Daarover bestaat dus wel een brede en uitgekristalliseerde mening. En daar kom ik weer met mijn splitsingsverzoek: laten wij toch in ieder geval proberen om dat onderdeel te redden. Dat kan als wij nu besluiten tot een splitsing. Het is natuurlijk ook mogelijk om in tweede lezing een splitsingsverzoek te doen, maar dan is er wel een tweederde meerderheid nodig om dat verzoek te laten passeren.
De minister wees terecht op het scenario dat er geen meerderheid kan worden gevonden voor het voorstel voor deconstitutionalisering. Ik denk niet dat dit gebeurt, want wij zijn het er in brede zin met elkaar over eens dat de kroonbenoeming uit de Grondwet moet verdwijnen. Stel echter dat het wel gebeurt, dan moeten wij zorgvuldig aandacht geven aan de wetgeving. Dit betekent dat het tweede deel van het gesplitste wetsvoorstel dan per definitie geen doorgang meer kan
vinden, want als de kroonbenoeming in de Grondwet blijft staan, kunnen wij niet tevens de direct gekozen door de Kroon benoemde burgemeester invoeren. Hoewel, met enige soepelheid kan het wel; in België werkt het ongeveer zo.
De minister heeft mij creatief en lenig genoemd, en daarvan wil ik nog een voorbeeld geven. Een verder-strekkend amendement wordt eerst in stemming gebracht, en daarna het minder verstrekkende amendement, als het eerste amendement niet is aangenomen. Wil de minister in zijn beantwoording aangeven of hij dit als een mogelijkheid ziet om het doel te bereiken dat wij in meerderheid allemaal willen bereiken, namelijk dat de kroonbenoeming niet meer in de Grondwet staat?
De heer Irrgang (SP): Voorzitter. Ik vond dat de minister een mooie vergelijking maakte. Er ligt een wetsvoorstel voor met een minder mooie buitenkant, te weten de direct gekozen burgemeester, in plaats van de door de gemeenteraad gekozen burgemeester. Daaronder ligt er echter een mooie onderlaag, te weten het schrappen van de huidige kroonbenoeming. Ik heb daarom het splitsingsvoorstel van de heer Dubbelboer meeondertekend, want daarmee kunnen wij een stap vooruitzetten op het gebied van iets waarover wij het in grote meerderheid met elkaar eens zijn, namelijk het schrappen van de kroonbenoeming uit de Grondwet.
Mevrouw Özütok (GroenLinks): Voorzitter. Ik vind het jammer dat een poging om de voorstellen wat meer levensvatbaar en duurzaam te maken niet door de minister wordt gesteund. Ik moet vaststellen dat de minister meer verstand heeft van kunst.
Minister Pechtold: Voorzitter. Degene die onlangs iets vergelijkbaars kreeg toegevoegd, zei: dat vind ik een compliment.
Voorzitter, 72% van de Nederlandse bevolking wil het. De CDA-fractie gelooft erin. De geschiedenis, onder andere Vermeer, laat zien dat het vroeger ook mogelijk was, want toen hadden wij gekozen burgemeesters in dit land. Dat alles, mijnheer Eerdmans, doet mij beseffen dat wij natuurlijk op een risicovol pad zitten. Als je voorstander bent van de direct door de bevolking gekozen burgemeester, dan neem je niet iets voor lief wat er wellicht op lijkt, maar het bij lange na niet haalt. Dan liever nog maar eventjes flink doorwerken en volgend jaar de kiezers tegemoet treden en hen laten zien dat een zaak die wij van groot belang achten, het wellicht waard is, je stemgedrag aan te passen. Enkele grote partijen, waarvan ik weet dat dit voorstel intern tot de nodige discussies heeft geleid, houden inmiddels al enkele jaren vol dat dit een belangrijk punt is. Ik verwijs naar het debat dat daarover binnen de CDA-fractie gevoerd is. Ook de VVD-fractie heeft diverse commissies gehad, waarin een standpunt gerijpt is. U bent zelf bereid, daarover wellicht ook in andere bewegingen te gaan strijden. Dan vind ik dat ik als minister ook niet voor minder zou moeten gaan.
Daarom heeft het kabinet deze afspraken gemaakt, zeg ik tegen de heer Dubbelboer. Hij vraagt mij om een splitsing. Hij vraagt mij eigenlijk om een soort blind vertrouwen: wij doen het een en zien dan wat er met het andere gebeurt. Daarin ben ik toch een product van 22 maart. Het vertrouwen dat het wel goed komt, is nu juist de reden dat ik hier sta en niet de heer De Graaf. Dat vertrouwen heeft er ook toe geleid dat het kabinet vindt dat beide zaken samen goed geregeld moeten worden. Dat heeft in de afgelopen tijd onze zienswijze veranderd en het is ook de reden waarom ik niet voor een splitsingsvoorstel ben.
Ik hoop van harte dat wij met de partijen die dit kabinet ondersteunen en gelukkig inmiddels ook met andere partijen, u nog kunnen overtuigen dat dit de juiste weg is. Wat u voorstelt, wat ook achter de horizon ligt en misschien nog niet door dat schilderij heen zichtbaar is, maar voor mij al wel voelbaar, is dat u de zaken wilt houden zoals zij zijn. U wilt de raad de burgemeester laten kiezen en de stelling van dit kabinet is: dat gebeurt al zo en wat u daaraan wilt veranderen, is minimaal.
De heer Dubbelboer (PvdA): Met alle respect, zegt u nu dat 150 jaar discussie over kroonbenoeming een marginaal iets is? Dat is toch een wezenlijke stap vooruit?
Minister Pechtold: Ik denk dat ik hier als een van de weinigen uit eigen ervaring spreek. Ik weet hoe dat gaat op dit moment. Ik heb uitvoerig betoogd hoe een kroonbenoeming in de afgelopen 30 jaar is veranderd. Van iets wat echt onder de invloed geschiedde van de minister is de kroonbenoeming verworden tot een procedure waarin je solliciteert bij een gemeenteraad, waarin het balboekje beheerd wordt door de commissaris van de Koningin, waarin de minister uiteindelijk nog een vriendelijk gesprek met je voert – in mijn geval duurde het negen minuten zonder koffie – en dan komt er nog een kroonhandtekening onder je benoeming.
Dát is de realiteit van vandaag de dag. Dit kabinet kiest ervoor om door te pakken en de bevolking die dat in ruime meerderheid wil, ook invloed te geven in de benoeming van de meest belangrijke functionaris in het lokale democratische proces.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter: Ik stel voor om morgen aan het einde van de vergadering te stemmen.
Daartoe wordt besloten.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.