Stemmingen in verband met het wetsvoorstel Verandering in de Grondwet, strekkende tot wijziging van de bepalingen inzake het onderwijs (28726) - Hoofdinhoud
Deze stemming(en) is onder nr. 21, pag. 961-962 toegevoegd aan wetsvoorstel 28726 - Verandering in de Grondwet, strekkende tot wijziging van de bepalingen inzake het onderwijs (samenwerkingsscholen) i.
Inhoudsopgave
Documentdatum | 28-03-2006 |
---|---|
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | HAN7967A02 |
Kenmerk | nr. 21, pag. 961-962 |
Van | Staten Generaal (SG) |
Originele document in PDF |
Sprekers
Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Verandering in de Grondwet, strekkende tot wijziging van de bepalingen inzake het onderwijs (28726).
(Zie vergadering van 7 maart 2006.)
De voorzitter: Ik heet minister Pechtold van harte welkom. Aangezien het een grondwetswijziging in tweede lezing betreft, dient het wetsvoorstel overeenkomstig artikel 137, lid 4, van de Grondwet met ten minste twee derde van het aantal uitgebrachte stemmen te worden aanvaard.
Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.
De heer Holdijk (SGP): Voorzitter. De grondwetgever van 1917 wilde de gewone formele wetgever zo min mogelijk speelruimte geven bij de uitwerking van de garantiefunctie van het openbaar onderwijs. Het wetsvoorstel waarover wij thans onze stem hebben te bepalen, is gericht op de grondwettelijke legitimering van de samenwerkingsschool, nauwkeuriger gezegd: op de mogelijkheid dat het openbaar onderwijs binnen één school kan samenwerken met het bijzonder onderwijs. Het is op zichzelf winst wanneer de legitimiteit van de samenwerkingsschool boven een grondwettelijke discussie is verheven.
De interpretatie van de voorgestelde tekst, die zijn weerslag heeft gevonden in een proeve van wet, gaat uit van het uitzonderlijke karakter van de samenwerkingsschool, welke interpretatie onze fracties tot de hunne maken. Die clausulering is tekstueel niet in de voorgestelde grondwetswijziging tot uitdrukking gebracht, maar is niettemin geldend. Zonder in dit geval ook maar een moment aan de goede bedoelingen en voornemens van het zittende kabinet te willen twijfelen, heeft de reactie, of het uitblijven daarvan van diverse fracties, die tezamen een derde van deze Kamer vormen, onze twijfel over de reikwijdte die aan het besluit tot goedkeuring van het wetsvoorstel zou kunnen worden gegeven, niet weggenomen. Derhalve vinden onze fracties geen vrijmoedigheid het wetsvoorstel te steunen, zonder daarmee de suggestie te wekken dat zij tegen de samenwerkingsschool als zodanig zijn, ongeacht de voorwaarden waaronder.
De heer Dölle (CDA): Mevrouw de voorzitter. Op tien dagen na vier jaar geleden stond ik hier ook namens de CDA-fractie, toen bij de eerste lezing van het voorstel dat nu voorligt. Wij hebben daar toen tegen gestemd en hebben daarbij gezegd dat wij eventueel bij een tweede lezing voor zouden kunnen stemmen, indien strekking en uitleg van het voorstel helderder werden. Wij zijn nu vier jaar, twee kabinetten, twee regeerakkoorden, een proeve en drie debatten verder. De uitleg die de regering thans geeft, is voor ons wat betreft de hoofdzaak helder en aannemelijk. Wij vinden ook in de opstelling van deze Kamer verder geen aanleiding desondanks tegen te stemmen. Dat is van belang omdat ook deze Kamer is uitlegger van de Grondwet. Daarom zullen wij meewerken aan deze grondwetsherziening die, in de woorden van mijn voorganger, de legitimering brengt van de samenwerkingsscholen in de Grondwet.
De voorzitter: Ik krijg net het bericht binnen dat minister Van der Hoeven onderweg is. Ik wil toch voortgaan met de stemmingen.
In stemming komt het wetsvoorstel.
De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie en de SGP tegen dit wetvoorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat het met tweedederde meerderheid is aangenomen.